maandag 30 april 2012

Maxicosi

"We moeten het over kinderen hebben."

Ze is 22. 22. En ze moet het over kinderen hebben. Met haar vriend. Die 22 is. 22.
Hun relatie zal stuklopen op dit thema: kinderen. Hun relatie vereist een kind. En een (ander) huis, op termijn. In dit huis valt geen licht binnen, en dat stoort. En kinderen kan je er ook niet in opvoeden.

Hij heeft wat tijd gevraagd. Om aan het idee te wennen. Kinderen. 22. Het einde van een tijdperk.
Wil hij dat? Kan hij zich überhaupt voorstellen wat dat is? Een fucking maxicosi.

Net liep ik door de stad en had ik het met hem over kinderen. Die hij tot nader order nog steeds niet heeft, nu hij 24 is. En u raadt het nooit, maar valt daar toch wel geen kind van zijn fiets met zijn hoofdje tegen een muur. Echt. En dan die akelige ene seconde stilte, wanneer de pijn doordringt. En dan het wenen, keihard. Een kind, en hoe ermee om te gaan. En hoe niet.

Met hun hoofd tegen een muur botsen en wenen, dat is een kind voor mij. Ziek zijn ook.
Ik ben de wanhopige ouder die zich afvraagt hoe hij dat kutkind - oeps, het woord floept eruit - stil moet krijgen. Ik ben de kleine jongen met de grote verantwoordelijkheid, moet een ei breken met bibberende handen.

Een kind. Twee kinderen. De crèche. Het kindermeisje. De fucking babysit. "Want we willen nog eens een avondje voor onszelf." Doodeng.

En de overbevolking, nog zoiets. Mijn moeder toont mij geboortekaartjes en ik word halvelings geacht in mijn handjes te klappen. Hoera nicht y of neef x heeft een kind. Ik gruw. Waarom?, vraag ik me af. Wat doen ze zichzelf toch aan - retorische vraag.

De mazelen. De windpokken. De inenting. De bosklassen.
Het fucking oudercontact.

Het autistische zoontje. Naar de juf ermee, naar de specialist, naar het aangepast onderwijs.
Het depressieve tienermeisje. Je kan het zo vreselijk niet bedenken of ze bestaan.
Ik ben zelf een kind geweest, ik ben het nog. En heb me nooit geëxcuseerd bij mijn ouders voor het kutkind dat ik was. Ze hebben het zelf gewild, ik niet. Ik heb hen eens gezegd dat ik het niet had gewild in hun plaats. En dat ik het zelf ook niet absoluut gehoeven had. Kind worden. Leven.
Had ik op voorhand een kijkje mogen nemen, misschien had ik wel voor iets anders gekozen dan voor het leven.

Voor je het weet ben je die ene man zonder kinderen of relatie en hebben al je vrienden jengelende kinderen die hen avond na avond thuishouden, die hen uitputten en hen tot loopbaanonderbreking dwingen. Die hen een generatieconflict cadeau doen wanneer het hen uitkomt.

Wil ik afsluiten met de volgende, uit het leven gegrepen, anekdote. Een nette, beschaafde, hoogopgeleide vrouw van 53 heeft een zoon van 17. Een zoon die hoegenaamd alle kansen heeft gehad en krijgt. Nu, deze zoon heeft zijn Paasexamens niet afgelegd. Hij ontving de in te vullen papieren, legde ze naast zich neer en ging op zijn bank liggen slapen. Hij gaf als eerste af, zijn examenbladen oningevuld. En maakt zijn moeder wanhopig, want wat heeft zij hem misdaan?
Hij staat op drie maanden van zijn middelbareschooldiploma en vindt het cool om dat in het zicht van de meet niet te behalen. Dat hij zich dat over vijf jaar zal beklagen, kan hij nog niet weten, maar zijn moeder weet dat wel en zij moet daarmee leven. Met dat kutkind.

Wat afschuwelijk. Kinderen. Wat hebben we hen misdaan en waarom willen we ze zo graag?
Helaas ken ik het antwoord.

zaterdag 28 april 2012

Besef

Ik begrijp haar perfect, het meisje dat verliefd is op de jongen op de tractor. Wie zou haar niet begrijpen? Zij is jong en ze wil wat. Een moedige jongen die in een ver land uit idealisme op een tractor kruipt. Om horizonten te verkennen. En ik schrijf dit niét om om hen te lachen, ben niet ironisch.

Hoe aantrekkelijk is de jongen met de baard op de tractor? Hij had net zo goed achter een bureau op een suf kantoor kunnen zitten. 'Ik ben verliefd,' schrijft ze onder zijn foto. Ik moet me inhouden om niet te schrijven: 'ik ook'.

Ik schrijf: 'zo cool'. Zo hoop ik ook een heel klein beetje cool te zijn. Ik herken immers de cool van de jongen op de tractor in het verre land. Waar hij een nog mooiere man wordt. De man die mijn arm uit zijn kom haalt als hij met me armworstelt.

Wat ik daar tegenover zet? Tegenover zijn drive. Tot wat is deze pummel in staat? Waartoe ben ik in staat? Niet tot het scoren van de beslissende goal. Ik sta in de verdediging en kijk de andere kant op als de spits mij dribbelt.

(Waar gaat dit over? Ben ik de schrijver geworden die te lui is om te schrijven? Ben ik enkel (nog) maar een vragensteller? Staan al mijn teksten vol vragen? Gebruik ik nooit eens een mooi woord of zinsconstructie? Bezit ik enkel het talent om onderhoudend te zijn, juist omdat ik niks zeg? Dat de lezer dat 'eigenaardig' vind. Wie ben ik om het over de lezer te hebben.)

(Tegenwoordig lijkt het halverwege het getip net alsof ik een klaagbrief schrijf. Wat nooit de bedoeling is! Het gebeurt dan gewoon, opeens. Het is een energiedip. Energie is alles. Slogans ook.)

De jongen op de tractor is de jongen in de tent en de jongen op het festival zonder slaap, waar hij leeft en jong is en geniet tot hij ouder wordt en zal denken aan die tijd, die mooie tijd, dat hij jong was en daar volop van genoot.

En de jongen aan het toetsenbord stelt zich vragen die blijven komen en die geen antwoord kennen, tot in den treure niet, waardoor hij maar blijft treuren. En al weet hij dat dat tijdverlies is, hij is tot het inzicht - oh wat een wonderbaarlijk inzicht! - gekomen dat het leven nergens heen gaat. En soms verdomd lang duurt.

Dus doet hij honing in zijn hibiscusthee, roert hij tot hij weer ontwaakt uit een vage gedachte, drinkt hij de thee en wacht op het meisje, het meisje dat wél wilde komen vanavond. Het meisje dat bevriend is met de jongen met de vage gedachten en vele vragen.

En dat is een meevaller voor de jongen. Dat moet hij goed beseffen. En dat doet hij.

donderdag 19 april 2012

Pinke

"Wat is uw favoriete dialectwoordje?"

Je zal de vraag maar eens krijgen op een sollicitatiegesprek. Ik was totaal onvoorbereid.
"Mijn favoriete dialectwoord? Euh. Pinke?"

Geen idee of dat het antwoord was dat hij wilde horen. Zelf wist ik op dat moment echter dat ik niet langer zo happig was op de job waarvoor ik kwam solliciteren. Morgen weet ik of ik 'm krijg of niet, die job, maar sowieso zal ik 'm niet aannemen. Niet vanwege dat vraagje, - of jawel, ook vanwege dat vraagje - maar vooral omdat ik nog iets anders kan krijgen en dat liever wil. Waar ze me niet naar 'pinkes' zullen vragen.

Laat ik de man bij wie ik ging solliciteren gewoon, voor de gezelligheid, Pinke noemen. Pinke. "Ie se, Pinke, ça va, man?!" "Ja zenne. Mè u?" Zo'n Pinke. Nee, het was geen intellectueel uitdagende job waarvoor ik ging solliciteren. Waarmee ik vooral niet wil zeggen dat ik neerkijk op jobs die geen hogere diploma's vereisen, ik werk zelf momenteel in een callcenter. Maar ik wil zeggen: er zijn sollicitaties en er zijn sollicitaties.

Ik ben te serieus voor Pinke. Hij zal dat zelf ook gemerkt hebben, bij de pinken - haha!, te serieus, ik? - als hij is. Pinke is immers, in tegenstelling tot mezelf, een man van het volk. Pinke doet een klapke. Pinke drinkt een bolleke. Een beetje zoals Tiny, maar dan Pinke. Tiny op de boerderij, Pinke op de lappen.

"Kom mannen, drinkt er nog ene van mij!" Zo'n Pinke. Haar nauwkeurig in de war. Onduidelijk ringetje in zijn linkeroor - waarom doen ze dat toch allemaal? En een hoody, godbetert.
Ik ben geen stijladviseur, verrevan, maar ik weet dat ik geen Pinke ben en waarom ik geen Pinke ben.

(Ik bedenk me nu dat ik ze meteen allemaal Pinke kan noemen, die onduidelijke ringetjes. Zoals ze de laatste twee jaar van de band lijken te rollen. Al dan niet in het zog van VJ Sean Dhondt.)

Ik ben te serieus. En ik geef dat toe. Ik heb daar geen probleem mee, met serieus zijn. Dat gaat mij goed af. Sterker: ik kan niet anders! Niet in het licht van de eeuwigheid.

En ik drink niet eens 'pinkes', dedju!

donderdag 5 april 2012

Hou het stil

Ik ben heel erg ons-kent-ons, speel heel graag op veilig. Als ik jou zie op spoor drie, doe ik net alsof ik je niet opmerk. Jij en ik kennen elkaar van zien, maar dat wil niet zeggen dat ik je een blik van herkenning zal gunnen. En ik zal ook niets tegen je zeggen. We zullen netjes achter elkaar de trein opstappen en ik zal - dat geef ik toe - een zuchtje van opluchting slaken als die bijna-confrontatie met jou weer achter de rug is. Daarna probeer ik elke gedachte aan jou te verdringen. En als ik mezelf met m'n bewust niet denken aan jou confronteer, maak ik me er makkelijk van af met een: past niet in mijn kraam.

En dan begin ik te huilen, om alweer andere redenen. En daarover zal ik, thuisgekomen, bloggen. Over mezelf, m'n teddybeer en andere voor jou onduidelijk ironische 'shizzle'. Ik weet wel waar ik moet zijn en met wie; ik bedoel dat ik wel weet aan wie ik mijn praatjes over mijn teddybeer verkocht krijg en aan wie niet. Die veiligheid houdt het boeltje samen. Als ik die veiligheid niet had, was ik al dood. Dat geef ik toe. Dat geef ik graag toe, zelfs. Dat moet ik toegeven, wil ik toegeven, stiekem is dat zelfs het enige waarover ik het wil hebben. Over de underdog die ik ben. Ik ik ik, maar dan in 't klein klein klein.Want ik ik ik ben maar klein klein klein. En ook heel ons-kent-ons. Zo veilig. Maar hou het stil.

Ambitie heb ik niet. Tenzij me dat goed uitkomt. Dan zal ik twee minuten ambitie tonen en me daarna weer met m'n teddybeer in een hoekje van de kale kamer verschuilen. En huilen. Omdat ik het kan. En omdat mijn vrienden me erom appreciëren. Zij noemen het zelfs een talent.

Ik ben iemand die niet met deze wereld kan omgaan. Of dat zeg ik toch en dat maak ik mezelf wijs. In werkelijkheid lijd ik bijna probleemloos een veilig burgerbestaan. Waar ik met niemand over praat. Over die discrepantie tussen mijn imaginair lijden en mijn doorsnee burgerbestaan. Als je iets van mij kan zeggen, is het wel dat ik van twee walletjes eet. Als je nog iets van mij kan zeggen dan is het dat ik de confrontatie altijd uit de weg ga. Maar hou het stil. Straks is er nog een onverlaat die me alsnog wil confronteren met wat hij 'de waarheid over mij' zal noemen. Gelukkig bloedt mijn neus nu al. Een automatisme, zo je wil.

Heb ik het al over mijn moeder, mama, gehad en de grote rol die zij in m'n leven speelt? Laat ik dat misschien, eventueel, waarschijnlijk niet, want tenslotte toch niet zo heel belangrijk maar voor een volgende keer voorbehouden. Want ik ben toch maar ik ik ik en ik ben toch maar klein klein klein, en teveel praten moet ik niet want dat doet toch zo'n pijn pijn pijn.

dinsdag 3 april 2012

Duchka

Jee, ik heb een obsessietje. (Ik heb geweldig m'n best gedaan om dat afschuwelijke woord te vermijden, maar zie, het staat er - niet toevallig als verkleinwoord.) Een obsessietje met Duchka Walraet. Ik wil alles van haar weten. Niet òver haar - eigenlijk met accent aigu, maar werkt niet meer op mijn toetsenbord -, maar vàn - zelfde probleem - haar. Ik wil het uit haar mond horen. Op YouTube kom ik wat dat betreft al redelijk aan mijn trekken, maar ik wil meer.

(Ik heb moeite om dingen (of mensen) die ik niet begrijp een plaatsje te geven. En Duchka Walraet begrijp ik nog niet voldoende. (Ja, ik wil alles en iedereen begrijpen. Iemand niet begrijpen, maakt me erg ongemakkelijk.))

Er staat een soort meeting met haar in de steigers, maar die heeft zich nog niet geconcretiseerd. Als het aan mij ligt, echter, kan daar spoedig werk van worden gemaakt. Dan neem ik gezellig een avondje vrij van mijn werk, of het kan natuurlijk ook overdag, afhankelijk van hoe het Duchka uitkomt. Afhankelijk van hoe drukbezet ze is, hoe belangrijk ze is.

In de steigers, zei ik, een meeting in de steigers. Maar dat is misschien wat voorbarig. Er is met de alomgeprezen Geert Simonis namelijk een tussenpersoon in het spel. Wat mij betreft hoeft die daar niet tussen te staan, maar hij schijnt er tussen te moeten staan omdat hij Duchka en mij kent, en ons zodoende ergens samen zou kunnen brengen. Sociale conventies, weet u. Dat zou een dineetje ofzo kunnen zijn, die gearrangeerde meeting. Of iets anders. Met Geert erbij dan, kennelijk. Maar eerlijk? Het liefst zou ik met Duchka alleen zijn. Dan kunnen we meteen alle smalltalk overslaan. Geen idee hoe zij erover denkt. Ik zal het haar eens voorleggen. Bij deze eigenlijk.

(Overigens heb ik niks maar dan ook niks tegen Geert Simonis. Hier vindt u daarvan het mooiste bewijs.)

Maar wat ik eigenlijk aanvankelijk wilde zeggen: dat ik geïntimideerd ben door haar. Door Duchka Walraet. Jee, ik ben super geïntimideerd door haar - écht. Nu al, zonder haar zelfs maar ontmoet te hebben, heb ik, met name, een tinteling in mijn rechterarm van de, euh, stress(?). Stress om Duchka Walraet te ontmoeten. Ze is zo enorm ad rem, kijk maar op YouTube. En op Twitter is ze ook heel markant. Nee, verbaal ben ik sowieso haar mindere. Mijn enige 'wapen' is mijn nietsontziende eerlijkheid. Geen woord van wat hier staat is gelogen. En ook al lopen ironie en eerlijkheid in elkaar over. Au fond is dit héél eerlijk.

(De stress om Duchka Walraet te ontmoeten. Wat zal ze van me denken? Een instant-lulletje dat maar wat staat te stamelen? Zal ik haar zo vertederend vinden als ze zich voordoet? En even vals? Ik wil het zo graag weten. Vooral dat van die valsheid.)

Mijn enige 'wapen' is mijn eerlijkheid. Die zal cruciaal zijn als ik haar ontmoet. En ik zal een mentale buffer voorzien. Ik zal een afgang incalculeren. Zodat ik er een beetje kalm onder blijf. Misschien is ze zélf heel timide als het erop aan komt? Zo benieuwd.

Als je dit leest, Duchka, leggen we de spreekwoordelijke agenda's dan eens samen om een meeting vast te leggen? Alleen als jij dat ziet zitten, natuurlijk. Doen we?
Ik weet ook niet waarom ik het zo graag wil. Misschien omdat ik het een spannend idee vind.

zondag 1 april 2012

Complimentjesdag

Ik mis je. Nog steeds. Sinds je hier weg bent is het hier niet meer hetzelfde. Er is niemand die jou kan vervangen. Die zalige avonden die we hadden. Hoe we nooit echt 100% overeenkwamen en hoe we daarvan genoten. Hoe ik me al te knus in je zetel nestelde en jij wel wilde protesteren maar dat toch maar niet deed, vanachter je bureau. Hoe er totaal niet geflirt werd.

En nu vraag je me wat ik bedoel als ik je op Facebook vertel dat je echte lach veel mooier is dan die van je smiley en dat je ogen veel te mooi zijn om zelfs je smiley maar te laten knipogen. Daarmee bedoel ik niks speciaals, maar ik zet enkel ons spel voort. Wij werken immers aan een puzzel samen, remember?

                                                                        ***

Ik mis je. Zoals je intelligent en grappig naast me zat. Waar ben je toch? Ik mailde je een lange brief die je nog niet beantwoordde. Ik dring niet aan, maar ben zeker dat je nog zal antwoorden. En dat je mijn brief leuk zal vinden. Of hij je ego zal strelen is dan weer een andere vraag.

We moesten elkaar eens wat vaker een tijdje niet zien. Dan borrelt de inspiratie altijd weer in me naar boven. Dan heb ik zin om je brieven te schrijven en te vragen hoe je ook weer de naam van je man uitspreekt.

Kom terug, niet enkel voor mij. Kom terug voor ons allemaal. Je betekent een zonnestraal aan een anders wat kleurloze hemel.

                                                                         ***

Ik mis je. Zoals je anders dan wie ik ook ken, eerlijk bent. Je zegt de gekste dingen tegen me, zoals: 'ik ben blij omdat ik met jou aan het praten ben.' Ja, dan breekt mijn hart en lijkt het wel alsof ik een dochtertje dat ik niet heb, wil doodknuffelen. Je bent een unieke persoon in mijn leven. Jij kent geen ironie, enkel oprechtheid. De grote gevoelens ga je niet uit de weg. Geen knipoogjes dan, maar wel bij al de rest. We moeten elkaar zien, en schrijven. Ik heb je mijn thuisadres gegeven en jij zou me daarop schrijven. Dat lijkt me iets te omslachtig. Misschien moet ik een webcam aanschaffen? Ik wil je zien.

                                                                          ***

Je draagt een leuk kleedje. Je vriend heeft je dat vast nog niet verteld? Nee, dat dacht ik al. Vind je het een compliment? Dat is het ook, ik prijs je goeie smaak. Want met goeie smaak heb jij beslist dit kleedje te kopen. En dat we elkaar voor de rest niet kennen, dat geeft niets. Ik vond het leuk om jou te complimenteren en kan nu met een blij gemoed gaan slapen.

                                                                          ***

Je ruikt lekker. Nee, niet naar zeep. Naar vrijheid en vrolijkheid. Nee, dat begrijp ik, hier kom ik niet mee weg. Zo'n bullshit - haha. Wat niet wegneemt dat je lekker ruikt.

                                                                          ***

Je draagt leuke botten. Waarom ik dat zeg? Zomaar, om iets te zeggen. Of ik het meen? Niet echt. Er zijn er wel meer met zo'n botten.