dinsdag 25 mei 2010

Het opmerkelijke verhaal van Moens

"The 6th of August 1999, my life changed. A living God held out His hand to me and I became a christian."

Dit zijn de eerste twee zinnen op de achterflap van het boek "Letters to Katrina: my first three years as a christian". Het boek is geschreven door Koen M., een man uit Leuven die ik via mijn vader ken. Zelf heb ik Koen eigenlijk voornamelijk ontmoet vóór zes mei 1999. Maar nu begin ik zijn boek, acht jaar nadat hij het schreef, en nu heb ik de inleiding gelezen. Bepaald onderhoudend.

(Toen ik Koen ontmoette maakte hij een wat verwarde indruk op mij. Hij was vijfendertig, had geen vriendin, wel een wilde baard en mijn vader zei dat hij vaak tot zes uur 's ochtends opbleef. Vooral dat laatste prikkelde uiteraard mijn verbeelding.)

Koen beschrijft hoe hij een fervent vredesactivist was toen hij in 1999 bijna paranoïde werd door de nakende oorlog in Kosovo. Koen klopte aan bij verschillende politici, maar die wuifden zijn paniek weg - nergens voor nodig. Koen dacht er anders over, hij ging in hongerstaking. Gelukkig stopten de bombardementen vooralleer Koen er het loodje bij legde.

Toch was Koen een gebroken man. Hij was zijn geloof in een vreedzame wereld kwijt. Voor hij bereid was geweest te sterven voor zijn idealen, had hij afscheid genomen van het leven dat hij had gelijd. Dat leven kon hij nu dus onmogelijk weer oppikken. Koen was aan afleiding toe of hij zou gek worden. Koen ging naar Griekenland want daar had hij zich altijd al goed gevoeld.

Op het Griekse eiland Milos volgen de bizarre gebeurtenissen zich op. Koen ontmoet herhaaldelijk een vrouw met wie hij pas begint te praten nadat ze elkaar in het midden van een nacht op het strand treffen. Hij praat acht dagen lang met haar, zo schrijft hij. De vrouw heet Katrina. Koen werd ooit verliefd op een Katárina, ook in Milos. Toeval bestaat niet.

Katrina is een christen, ze is op pelgrimstocht naar Jeruzalem. Koen en zij praten herhaaldelijk over religie. Koen is er ontvankelijk voor, hij staat overal voor open en herinnert zich zijn katholieke jeugd. Koen weet dat Goed en Kwaad bestaan. Is er een God die blijft toekijken op oorlog en geweld? Wanneer hij lukraak op een bank gaat zitten en naast zich een flyer aantreft waarop "Enigma: back to the rivers of belief" geschreven staat, gaan de poppen aan het dansen. Toeval bestaat niet.

De volgende dag zijn we zes augustus - u herinnert zich: dé dag. Voor Koen is dit sowieso niet zomaar een dag, neen, hij herdenkt de slachtoffers van de atoombom op Hiroshima, op zes augustus 1945. Koen wil mediteren om dat te herdenken en hij doet dat samen met Katrina op het dek van het schip dat hen weer naar het vaste land voert. Koen spreekt de wens uit een dolfijn te zien, maar omdat hij in een diepe meditatie verzinkt, dringen Katrina's woorden niet door wanneer zij roept dat ze een vis ziet die wel eens een dolfijn zou kunnen zijn. Wanneer Koen uit zijn meditatie ontwaakt, kijkt hij in het water en hij ziet er een regenboog in weerspiegeld. Koen interpreteert dit als een signaal van God. "Er is hoop. De wereld zal niet vergaan."

Katrina vertelt Koen dat ze een dolfijn gezien heeft. Kan geen toeval zijn, want Koen had vurig gehoopt er één te zien. Natuurlijk vindt Koen het jammer dat hij de dolfijn niet zelf gezien heeft, maar aangekomen op het vaste land krijgt Koen zijn dolfijn alsnog. Op het t-shirt van de man die zijn bagage van het schip draagt staat het woord 'dolphin' geschreven. Toeval bestaat niet.

Koen is méé, maar hij heeft het moeilijk met Jezus, die als mens tussen de mens en God instaat. Waarom, vraagt Koen zich af? Helemaal meegesleept door dit vraagstuk is Koen helder genoeg om eraan te denken dat hij naar een bankautomaat moet om geld af te halen. Zo gezegd zo gedaan, maar wanneer hij bij de bankautomaat aankomt valt zijn oog op een sticker die boven die automaat plakt. Een afbeelding van Jezus met daaronder de tekst "I am who is". Toeval bestaat niet. Als in trance probeert Koen geld uit de automaat te krijgen. Tevergeefs. Hij probeert het met nog drie andere automaten, bij geen van allen lukt het om geld af te halen. Koen begrijpt dit signaal: hij heeft geen geld nodig op de dag waarop hij definitief verzekerd wordt van het bestaan van Jezus en God.

Ik heb dit boek geleend van mijn vader, aan wie Koen het acht jaar geleden cadeau gaf. Koen heeft er een persoonlijke boodschap in geschreven, vooraan. "Bedankt voor je vriendschap die ik zeer waardeer. Jezus roept ook jou. Hij wil je lasten dragen en biedt rust, vrede en vreugde. Moge ook jij je hart openen voor die Liefde van God, die niet door een mens kan bevat worden."

Ik vraag me af hoe het intussen met Koen gaat, bijna elf jaar na zijn christening.

woensdag 19 mei 2010

Druk

(Het woordje 'druk' roept bij mij eerder een negatief gevoel op. Drukkend warrm. Drukte. Druk voelen. Bedrukt zijn. Stress en een gebrek aan tijd.)

Het komt er op aan om binnen korte tijd een bezigheid te hebben die me zodanig in beslag neemt dat ik geen tijd meer heb om na te denken. Het liefst slorpt die bezigheid me in die mate op dat ik geen enkel vrij moment meer heb. In het slechtste geval zal ik nu en dan denken dat ik maar eens aan 'onthaasting' moet gaan doen - zonder het te doen uiteraard. In een volgend stadium kan ik dan eventueel een burn-out overwegen. Als mijn arts het toelaat. Als ik tijd heb om naar mijn arts te gaan. Opeens acuut, met uitroeptekens!

("Ik heb tijd om naar de dokter te gaan! Ik moét een dokter zien! Snel!")

Het druk hebben. Moet er daarbij voorbijgegaan worden aan de notie 'druk hebben'? Mag dat geïnterpreteerd worden als 'druk voelen' of 'met een drukkend gevoel zitten'? Ik spreek als iemand die niet weet wat dat is, 'het druk hebben', en daarom blèt ik in het ijle dat 'het druk hebben' meestal een klein beetje 'vluchten' is.

Wie gelooft die drukke mensen nog?

Ik heb me de afgelopen maanden herhaaldelijk ingehouden om mensen te mailen om te vragen of we eens konden afspreken. Ik heb geprobeerd om het zelf heel druk te hebben, om de sensatie te hebben dat je geen tijd meer over hebt. Een volgeplamuurde agenda. De idee van: "Iemand heeft mij nodig? Zonde van mijn tijd." Of minder cynisch: "Wat een boeiend leven heb ik, waarin ik van het ene naar het andere loop zonder me twee minuten te hoeven vervelen."

In de eerste plaats heb ik geprobeerd om het druk te hebben om andere mensen met rust te kunnen laten, om hen zo'n beetje te kunnen vergeten. Maar ik ben mislukt in 'het druk hebben', het is niet gelukt. Ik bleef maar denken dat ik nu en dan wat tijd, wat witruimte, moest overhouden. Voornamelijk voor mezelf, maar zo liet ik andere mensen ook de kans om in dat vrije gat te duiken. Niet dat dat dikwijls gebeurde, want - hoort u me komen? - ze hadden het druk (of ze kwamen gewoon niet naar míj - kan ook natuurlijk en is absoluut niet verboden, waarom zou het?).

Ik heb het hier al eerder gezegd: ik ben Moeder Theresa. Ik heb tijd voor de mensen en zegen ze één voor één. Roger Vangheluwe had ook tijd voor de mensen. Hij maakte met iedereen een praatje. Een schouderklopje hier, een graptje daar. Maar wat heeft dat ermee te maken?

Nee, eigenlijk heeft het er wel mee te maken. Als nonnen voor het heil van de mensen bidden dan doe ik op mijn manier hetzelfde. Ik hoop dat alles goed afloopt voor de mensen, dat ze in noodgevallen geen psychiater hoeven te betalen maar gewoon bij een vriend of een familielid terecht kunnen. Dat ze er kunnen zijn voor hun kinderen. Dat ze er kunnen zijn voor hun ouders. Dat ze er kunnen zijn voor hun vrienden. Voor iemand die occasioneel beroep op hen wil doen. Want dat moet toch ook kunnen: zomaar een geliefde mailen, bellen of sms'en om te vragen of hij of zij tijd heeft, in de hoop dat hij of zij tijd máákt zonder te laten blijken dat dat een soort 'inspanning' is - dat laatste gaatje in de agenda, misschien iets verzetten, this is an emergency.

Ik hoop dat de mensen niet aan burn-outs moeten lijden. Dat hun drukke leven hun relatie niet vergalt. Dat ze hun kinderen kunnen opvoeden. Dat ze hun zieke moeder kunnen bezoeken. Dat ze altijd blijven weten waar hun hoofd staat. Dat ze zichzelf niet voorbij rennen. Dat ze niet aan de peppillen of aan het comazuipen gaan. Dat ze niet geambeteerd hoeven te zijn als ze weer eens een afspraak moeten afzeggen. Dat ze niet stiekem hoeven te hopen dat die personen die naar hun aandacht hengelen hun bestaan vergeten.

Het zal u wel niet verbazen dat ik werk noch studeer.

"Gij zult binnenkort wel anders praten, gij."

dinsdag 18 mei 2010

Parler vrai

"Of het probleem van de VRT opgelost is met het vertrek van Bracke: het blijft de vraag."

Ik hou van "parler vrai". Er wordt van Karel De Gucht gezegd dat hij aan parler vrai doet en dat is inderdaad zo. Onlangs zei hij nog dat er ook nu weer loze verkiezingsbeloftes worden gedaan en hij raadde 'ons' aan die te negeren. Dat heeft De Gucht goed gezegd denk ik dan. Maar verder gaat mijn sympathie niet. Politici zíjn niet sympathiek.

Maar bovenstaande quote komt naturlijk niet van Karel De Gucht, hij komt van Geert Buelens in de Humo van vorige week. Geert Buelens is columnist, 'mediawatcher' en weet ik wat nog allemaal. Geert Buelens doet aan parler vrai, getuige het interview in Humo. Ik ben enthousiast en hier volgt een chronologische bloemlezing van Buelens' uitspraken in dat interview:

* "Waar de ["Bracke-doctrine"] op neerkwam? Wie de wereld niet in zestien seconden kan uitleggen is niet geschikt voor de [journalistieke] stiel. Bracke was toch dé incarnatie van de versimpeling?"
* "De Wever en Bracke hebben allebei iets recalcitrants tegenover het establishment, het aura van contraire jongens - vreemd genoeg op het moment dat ze de facto zelf het establishment zijn."
* "De Wever speelt niet de underdog, hij ís zo. Daarom is hij een toppoliticus: hij kan het goed zeggen en moet het niet spelen."
* "Kijk hoe "Ter Zake" geëvolueerd is (..) "Man Bijt Hond", maar dan slecht gemaakt.
* "Ik ben zo gebeten op de VRT omdat ook de openbare omroep een commercieel medium is geworden, en daardoor hebben andere media de lat makkelijk lager kunnen leggen. Alle journalisten worden vandaag in een commercieel keurslijf gedwongen."
* "Heel wat journalisten moeten vandaag ongelooflijk hard vechten om hun werkt te kúnnen doen, daar komt het op neer; ze willen zo graag, maar ze mogen nauwelijks nog."
* Over Het Journaal: "Veel komt gewoon niet meer aan bod: complexer Europees nieuws proberen te brengen (..) is vaak een hopeloze zaak geworden. Dat kán niet, een nieuwsdienst van een openbare omroep moet een trap hoger opereren."
* Over de ontslagen bij De Morgen: "Christian Van Thillo redeneert wellicht cynisch: of een stuk geschreven is door Liesbeth Van Impe of door een onbekende stagiaire, mensen zien het verschil niet. En voorlopig geven de CIM-cijfers hem geen ongelijk."

En wie is die Buelens nu eigenlijk om dat allemaal te zeggen? Gewoon, een kritische observator die de moeite doet om het nog eens aan te kaarten en niet bang is om 'zuur' over te komen. Die Buelens heeft er nu wel de Arkprijs van het Vrije Woord mee gewonnen, een symbolische erkenning "om te verhinderen dat ideologische bekrompenheid de vrijheid van meningsuiting en denken zou inperken".

En dan nog dit:

Hebt u gisteren gekeken naar "Ter Zake" en/of "Phara" met een gast die kwam praten over het belang van Bobbejaan Schoepen? Beseft u ook dat "Dos cervezas por favor" de zomerhit van 2010 zal worden? En beseft u ook dat er achter de schermen bij "Ter Zake, "Phara" en productiehuis "deMENSEN" in de handjes geklapt wordt om zo veel aandacht en stijgende kijkcijfers?

Om het nog even met de woorden van Sam Gooris te zeggen: "Ambiance! Ambiance! Ambiance!"

En om het met nog meer eigen woordjes te zeggen: "Verkleutering. Commerce. Kijkcijfers. Brood en spelen. Teloorgang van de kritische zin in een klimaat waarin alles snel moet gaan, alles moet kunnen - anders ben je 'zuur' - en oppervlakkigehid wordt gecultiveerd.

En voor u gaat twijfelen: ik ben geen zure, ouwe man die zegt dat het vroeger beter was. Ik ben 23 en er is geen 'vroeger' in mijn leven. Dit is gewoon parler vrai, denk ik, en parler vrai is vaak cynisch, denk ik.

Boekentip: "Flat Earth News" van Nick Davies.

P.S.: ik heb de pest aan Martine Tanghe.

zaterdag 15 mei 2010

Meer Frans dan Waals

"Ik vond hem eerder een Fransman dan een Waal." Het zijn haar woorden en ik vind ze interessant, maar ze licht ze niet toe, en dan is ze weg.

Meer Fransman dan Waal, maar hij is dus een Waal. Hoe kan een Waal, een Belg, meer Fransman dan Waal zijn? Of gaat het hier enkel om een ongefundeerde en oppervlakkige perceptie van één persoon?

Maar los daarvan: hoe kan een Waal meer Fransman dan Waal zijn? Wat is dan een Fransman, en wat is een Waal? Ik zou haar moeten vragen waarom ze zei wat ze zei, want ik weet echt niet hoe een Waal van een Fransman te onderscheiden. Of liep die jongen voortdurend chauvinistisch te wezen, - een wezenlijk verschil tussen een Fransman en een Waal - maar waarover dan? Over het belang van de Franse taal en hoe goed Olivier Maingain dat belang in de Rand verdedigt? Of was hij een rattachist? Die hypothese komt misschien nog het dichtst in de buurt, ook al weet ik dat het hier louter pro forma nattevingerwerk is. Ik weet immers wel dat haar woorden op weinig berustten.

Hoe weet een Vlaming tenslotte 'wat' een Waal is en wat een Fransman? We horen het niet aan hun taal, want we herkennen geen accenten. "Nonante" is Waals, "quatre-vingt-dix" Frans, maar dat is ook maar één woordje.

Ik luister deze dagen veel naar "Passer La Frontière", de nieuwe plaat van het Luikse Eté 67. Een goeie plaat, ik zet ze graag op en vind het Frans heerlijk. De groep komt uit Luik en is bekend in Wallonië, Frankrijk en Franstalig Canada, maar ik denk niet dat één op honderd Vlamingen er al van gehoord heeft. Ik moet trouwens niet cool doen, ik ken Eté 67 ook nog maar een jaartje van naam en nu luister ik voor het eerst naar hun muziek.

En die klinkt meer Frans dan Waals. Omdat er in het Frans gezongen wordt en een mens daarom waarschijnlijk geneigd is alles voor Frans aan te nemen. Ik ken nogal wat andere Waalse bands die in het Engels zingen met zo'n dik Frans accent bij elke 'l' die ze passeren. Girls In Hawaii, Malibu Stacy, Hollywood Porn Stars. Dat is Waalse muziek. Eté 67 is Franse muziek: meer stijl, meer naturel, meer Frans.

Op hun MySpace kom ik enkele Franse artiesten tegen waardoor Eté 67 beïnvloed zegt te zijn. Alain Bashung, Louise Attaque, Miossec, Nino Ferrer, Thomas Fersen en nog een aantal bekendere namen als Noir Désir, Jacques Dutronc en Georges Brassens. Ik voeg ze toe aan mijn longlist "te beluisteren muziek" en ga een studie maken over wat Waals en wat Frans is. In muziek en in het algemeen.

dinsdag 11 mei 2010

Gregory Frateur is meer dan een zanger

"Muziekrecensenten zijn gefrustreerde muzikanten." Ik geloof dat journalist Geert Janssen deze stelling voorlegde aan Frank Vander linden in de Veto van vorige week en dat ik ze daarom in mijn hoofd heb opgeslagen. Wat Vander linden antwoordde ben ik vergeten - waarschijnlijk bevestigde hij maar nuanceerde hij ook weer - maar dat zo'n stelling mij achtervolgt tot ik erover nadenk of over schrijf is bij deze bewezen.

Geert Janssen is een goeie journalist. Hij kruipt onder mijn vel.

Ikzelf ben het bewijs dat een recensent niet noodzakelijk een gefrustreerde muzikant hoeft te zijn. Ik ben een gefrustreerde zanger, maar speel voorts geen enkel instrument. Ooit volgde ik bijna een jaar notenleer, maar daar vond ik niks aan - muziek maken was geen verlangen van mij. Niet lang daarna begon ik heel veel naar muziek te luísteren - het debuut van The Strokes, "Californication" van Red Hot Chili Peppers - en begon ik te zingen, eerst nog vals, daarna beter.

Maar ik was dus wel een gefrustreerde zanger en dat ben ik nog steeds. Ik weet namelijk niet hoe ik mijn stem moet gebruiken. Doorgaans druk ik te hard op mijn keel en adem ik niet vanuit mijn buik, zoals het zou moeten. Ik weet niet hoe dat moet, vanuit mijn buik zingenen, en als ik dat aan mijn moeder vertel rolt ze met haar ogen.

Dat maakt van mij een gefrustreerde zanger, maar het wil zeker niet zeggen dat ik als recensent vanop de zijlijn andere zangers nodeloos bekritiseer. En dan zeker niet in de recensie die ik morgen zal schrijven over het concert van Dez Mona dat ik vanavond zag in de Botanique. Gregory Frateur is één van de beste zangers die ik al live mocht zien - nationaal en internationaal. "Frateur is meer dan een zanger," zal ik schrijven. "Hij is ook een entertainer."

maandag 10 mei 2010

Zoel, de lente

Mijn laptop staat bij het raam. Het raam reflecteert bomen en een tafel vol bloemen op het scherm. Daarnet cirkelden er ook vogels op het scherm rond. Een beter bureaublad krijg ik niet meer, hoewel 'Nevermind', een tekening van de New Yorkse kunstenares Stella Im Hultberg die in werkelijkheid mijn desktop uitmaakt er ook bijzonder mag zijn.

De zomer is begonnen, iets anders zou ik niet bedenken met een blogpost. Vanachter het raam, in de zon gelegen, lees ik de Humo van vorige week, meer bepaald een interview met Frieda Van Wijck - er moet contractueel bepaald zijn dat zij vier interviews per jaar 'toestaat' aan Humo - en Karel Vereertbrugghen, een televisiemaker. Frieda en Karel komen heel goed overeen, want ze hebben dezelfde humor. Meer moet er niet achter de aanleiding voor dit interview gezocht worden - Frieda's contract buiten beschouwing gelaten natuurlijk.

Interviewer is (rv), op te maken uit de eerste zin van de inleiding tot dit interview: "Die aprildag gewaagden weerlieden van 'terrasjesweer' en 's avonds liet ik me de zoele lente welgevallen in de universiteitsstad Leuven." Met zo'n "weerlieden" weet ik genoeg, zoals ik vroeger genoeg wist wanneer er in de inleiding van een Humo-artikel al meteen pseudo-geile praat werd verkocht; dat wees steeds op een interview door Wilfried Hendrickx. Die omschreef Debby Pfaff, bijvoorbeeld, ooit als bloedmooi. Het kunnen de jaren geweest zijn, niet veel later ging Hendrickx met pensioen, of misschien was er ook die dag een zomer begonnen.

Frieda, Karel en (rv) zitten "in een brasserie op de Grote Markt" en daar ontspint zich niets dat u zich als (rv)-lezer niet zelf kan inbeelden. De inhoud van dit interview is bij deze dan ook volstrekt ondergeschikt aan de sfeer ervan, omdat mijn aandacht ergens in de vierde kolom wordt afgeleid door een gedachte die me door die sfeer wordt ingegeven. Ik wil ook een journalist zijn om dan, gezellig keuvelend in een brasserie, herinneringen aan mijn jeugd op te halen, terwijl buiten de zoele lente terrein wint en de "bloesemende meisjes" - (rv)'s woorden - het "geblader in cursussen naar een latere datum verschuiven."

Nog een geluk dat ik geen 58 ben, dat ook voor mij de zomer begonnen is en dat ik de muziek van Wayne Shorter nog te ontdekken heb.