donderdag 28 juli 2011

Zelfs als u hun muziek maar niks vindt

Dus: E. wil naar Marktrock. Hij is drummer in een groepje en neemt deel aan een wedstrijd. Hij verzamelt stemmen om zijn groepje op Marktrock te krijgen. Het lijken wel kinderen. Zijn mama mailt heel het dorp met de vraag op haar zoontje te stemmen. Onder het mom 'we willen u niet stalken' word ik gestalkt.

Ik stem op de concurrentie.

Let: ik heb zeker dertig keer op zijn groepje gestemd. Ik loods(te) hen mee naar een nipte tweede plaats. Ze moeten echter eerste worden en die droom drijft weg als ik er de ranking op nakijk. Daarom een ander mailtje met weer een vracht uitroeptekens en zinnetjes als "Zelfs als u hun muziek maar niks vindt" of "Zelfs al komt u nooit op Marktrock". Aaaargh.

Zijn we 24 of 14?

Ik stem op de concurrentie. Twee schattige meisjes van 19. Ze maken van die benen-over-elkaar-geslagen gitaarnummertjes à la Kate Nash ofzo. Een klein beetje verleidelijk natuurlijk, maar wat onnozel. Alleszins een geschikter Marktrockgroepje dan die vier te oude kinderen met hun 70's-lang haar en hun bij wijle ijle koeienblik waarachter ik joints moet vermoeden.

Ik ga toch niet naar Marktrock.

Win ze, zou ik ze zeggen, ik zou het ze wensen. Maar dat ze mij er nu maar mee met rust laten. Ik ben met andere dingen bezig.

Zoals de vraag: ben ik 24 of 14? En: waar ligt mijn seroxat?

maandag 18 juli 2011

Brasserie Nationale

Rare plek om af te spreken. Dat sowieso. Ik sta meer dan open voor wat gekkigheid, maar dit wàs eigenlijk geen gekkigheid. Het leek ernst. Luc was zich aan het bezuipen en declameerde dat er maar één Einstein is en dus zeker geen Zweistein, laat staan een Dreistein. Dat grapje had hij al vaker gemaakt. I. - die voor mij gearriveerd was - zei dat ze Luc al drie kwartier kende en hem al drie kwartier geweldig vond. Ze deed tournée generale aan de toog - "voor heel de hoek hier" -, zes mensen, waaronder ook een sjarel die niet veel later met veel lawaai van zijn kruk viel. Hij moest zwaar ondersteund worden vooralleer hij weer op die kruk neerzeeg met het bevel geen vin meer te veroeren. Ik dronk zuinig van mijn gini en moest voor een keer niet uitleggen waarom ik geen bier drink. Temidden van dit gezelschap voelde ik me warempel geen curiosum. Of jawel, natuurlijk wel. Mijn rechterbuurman, Willy - een man die je het label 'typisch' zou opplakken - drong zich in het geheel niet bij me op, wat ik apprecieerde. Het soort man uit een parallelle leefwereld, die Willy. De toog van Brasserie Nationale is op zich al een parallel universum voor de intellectuele elite waarvan ik deel uitmaak.

Willy gaat in januari op pensioen en verhuist dan naar Senegal met zijn Senegalese vriendin die - mag het verbazen? - de volle 24 jaar jonger is dan hijzelf. Hij maakte wilde gebaren waaruit ik kon afleiden dat zijn zwarte furie met haar ronde kont in staat is tot wilde seks. Ik sprak aan honderd per uur in clichés - zonder Willy te willen uitlachen - en was verbaasd over het gemak dat ik daarbij ondervond. Het ging als vanzelf en Willy vond het prachtig. Willy stond op het punt mijn beste vriend te worden en stond er op dat ik een ice tea van hem dronk.

Intussen was I. nog steeds in gesprek met Luc die ik zelf overigens ook wist te appreciëren. Hij vroeg mij het werkwoord 'être' te vervoegen, wat mij lukte. Hetzelfde voor 'avoir', wat mij eveneens lukte. Hij, op zijn beurt had hulp nodig bij 'aller'. Hij had meer een wiskundeknobbel en begon over integralen. Toen I. en ik wilden weggaan begon hij net niet te wenen. I. moest beloven dat ze nog eens zou terugkomen. Mijn rechterarm als ze het niet doet. Het zou me niet verbazen als ook ik daar nog eens terugkom, zonder twijfel dan in I.'s gezelschap. Het is van ver mijn natuurlijke habitat niet, Brasserie Nationale, maar het doét me wel iets, in tegenstelling tot heel wat andere cafés waar ik op automatische piloot wel eens kom. Brasserie Nationale is een sociologische studie waard.

We schudden handen met Luc en Willy en stonden weer op straat. In de verdomde regen nog wel en mede daarom was het volstrekt onduidelijk wat te doen of waar naartoe. Ik was op het randje van pissig, want I. was op het randje van irritant. Ik zei dat ik thuis een DVD van Christina Aguilera had liggen, I. zei dat ze een affaire heeft met een getrouwde man. Maar dat was niet wat mij bezighield toen we even later behoorlijk zoutloze seks hadden. Wel was ik wat beduusd door de bevinding dat ik, na deze aparte doch niet totaal knotsgekke avond, zonder veel innerlijk protest mijn politiek correcte principes naast me neerlegde. Een bevinding die me nu eigenlijk meer amuseert dan dat ze me achtervolgt.

zaterdag 16 juli 2011

poesleuven@gmail.com

Dat kopje omlaag, met grote ogen misschien speurend naar iets minuscuuls op de grond. In de grootst mogelijke onschuld. Er zit iets van een onpeilbare nederigheid in die blik, al kan dat niet, want een kat kent dat niet, nederigheid. Hoe het ook zij, het is een hartverscheurend beeld.

Het is zo triest dat dit katje vermist is. Ik heb haar foto gezien op een papier met een begeleidende brief van het gezin dat haar kwijt is. Het hangt aan een automaat waaruit ik regelmatig een ice tea haal. De familie hoopt dat het katje gevonden wordt, het is nog een kitten schrijven ze. Ze missen haar verschrikkelijk schrijven ze. Ik kan me dat heel concreet voorstellen. Een verstikkend gevoel.

Het katje is zwart met een witte buik en witte pootjes, maar van dat laatste ben ik niet honderd procent zeker. Als je haar gezien hebt kan je mailen naar poesleuven@gmail.com. Het papier hangt uit in de Bogaardenstraat. Ik heb er geen idee van naar waar zo'n beest in het midden van de stad zou kunnen gelopen zijn. Er zitten in die buurt wel een aantal zwerfkatten. Weten die er meer van? Dat zullen we niet te weten komen. Hoe graag zou ik dat beestje naar haar baasjes terugbrengen. Zo graag.

Ik beeld me in hoe een dochertje van een jaar of acht haar ogen rood huilt om de vermiste kat. Ik beeld me in hoe haar zus van twaalf haar probeert te troosten. Ik beeld me in hoe haar ouders op hun tanden bijten. Ik weet nog goed hoe ik me jaren geleden voelde toen onze kat eveneens vermist was. Twee volle dagen. Ik kon daar niet mee omgaan, ik wilde niks meer doen. Mijn moeder zei dat iemand haar misschien 'meegenomen' had. Ik had die persoon kunnen doodslaan. Hebben mensen er eigenlijk wel een benul van hoe een mens een kat kan missen? Geëmotioneerd schreef ik een klef afscheidsgedicht. Het scheelde niks of er was een symbolische begrafenis van gekomen.

Kom terug, katje. Kom terug.

De foto van dit katje heeft mij zachtjes in het hart geraakt. Dit grootse symbool van onschuld gaat door merg en been. Het contrast met de manipulatieve, van cynisme en opportunisme doordrongen mensenwereld is zo verschrikkelijk groot. Ik zoek in mijn leven naar een manier om die onschuld, die schoonheid, zachtheid, liefde, in mijn ontgoochelde, geslachtofferde, cynische zelf te incorporeren. Daarom kan ik, ik zou bijna zeggen, iets leren van katten. Ik kijk hoe zij dat doen, dat vredige verlangeloze leven. Ik heb hier al ooit verklaard een kat te willen zijn. Zoals ik ook eens geschreven heb dat ik Nijntje had willen bedenken om bij duizenden onschuldige peuters een gevoel van blijdschap te veroorzaken. Maar dat zal er niet van komen in mijn leven. Mooie woorden waar geen daden op zullen volgen. Of iemand zou met mooie pretentieloze oneindig onschuldige tekeningen moeten komen die ik dan van oneindig onschuldige teksten zou voorzien. Dat contrast tussen de onschuld van een kat of een baby en het gehaaide over lijken gaan van de slechte mens houdt mij geweldig bezig.

Breng die kat terug, iemand. Breng Poes terug. Stuur dat gezin een mailtje, ze hebben er - is dat al niet even hartverscheurend? - speciaal een gmailadres voor aangemaakt. Loop door de buurt van de Bogaardenstraat - bij café De Appel - en kijk uit je doppen. Vind dat beest en mail naar poesleuven@gmail.com. Oh wat zou ik die mensen graag hun kat teruggeven. Ik zou daar dingen uit mijn eigen agenda voor schrappen.

Vind dat beestje, iemand. Please.