zaterdag 14 februari 2009

Briljante breedsmoelkikkers

Voor €2.20 kocht ik dit weekend De Standaard. Dat ik dat wel vaker doe, zou ik willen zeggen, maar het was pas de tweede keer. Dat het me wel bevalt om De Standaard te kopen in het weekend, dat is zeker. Ik ben graag 'mee' met de dingen om me heen en ik heb het gevoel dat De Standaard mij goed informeert.

Over Tom Barman bijvoorbeeld, die zich weliswaar niet excuseert maar toch toegeeft dat hij te veel gedronken had tijdens de uitreiking van de Mia's. Heb ik al gezegd dat ik Tom Barman een Vlaamse held vind, en dat slechts ten dele vanwege de muziek die hij met dEUS (ge)maakt (heeft)? Ik vind al die heisa dan ook vooral de gemakzuchtige represaille van een breed draagvlak aan kneuterige Vlaamse 'eminenten' om een wat uit de pas lopende 'alternativo' terecht te wijzen, als had hij zich nodig naar de richtlijnen van hen, breedsmoelkikkers, moeten gedragen, die voorschrijven dat je altijd en overal rekening moet houden met de aanwezigheid van 1.5 miljoen Vlamingen in hun luie zetel.

Anne De Baetzelier wordt dan weer omroepster bij Lijst Dedecker en dat is de aanleiding voor De Standaard om een kort artikeltje met en over Derk-Jan Eppink te publiceren. Derk-Jan wordt daarin belachelijk gemaakt, zo is het, omdat hij gewezen wordt op vroegere uitspraken over BV's in de politiek die hem nu "zuur opbreken", of die hij nu toch nodig moet bijstellen. Wat hij in dat kort artikeltje op klunzige wijze probeert, maar waarin hij weinig overtuigend overkomt.

Nu moet men weten dat De Standaard en Derk-Jan ooit vriendjes waren, maar dat ze dat nu al sinds een tijdje niet meer zijn. En in datzelfde licht lijkt men het opiniestuk over Didier Reynders te moeten lezen (of naar iets dergelijks wordt in het artikel toch verwezen). Ik geloof De Standaard natuurlijk als ze stelt dat Reynders een cynische, machtsgeile egotripper is, - waarom zou die krant daarover moeten liegen? - maar veeleer dan daardoor gedegouteerd te raken door de man (alsof dát de bedoeling zou zijn) raak ik door hem gefascineerd omdat het me intrigeert dat een man als Reynders schijnbaar én slecht bestuurt én 'briljant' is. Vooral over dat 'briljant' zijn wil ik alles weten en ik wil weten waarom dat adjectief steeds op Reynders' hoofd geplakt wordt.

Misschien iets voor volgend weekend?

vrijdag 13 februari 2009

Ik ben een fan (nu ook in tekstvorm)

Beste P.,
ik ben een fan. Van uw blog en bijgevolg ook van dat deel van uw geest dat die blog van tekst (en foto's) voorziet.

Zoals u vandaag over een vogel schreef, bijvoorbeeld, of hoe u vertelt dat u bij De Slegte een stapel boeken opkocht - boeken die u gelezen hebt en die uw goedkeuring wegdragen - om ze bij gelegenheid één voor één cadeau te doen wanneer u ergens op visite gaat. Het lijkt soms net alsof ik identieke dingen zou doen, mochten ze zich op die manier in mijn leven voordoen. Dan zou ik dus ook die vogel opmerken en daar, letterlijk en figuurlijk, even bij blijven stilstaan. Of althans, dat hoop ik, ik wens het mezelf toe.

Maar misschien beter nog dan uw teksten op zich, is de continuïteit waarmee u ze schrijft. Elke dag, met name, en dat al - zo lijkt het toch - sinds jaar en dag. Daarvoor is heel wat discipline nodig, me dunkt, en het spijt me dat ik 'discipline' in geen enkele context écht een mooi woord vind, want in deze zou het dat mogen zijn. Zou u kunnen stoppen, vraag ik me ook wel eens af, maar daar voeg ik gauw aan toe dat dat zeker niet nodig is, dat stoppen. Gewoon de idee dat u morgen ophoudt: het lijkt wel of die blog met uw leven vergroeid is, zo onmogelijk lijkt het me.

Wat een geluk dus maar, roep ik vanop mijn eigen eilandje met mijn eigen hoogstpersoonlijke url. Ik hou van uw blog en lees 'm elke dag (omdat er elke dag iets te lezen ís). Ik ben ook altijd benieuwd naar wát ik te lezen zal krijgen. Misschien is ook dat van groot belang wanneer ik zeg dat ik uw blog apprecieer: u verrast mij regelmatig. En het is interessant bij u. Het mag gezegd zijn dat u daarin een uitzondering bent.

Een lofzang dus, want ik ben een fan en als ik het opschrijf blijkt dat eens te meer. Mocht ik durven, ik moedigde u aan om uw teksten te bundelen en ze naar een uitgever te brengen. Want ik beeld me in dat ik ze dan op een blauwe maandag gebundeld uit een koopjesbak van De Slegte zou kunnen opvissen en ze mijn beste vriend diezelfde avond nog cadeau zou kunnen doen. Zelf heb ik die bundel dan immers al lang gekocht.

donderdag 5 februari 2009

Beter dan dit stuk te schrijven, had ik wat gelezen

Neen, dit vind ik nu toch wel niet zo flink van mezelf: ik lees te weinig, omdat ik te veel naar muziek luister. Er liggen boeken van Murakami op me te wachten, ik moet nog stééds "On the road" uitlezen en ik probeer een boek van Alain de Botton te lezen, maar het vlot niet omdat het me niet lukt om tegelijk te lezen en naar muziek te luisteren.

Want dat is wat ik probeer. Ik wil én de muziek én de woorden in me opnemen. Daarom lees ik oppervlakkig, en dáárom lees ik tegenwoordig geen "echte" boeken meer. Humo en de krant, maar meer dus niet.

En ik lees graag nochtans. Vorige zomer stond zelfs zowat in het teken van lezen. Ik had naar die zomer uitgekeken om te kunnen lezen. Maar wat dat lezen toen anders maakte dan het dat nu is, is dat ik het toen buiten kon doen, dat ik een boek mee naar buiten kon nemen en ermee kon rondlopen, onder mijn arm, door de stad.

En een ander gegeven dat ervoor zorgt dat ik nu niet lees, is de stilte, die ik nodig heb om te kunnen lezen, die ik niet verdraag. In een park is er geritsel van bladeren, rumoer van kinderen, maar in mijn kamertje is het muisstil als ik lees en dat "kan ik niet aan" (ik moet het echt zo stellen, ja). Heel stil muziek opzetten is misschien een optie, zodat er toch iets is, ik moet experimenteren.

dinsdag 3 februari 2009

Een door mij grijs verklaard decor



Als ik 's ochtends wakker word en ik voel een onbestemde goesting door mijn armen, buik en benen stromen, dan weet ik soms heel zeker dat ik het zou moeten doen, nu ik er de leeftijd voor heb; dat ik zou moeten reizen en eens ergens anders zou moeten gaan wonen, een tijd, een jaar of meerdere jaren.

Ik kan niet naar Lali Puna luisteren zonder te verlangen naar een door mij geromantiseerd beeld van een industrieel, halfcommunistisch Berlijn. Wat ik daar dan van zie, zie ik in zwart-wit. Ik zit alleen in een kale kamer, in de kamer waarin ik woon. Mijn moeder weet niet goed waar ik ben, ze weet wel iets, maar bijzonder weinig. Zo hoort het ook.

Daar in Berlijn lijd ik een ander leven, een leven dat los staat van het leven dat ik nu lijd. Ik zie mezelf in een flits met gemillimeterd haar. Geen idee van mijn bezigheden daar. Iets onafhankelijks natuurlijk. Ik doe daar dingen die ik volledig vanzelfsprekend vind, in een leven dat mij nu nog geheel onbekend is. En dat trekt me aan. Wellicht omdat ik alles zo graag wil kunnen voorspellen en omdat die Berlijnbeelden zich amper tonen.

Ik lees over "drop-outs", maar dat is nog wat anders. Er moet poëzie achterzitten, achter dat reizen, dat in Berlijn, of in welk door mij grijsverklaard decor dan ook, verblijven. Ik zou op die plek bij wijze van spreken op twee weken tijd een boek moeten kunnen schrijven dat ik hier, waar ik woon, nooit zou kunnen schrijven. Een boek dat ik dus kan schrijven net omdat ik het niet hier, maar wel op die andere plaats schrijf, die plaats waaraan ik inspiratie, of dus poëzie ontleen.

Het zijn maar ideetjes, maar ik moet er rekening mee houden dat ik ze misschien ook ten uitvoer moet brengen. Nu ik op een punt in mijn leven beland waarop ik tegen heel wat dingen "ja" wil zeggen. Een film als "(N)iemand" vertelt een soortgelijk verhaal, weliswaar van een veertiger

maandag 2 februari 2009

Geen handrem

"Liever geen vriend dan een slechte vriend," kreeg ik ooit te horen. En de persoon die me dat zei, zag ik daarna een drietal jaar niet meer terug. Ik weet dus waar ik aan begin als ik nu geneigd ben tegen iemand te zeggen: "Ik ben niet bevriend met de handrem op. Als vriend wil ik me niet voortdurend hoeven afvragen of ik er nu al dan niet (verbaal) overga. Als vriend wil ik me kunnen ontspannen, wil ik me niet suf hoeven piekeren, wil ik de wetenschap van enige vrijheid in jouw bijzijn."

U leest het: ik ben erovergegaan en nu zit ik dus met een handrem in m'n vuist geklemd. Mijn vriendin stelt me voor de paradox dat ze me wel wilt blijven zien (want ze vindt "het", de vriendschap belangrijk), maar anderzijds moet ik me aan een aantal gedragscodes houden, tot op het moment dat zij zegt dat dat niet langer nodig is, dat ze erover is. U beseft samen met mij dat dat "erover" zijn niet voor morgen is, want wanneer ze zegt erover te zijn, zal ze nog steeds bijzonder op haar hoede zijn voor het kleinste, het minste. Zo gaan die dingen altijd.

En die paradox, die eis, die zint me dus niet helemaal, of helemaal niet. Ik ben niet bevriend met de handrem op. Zo stel ik het en zo stel ik het goed. Ik wil voluit gaan, het onderste uit de kan halen, de grenzen aftasten, en net op dat punt is het nu ook misgegaan tussen ons. Daarom geloof ik er maar zo weinig in. Daarom besef ik dat ik het, de vriendschap die ik zelf ook heel wat waard vind, beetje bij beetje aan het begraven ben.

Ik zou inschikkelijk moeten zijn, ik zou geduld moeten oefenen. Ik beloofde haar ook om dat te doen. En ik zál geduldig zijn, in het kader van de vriendschap maar ook in het kader van het experiment. Is deze vriendschap überhaupt te redden? Een cynische vraag die ik enkel stel vanuit een serieus engagement, een welgemeende wil om er iets van te maken. Is het niet cynisch dan om mij met een handrem achter te laten, en dat tot zij er weer klaar voor is?

zondag 1 februari 2009

Als hij het serieus neemt, dan ik ook

De toekomst noemen ze 'm in Humo, Maarten Inghels. Gisteren nam ik de tijd om eens een en ander over deze jongen te weten te komen. Hij is twintig en heeft al 'n biografie, maar die ga ik hier niet copypasten. Wat ik wel wil doen is even een licht werpen op de aan elkaar gelinkte feiten: twintig - dichtbundel - initiatiefnemer - literaire carrière, en hoe ik daar hoogstpersoonlijk tegenaan kijk.

Inghels, twintig en uit Antwerpen, kwam enkele dagen geleden in het nieuws naar aanleiding van "De eenzame uitvaart", een door hem en zijn vzw Kraai gecoördineerd initiatief voor "eenzaam gestorvenen". Ik juich dat initiatief toe, al denk ik in werkelijkheid gewoon "Hey, waarom ook niet?" en ben voorts enigszins onder de indruk van het sérieux waarmee Inghels als woordvoerder de vrt-journalist van dienst tewoordstond.

Met zo'n kwansuis Hollands erretje - eerder een j'tje - deed hij dat overigens, wat mij sterkte in de overtuiging dat Maarten Inghels een bijzonder serieuze jongen is, of toch iemand die er heel serieus voor wilt gaan, voor zijn zaak. En niet alleen voor zijn initiatief met vzw Kraai, bedoel ik dan. In Humo en in heel wat andere media wordt Inghels immers de toekomst genoemd naar aanleiding van zijn poëziedebuut, dat eind vorig jaar verscheen.

In de Sandwichreeks, lees ik daarover, en onder redactie van - "niemand minder dan" hoor je daar in deze context bij te denken - Gerrit Komrij. Voorts publiceerde Inghels al in De Brakke Hond, Meander magazine, en andere, wat mij andermaal sterkt in de overtuiging dat Inghels er bijzonder serieus mee bezig is. Nu bewonder ik dat en waardeer ik dat zelfs, - in feite benieuwt het me vooral met het oog op voornoemde toekomst - maar daarnaast bekruipt me ook een gevoel van enige ongein, daarnaast moet ik een grinnikje onderdrukken, want ik denk: "Dit alles kan hij toch niet menen? Het is schrijven, godbetert."

Maar ik zit ernaast en daar ben ik zeker van. Inghels meent zijn schrijven wel degelijk, zoals een homo zijn homofilie meent. En Maarten Inghels wordt een grote, en dan bedoel ik een grote grote, geen Saskia De Coster. Inghels kent immers de oeuvres van Elsschot en Claus van achter naar voor en hij vertoont die gedrevenheid, die drang en dus ook die sérieux die onontbeerlijk zijn als je in de voetsporen van zulke heren wilt treden. Hij is geen nieuwe Dimitri Verhulst, geloof ik, en zelfs geen Tom Lanoye. Ik denk dat Inghels hoger mikt en ik kijk oprecht uit naar zijn prozadebuut - oh dat klinkt bekakt - dat in 2010 verschijnt, bij Manteau nota bene, een zeer gerespecteerde uitgeverij.

(En nog een laatste alinea om u en mezelf over de streep te trekken in een poging van Maarten Inghels werkelijk een man voor de toekomst te maken.) Inghels rookt, ik heb er al foto's van gezien. Hij gelooft ook in een rol voor een stadsdichter, hij vindt dat Ramsey Nasr die rol zeer goed invult, en wilt poëzie dichter bij de mensen brengen. Ik verdenk Inghels er dan ook luidop van bijzonder intelligent te zijn, wanneer hij zijn poëzie daadwerkelijk voor een publiek gaat 'brengen'. Ja, als ik enkele maanden geleden nog skeptisch tegen deze jongen aankeek, dan is dat veranderd nadat ik hem heb "doorgelicht". En poëzie mag dan niet (meer) mijn favoriete discipline binnen de letteren zijn, naar dat prozadebuut ben ik bijzonder benieuwd.

Tot daar. Of zoals Inghels het zou zeggen: "Warme groet".