donderdag 3 oktober 2013

Giel heeft een droom (of is het een nachtmerrie?)

De zaak van Giel, de 15–jarige jongen uit Sint-Laureins die in India zijn droom om monnik te worden wil najagen door daar een monniksopleiding aan te vatten, doet me een beetje denken aan een soortgelijke situatie waarin ik me, ondertussen alweer 18 jaar geleden, bevond.

Ik droomde er als achtjarige van om in Walibi te gaan wonen. Maar mijn moede...r wilde daarvoor, in tegenstelling tot die van Giel, haar toestemming niet geven. Ze zei tegen mij: “Ondanks je urenlange voorbereiding gaat dat helemaal niet, Alexander. Het schooljaar is net begonnen, je bent fucking acht jaar, je zit in het derde leerjaar, eerst maak je je school af en daarna zien we wel weer.”
Om ze helemaal in de kiem te smoren heeft mijn moeder deze zaak toen bewust niet in de media gebracht. Daarom kraaide er ook geen haan naar toen ik de volgende dag gewoon weer op school verscheen.

Zelf had ik toen nog geen contacten in de media, – een woord dat ik toen niet eens kende en waarvan ik vast en zeker zou gedacht hebben dat het enkelvoud was, als in ‘de media is niet meer wat het geweest is’ – en dus stond ik machteloos tegenover de beslissing van mijn moeder. Achteraf bekeken weet ik zeker dat ik, mocht ik toch de media hebben gehaald, veel steun zou hebben gekregen van serieuze en minder serieuze mensen. Online fora of sociale media bestonden nog niet in 1995, maar een in die tijd spraakmakend tv-icoon als Jan Van Rompaey zou waarschijnlijk wel belangstelling hebben getoond voor mijn zaak, kan ik me voorstellen.

Al bij al viel het me niet eens zo zwaar om mijn droom op te geven en twee dagen na het njet van mijn moeder was ik gewoonweg vergeten dat ik er tot voor kort intens van had gedroomd om de rest van mijn leven in Walibi door te brengen. Eén keer, toen we in het eerste middelbaar met de klas een dagje naar Walibi gingen, speelde de herinnering pijnlijk op, maar even snel vervloog dat onbehaaglijke gevoel toen ik het kneusje van de klas in het oog kreeg.

Ik ben er niet trots op maar jarenlang hebben ik en een paar vrienden een klasgenoot verbaal geterroriseerd. Wij maakten deze jongen, die – hoe wil het lukken – ook Giel heette, belachelijk door hem consequent Geil te noemen. “Hoe heet jij ook weer? Jij bent Geil hé?” Zeker wanneer er meisjes in de buurt waren, was deze Giel nooit veilig.

Het zou me niet verbazen mocht Giel-de-monnik-in-spé met soortgelijke pesterijen af te rekenen hebben en dat hij daarom ons land achter zich wil laten. Kinderen kunnen erg wreed zijn voor elkaar, zegt het cliché (waar ook altijd een vorm van waarheid in zit, wat ook weer een cliché is). De Giel uit mijn klas heeft zich op zijn zestiende verjaardag verhangen in een bos. In de brief die hij naliet schreef hij onder andere dat hij het beu was om nooit geil, met kleine g, te kunnen zijn zonder (voor zichzelf en voor anderen) misverstanden te creëren.

Arme geile Giel. Het moet afschuwelijk voor hem zijn geweest.

(En nu eventjes kijken wat Google antwoordt op mijn vraag: ‘Mag een monnik soms geil zijn?’.)

Marktrock Leuven: live verslaggeving (dag 1 en 2, deel 1)

Marktrock in Leuven is al jaren een ‘vaste waarde’ (cliché nr. 1) in het ‘festivalcircuit’. Ook de editie van dit jaar zal weer een ‘hoop volk’ naar de ‘studentenstad’ (cliché nr. 2) lokken. “Meer volk dan alle pastoors van heel België samen ooit naar een benauwend achterkamertje in hun parochie hebben kunnen lokken”, maakt een van de ambi...tieuze organisatoren een ongemakkelijke opmerking. Ongemakkelijk temeer omdat de organisatie dit jaar 1.000 opzichters heeft ingeschakeld om pedofielen, pederasten en andere vieze oude (pre)gepensioneerde mannen ervan te weerhouden kinderen mee te lokken met de belofte van een lekkere calippo. K3 is dit jaar immers headliner in Leuven en naast afschuwelijke op Josje geilende studenten wordt er morgen ook een stoet baby’s, peuters, kleuters en andere ongelukjes verwacht in de ‘universiteitsstad’ (cliché nr. 3).

Gisterenavond werd de 1#§4-ste editie van het festival ‘afgetrapt’ (cliché nr. 4) door de verliezende voorrondefinalisten van Students On Stage, een concours waaraan – zoek het pleonasme in het vervolg van de zin - enkel mentaal gehandicapte studenten van de richting sociaal werk aan de Katholieke Hogeschool Leuven mochten deelnemen. De enige ‘groep’ die deze voorronde wist te overleven – overigens de enige deelnemende groep tout court – moest jammer genoeg op het laatste moment afzeggen omdat haar drummer, een schaamteloze papzak, eerder op de dag was vast komen te zitten in een Plopsalandattractie en de spoedafdeling van het Sint-Kellyziekenhuis in Waarschoot hem nog een nachtje “puur voor de fun”, aldus een cliniclown ter plaatse, op de afdeling pathologie wilde houden ter “observatie”.

Daar stonden ze dan, ontredderd, de bomma’s, bompa’s, overgrootbomma’s, overgrootbompa’s, mama’s, papa’s, pleegouders, stiefvaders en -moeders en mongole broertjes, zusjes, neefjes en nichtjes van de zestien ‘bandleden’. Allen met een iPhone 12.0 in de hand met de bedoeling het ‘concert’ - waarschijnlijk een muzikaal debacle - te filmen om daarna trots het afschuwelijk slecht in beeld gebrachte muzikale trauma op Facebook te posten; geen van allen echter ook maar een begin van een benul hebbende van hoe ze zo’n iPhone moesten gebruiken.
De zieligheid van dit tafereel stak pijnlijk hard af tegenover alles wat met wat goede wil mooi kan worden genoemd aan dit leven.

Later vandaag volgt meer verslaggeving vanop het De Laeyensplein en andere twijfelachtige hotspots in het centrum van – Wie we daar hebben? Danny Pieters! - “Tobbackograd”. Want dit wilde voornoemd voormalig N-VA-lid, oppositieleider en bedenker van de term in een vervelende spammail nog aan mij kwijt. “Als burgemeester zou ik de ‘Leuvenaars’ - en ik weet dat het een huizenhoog cliché is, maar ik kan niet beter - persoonlijk veel nauwer betrokken hebben bij de samenstelling van de Marktrockaffiche van dit jaar. Zo zou ik Les Truttes - een voorbeeld van waar Vlamingen toe in staat zijn, al dan niet in positieve zin - een prominentere plaats in de line-up hebben gegeven en had ik zeker inspanningen gedaan om enkele mislukte deelnemers aan tv-talentenjachten te overhalen om nog een keer hun zielloze covers ten berde te brengen in onze mooie stad.”

Wordt dus vervolgd (tenzij ik plots iets anders te doen heb, waar ik stiekem op hoop).

Belg van Marokkaanse afkomst vraagt geld

Het is iets waar veel blanke jongemannen wel eens per jaar mee te maken krijgen, denk ik. Een jonge ‘Marokkaan’ die om een euro komt bedelen. Ik vandaag ook weer.
Ik zit buiten op een trap een boekske te lezen als ik een groepje ‘Marokkanen’ aan de andere kant van de trap zie plaatsnemen. Ik word daar verder niet door afgeleid, hoogstens vraag ik me even a...f waarom die gasten allemaal min of meer dezelfde pet dragen.

Ik lees rustig door tot er eentje naast mij komt staan en vraagt of ik geld heb. “Neen”, lieg ik. “Komaan, één of twee euro”, zegt hij, zonder erbij te zeggen waar hij dat geld voor nodig heeft. “Ik heb geen geld bij”, zeg ik terwijl ik rechtsta om hem fatsoenlijk aan te kunnen kijken.
“Hé, waarom staat ge zo fars recht, je? Ik ga u niet rippen ofzo.”
“Ik sta recht om beter met u te kunnen praten”, zeg ik op onverhuld verveelde toon.
“Ik ga u niet rippen ofzo. Gewoon, hebt ge één of twee euro voor mij?”
“Neen.”
“Schud mijn hand.”
Dat doe ik.
Dan draait hij zich om.

Ik heb mij gedragen als een mietje, besef ik. Ik had eigenlijk moeten vragen waarvoor hij mijn geld nodig had. Maar ik wilde een gesprek daarover niet aangaan, ik wilde het zo kort mogelijk houden. Van vragen komen antwoorden en weer nieuwe vragen. Beide partijen hadden niet de intentie om te verbroederen. Hij had (mijn) geld nodig, ik had niks van hem nodig. Dat zijn vijfkoppige posse tien meter verderop stond te lummelen, zorgde er nog meer voor dat ik wilde dat hij snel wegging. En van nature ben ik een bangerik. Ik denk altijd dat ik slaag ga krijgen van mensen die een oppervlakkige reden hebben om mij niet leuk vinden.

Nog nooit heb ik trouwens zelf op straat een onbekende om geld gevraagd zonder er bij te zeggen wat ik met dat geld van plan was. Ik stond eens aan een broodautomaat en had precies genoeg kleingeld bij, maar liet tien cent door een gleuf vallen en vroeg toen aan een voorbijganger of hij toevallig tien cent kon missen om mij te helpen. Dat was transparant. Die mens had daar geen enkel probleem mee en gaf mij gauw het nodige geld.

Ik zal een onbekende nooit om geld vragen zonder er bij te zeggen waarvoor ik het ga gebruiken, ik vind dat niet normaal. Dat is ook niet normaal.

Overigens zat er 20 euro en 45 cent in mijn portefeuille.

Hoe ik gratis naar Walibi ging

Ik had het al meermaals Romazigeuners zien doen – ik noem zomaar een volk, ’t is niet persoonlijk bedoeld – en dacht dan telkens bij mezelf: wel goed bekeken om op die manier wat centen te verzamelen, veinzend dat je geld ophaalt voor een hulporganisatie.

Ik verduidelijk mezelf. Het was mooi weer vorige donderdag en ik dacht: ik heb veel tijd, waarom zou ik dit wee...kend eens niet naar Walibi gaan? Alleen: ik had slechts een zeer beperkt budget daarvoor en wilde dat liever niet aanspreken. Toch wilde ik niet bij voorbaat afzien van mijn uitstapje, enkel vanwege mijn lege portemonnee en ik broedde op een plan om eventueel gratis tot aan het pretpark (en eventueel ook gratis binnen) te geraken. De Weerwolf, de Cobra, de Dalton Terror – de verlokkingen waren legio.

Ik ging naar buiten (om na te denken over hoe ik zo goedkoop mogelijk naar Walibi zou geraken) en liep door willekeurige straten, op zoek naar willekeurige banken om onwillekeurig in het zonnetje* te zitten en niet in de schaduw, toen ik zo’n gebrekkig Nederlands bazelende ‘Romazigeuner’ tegen het lijf liep. Hij had een mapje bij zich met daarin zo’n beduimeld papier waarop je steeds je naam alsook het bedrag moet schrijven dat je (maandelijks) wil doneren aan de liefdadigheidsinstelling waar de betreffende Romazigeuner melding van maakt – in dit geval Handicap International, het officiële logo prijkte bovenaan het weinig geloofwaardig aandoende document.
Ik bedankte de Romazigeuner beleefd voor zijn gemakzuchtige uitnodiging om “toe joero” te schenken en vertelde dat ik online meer informatie over Handicap International wilde inwinnen alvorens mij zomaar aan deze organisatie te verbinden. De Romazigeuner was niet blij met dat antwoord en droop af zonder verder nog iets te zeggen.

Echter, hij had mij op een idee gebracht en ik bedacht me dat dergelijk dubieus geronsel mij misschien ook wat zakgeld zou kunnen opleveren; om naar Walibi te kunnen gaan, bijvoorbeeld. Maar al even snel realiseerde ik me dat ik niet zomaar op straat kon gaan pretenderen dat ik voor Handicap International (of een andere hulporganisatie) werkte, al was het maar om de praktische reden dat ik nu meteen cash wilde hebben en niet een schriftelijke toezegging dat meneer x en mevrouw y een bepaald bedrag op een bepaalde rekening zou storten. Bovendien was een dergelijke leugenachtige praktijk ook in strijd met mijn ‘ethische principes’. Ik moest het anders aanpakken, ik had al een idee.

Nauwelijks een uur later stond ik in een kaki hemd en korte broek in een winkelstraat met wafels te leuren. “Dag mevrouw, ik ben van de scouts en wij doen een inzamelactie..” – u kent dat wel. Het was belachelijk belachelijk, als zoiets bestaat, en echt totaal ongeloofwaardig omdat ik daar helemaal alleen stond want er verder in de wijde omtrek geen scoutslid te bespeuren viel. Het ‘kaki’ hemd - de klassieke scoutsuitrusting, ik moet er van kotsen – was eigenlijk ook niet heel erg kaki, eerder beige, en de wafels – amper twaalf stuks - had ik gewoon achterin de snoepkast van mijn moeder gevonden. Het plausibele argument dat ik misschien ook een beetje te oud was om nog tot een scoutsgroep te behoren, had ik voor mijn eigen gemak genegeerd en ook over het eigenlijke doel van mijn geldinzamelactie had ik niet op voorhand nagedacht. Iets met kinderen in Afrika, improviseerde ik. Kinderen doen het altijd goed was mijn redenering.

De wafels – echt de meest banale wafels die je kan vinden - kostten 3,5 euro per stuk, had ik bepaald, want als ik ze alle twaalf verkocht zou krijgen had ik 42 euro verdiend, net genoeg om een trein- en toegangsticket voor Walibi te kunnen betalen en ter plaatse nog een wafel te kunnen eten.

En vraag me niet hoe het gelukt is maar ik verkocht ze allemaal en zaterdag ging ik naar Walibi. Het was een wonderlijke dag.

* de zon is een ster met een massa van zo’n zo'n 1,989 × 1030 kg, zegt Wikipedia. 'Zonnetje' is dus misplaatst.

"Is dit ook het einde van onze Facebookrelatie?"

Michel Houellebecq schrijft goeie boeken, maar toen ik daarnet in het park zijn ‘Mogelijkheid van een eiland’ zat te lezen werd ik toch afgeleid door iets dat ik nog veel interessanter vond: de immer onvoorspelbare werkelijkheid.

Drie meisjes van ongeveer 15 jaar zaten op een bank. Eentje van hen was net gedumpt en las voor uit de sms-conversatie ...die ze daarover nog met haar (ex-)lief had gehad. (Waarom de relatie op de klippen was gelopen kon ik niet meer achterhalen, maar zowel de jongen als zijzelf leken er spijt van te hebben.)
Luistervinkt u even graag als ik?

“Hier schrijft hij dat hij denkt dat het beter is als we niet meer samen zijn. Ik stuur terug: waarom? Hij stuurt dan dat hij dat niet in een sms kan zeggen. Ik stuur: kom het dan zeggen in mijn gezicht. Hij stuurt dat hij nu niet kan komen.”

Ze leest dit voor op een meewarig toontje en haar twee vriendinnen snuiven van minachting. Het gedumpte meisje gaat door.

“Ik was dan beginnen wenen en ik had niks meer gestuurd en toen stuurde hij dat hij het zelf kei erg vond. Ik stuurde dan: waarom wilt ge het dan uitmaken? En hij stuurde dat hij dacht dat het beter was zo. Ik begon toen nog harder te wenen, maar hij bleef nog sturen.”

En nu wordt het (echt) interessant, want in zijn volgende sms’je bleek de jongen te vragen of alle gemeenschappelijke foto’s nu van Facebook moesten worden verwijderd en of de relatiestatus weer naar ‘vrijgezel’ moest worden veranderd; of het daar nu al het 'goede moment' voor was; hoe ze dat gingen oplossen. Want zo eenvoudig is het niet, inderdaad. Al die gemeenschappelijke foto’s van gedeeld geluk – wat ermee te doen in een dergelijke situatie? Voor je het weet draait de administratieve mallemolen overuren, en dat kan je dan wel missen, als je verdrinkt in luduvudu.

“Ik heb dan gestuurd dat we beter direct onze relatiestatus konden aanpassen”, zucht het meisje.

“Ja, duh-uh”, zegt een van haar vriendinnen.

“En hij stuurde dan dat dat oké was en dat hij alle tags met zijn naam ging verwijderen van foto’s waar wij samen opstaan. Ik stuurde dan dat ik dat zelf wilde doen.”

Ik vermoed dat de jongen pas na dit sms'je besefte dat hij het écht aan het uitmaken was met zijn lief. Die relatiestatus, dat untaggen, het werd ineens wel erg definitief allemaal. Misschien stuurde hij daarom het volgende schuldbewuste berichtje, waarmee de rollen tussen de jongen (dader) en het meisje (slachtoffer) opeens leken om te draaien.

“En dan stuurt hij dat hij eigenlijk spijt heeft dat het uit is, dat hij mij echt een tof meiske vindt en dat hij alleen maar goeie herinneringen aan onze relatie overhoudt. En hij schrijft dat ik zeker snel een nieuwe vriend zal hebben..”
Een what the fuck-toontje is hier niet van de lucht. Ogen rollen en wenkbrauwen fronsen.

“Hij schrijft dat hij zeker tijd gaat nodig hebben om dit te verwerken en dat ik echt niet zomaar iemand voor hem ben. Hij schrijft dat ik altijd speciaal voor hem zal blijven, niet zoals sommige andere meiskes... En dan schrijft hij dat we misschien nog eens kunnen afspreken om over alles te praten…”

Toen ben ik opgestaan en naar huis gegaan. De afloop was bekend. Tenzij het meisje pro forma koppig doet, zijn zij en haar lief volgende week weer samen. En zo wordt het ook voor hen alsnog een prachtige zomer. Oef!

Mijn onthutsende sollicitatie bij een bedrijf

Een bedrijf. ‘Een organisatie van arbeid en kapitaal’ (Wikipedia).

Een bedrijf. ‘Met de ij van eikes. Met de b van bah en van boooring. En met de ij van grijs.’ (Ik)

Gisteren ging ik solliciteren bij een Bedrijf. General Protection is de naam, een naam die doet dromen, daarover ben ik het met u eens. General Protection is op zoek naar een fleximisch...e en dynabele Junior [twee Engelse termen naar keuze] en via een uitzendkantoor belandde ikzelf dus op een mooie maandagvoormiddag tegenover de Eejtsj Aar Manager van dat Bedrijf voor een sollicitatiegesprek.

General Protection houdt zich trouwens bezig met badge- en alarmsystemen en dat wilde wel erg lukken want badge- en alarmsystemen zijn zo’n beetje alles waar ik aan denk wanneer ik nergens anders aan denk. Het zou dus wel een kans uit de duizend geweest zijn als ik daar de klantendienstmedewerker – want daar komt het uiteindelijk altijd op neer - zou kunnen worden. Een kans uit de duizend, het winnende lotje als het ware. Ik was helemaal gek geweest als ik niet voor de volle honderd procent op deze sollicitatie had ingezet.
En daar gingen we.

“Alexander, waarom ben jij de geschikte Junior [twee Engelse termen naar keuze – andere dan daarnet] voor ons bedrijf?”

“Omdat ik ’s nachts droom van badgesystemen en blokkerende deuren. Mooie dromen zijn dat. Gelukzalig wakker worden; het gevoel komt u vast bekend voor? (..)”
“Ik ben nog meer de persoon die u zoekt omdat ik het geluid van een alarmsysteem erg melodieus en universeel vind klinken. Ik word er rustig van. Ik zou eenvoudigweg kunnen stellen dat ik gepassioneerd ben door, zeg maar, uw core, euh, shizzle? Uw core business, bedoel ik. Excuseer.”

En toen zei de Eeijtsj Aar, een meisje van 27 dat ik 33 had geschat, het volgende – ik ben er nog niet van over:
“Passie en een gezonde belangstelling voor onze bezigheden zijn weliswaar meegenomen, Alexander, maar je moet begrijpen dat passie voor de job waarvoor jij solliciteert eigenlijk nauwelijks van belang is. Wij bij General Protection zijn bezig met badge- en alarmsystemen, maar om je een geheim te verklappen: de meerderheid van onze werknemers geeft geen moer om de zaken. Zelf heb ik er als klein meisje ook niet van gedroomd om in dit soort bedrijf te werken. Het had net zo goed een ander bedrijf kunnen zijn op deze site.”

Op deze site, zei ze, want we bevonden ons tot nader order in gebouw 5C op het ‘bedrijvenpark’ van Diegem, waar verder nog enkele tientallen bedrijven gevestigd zijn, ondergebracht in enkele tientallen, nauwelijks van elkaar te onderscheiden buildings, wat welbeschouwd een oersaaie aanblik van het terrein oplevert – een bedrijvenpark kortom. Maar dit allemaal terzijde.

De HR had dus gezegd dat ze net zo goed in een ander bedrijf op deze site had willen werken, ik was verbouwereerd. Had ze nu net gezegd dat ze niet oprecht geïnteresseerd is in badgesystemen? En een deel van haar collega’s evenmin? Ik begreep het niet.

Het sollicitatiegesprek ging nog wat door. Ik moest o.a. nog eens een antwoord verzinnen op de vraag waarom ik journalistiek heb gestudeerd (“Omdat ik de nieuwe Rudi Vranckx wilde worden!”) en op de tijdens sollicitatiegesprekken eeuwig terugkerende vraag naar mijn schoenmaat (“43”).
Toen kon ik weer naar huis.

Vandaag kreeg ik een mail van mijn Eejtsj Aar-meisje waarin ze schrijft dat ik, en het zijn echt waar haar woorden, ‘niet saai genoeg’ ben voor de functie. Niet saai genoeg, het staat er echt! Ik ben niet saai genoeg om bij General Protection te werken. Niet saai genoeg om de hele dag te luisteren naar de verzuchtingen van mensen die problemen hebben met hun badge- of alarmsysteem. Ze zoeken daarvoor een saaier iemand dan ik.
Ze zullen nog lang mogen zoeken, mijn gedacht!

Onverantwoord irritant

De Standaard. Onverantwoord interessant. Ik weet niet of de krant zich dat zinnetje nog steeds toe-eigent, maar als dat zo is moet haar Ombudsman, Brilsmurfje Naegels, zijn collega-journalisten dringend (nog) eens een spiegel voorhouden. Ik bots op Facebook immers op een muur van (vooral) door De Standaard geproduceerde Astrid Bryan-bagger en vind dat geen klein beetje irri...tant. De Standaard, ‘niet toevallig de standaard’, moet haar prioriteiten kennen, vind ik, en die liggen dezer dagen niet in ‘Elleej’, maar wel op o.a. het Taksim- en het Tahrirplein. Ik ben uiteraard bijlange niet de enige lezer die er zo over denkt , want “officieel meer berichten over Astrid Bryan dan over Egypte. Verwacht het onverwachte”, parafraseert een andere geërgerde lezer een tweede slogan van de krant op Facebook. Nog iemand anders voorspelt dat De Standaard lezers zal kwijtspelen als ze zo voortdoet (de ‘dagallemalisering’, that is), maar ik denk niet dat deze laatste meneer gelijk heeft. De berichten over Astrid Braaien – voortaan gewoon Nuyens - verschijnen immers voor het merendeel op de website van de krant en online worden de meest idiote artikels het vaakst aangeklikt. Dat staat bijna volledig los van de verkoop van de eigenlijke krant in de krantenwinkel.

Wat mij zelf zo stoort aan de Astrid Bryan-braggel, is de wanverhouding tussen het schijnbare belang dat door de krant aan dit onderwerp gehecht wordt, enerzijds, en de bredere context waarin De Standaard zich op het kruiperige af uitslooft om haar lezers ter wille te zijn, anderzijds. Laatst kreeg ik namelijk weer zo’n mail - het was niet de eerste - waarin de krant zich persoonlijk tot mij richt (‘Beste Alexander’) met de vraag of ik een online-enquête wilde invullen, teneinde de krant een (nog) beter inzicht te verschaffen in de werkelijke interesses van haar lezers. Enzovoort, enzovoort.

Welke mijn mening is over hun nieuwigheidje DS Avond, wilden ze met toegeknepen billetjes natuurlijk weten. I couldn’t care less, is daarop trouwens mijn antwoord. Geen idee waar dat ‘gadget’, want dat is het, goed voor is en wie daar behoefte aan heeft. (Iemand?) En hoe de nieuwssite mij nog beter zou kunnen ‘bedienen’, wilden ze ook weten. En blablabla wilden ze weten. En bla. En nog meer bla. Zo bang dat de lezer hen niet onverantwoord interessant zou vinden. De wussies.

Maar ook begrijpelijk voor een krant waarvan de makers wel beseffen dat de hachelijke spreidstand tussen infotainment en de hang naar credibiliteit stilaan een beetje te opzichtig wordt. Vooral de website van de krant doet afbreuk aan het merk De Standaard. Die website – en dan zeker de artikels die op Facebook worden gepost - getuigt immers vaak van onverantwoord en onverhuld opportunisme. Waarvoor een onverantwoord ironisch maar ludiek bedoelde hip hip hypocrietoera.

"Ik ben gaan zwemmen enzo.."

"Als ik terug naar school ga, de eerste dag, dan begint iedereen te praten over: ik ben naar Italië geweest, ik ben naar Duitsland geweest, ik ben naar Brazilië geweest; ja, en ik moet dan zeggen: ik ben gaan zwemmen enzo ..."

Iedereen lijkt de Panoramareportage ‘Arm Vlaanderen’ gezien te hebben. Ik ook. Veel mensen hebben blijkbaar (nu pas) ontdekt dat er in Vlaanderen armoede bestaat. Ik niet. Mijn moeder werkt al twintig jaar met kansarmen. Mensen die één keer per jaar met een touring car naar de zee gaan. En kinderen die nooit op reis gaan ken ik ook. Zelf ga ik (natuurlijk) wel soms op reis.

Bovenstaande uitspraak van de 11 of 12-jarige Mika heeft mij in deze reportage persoonlijk het meest getroffen. Omdat ze blootlegt dat er qua ‘speciallekes’ tijdens een vakantie wel erg grote verschillen blijken te bestaan binnen gezinnen met 12-jarige kinderen. Dat Mika het moet stellen met eens gaan zwemmen klinkt bijna lachwekkend. Kom daar eens mee af op 1 september. Waar moet je dan kruipen als het logisch-obligate “waar ben je tijdens de vakantie naartoe geweest?”-vraagje de kring rond gaat? Dat moet serieus aankomen, kan ik me inbeelden. Is het de taak van een leerkracht om op dit soort momenten rekening te houden met Mika’s situatie? Moeilijk te zeggen. Maar er mag wel over nagedacht worden. Nu wordt daar wellicht niet bij stilgestaan omdat de gemiddelde leerkracht zelf ook op vakantie is geweest tijdens de zomer en dat onnadenkend als een evidentie voor elk gezin beschouwt.

BEGOEDE BURGERS

Ik heb zelf altijd de luxe gehad om me niet te hoeven storen aan andermans verhalen over verre reizen. Ik reis niet speciaal graag noch hoef ik tal van steden of andere bezienswaardigheden op onze planeet met mijn eigen ogen gezien te hebben. Daarmee is voor mij de kous af. In principe heb ik het geld om te reizen, maar ik besteed het dus liever aan andere dingen. Voor iemand die wel verre reizen wil maken maar er het geld niet voor heeft, heeft onze welvaartsmaatschappij echter een perceptieprobleem gecreëerd. De perceptie bestaat immers dat iedereen elk jaar (op z’n minst één keer) op reis kan gaan – of deze perceptie bestaat toch onder ‘begoede burgers’ met hogere diploma’s, een groep waartoe ik mezelf reken.

Deze groep mensen, ik noem ze voor het gemak maar ‘de begoede burgers’, staan er vaak te weinig bij stil dat er nog mensen zijn die niet in de mogelijkheid zijn om elk jaar op reis te gaan. Een authentieke uitspraak van een 12-jarig kansarm jongentje in een Panoramareportage mist dan zijn uitwerking niet. “Zo erg dat dit in Vlaanderen nog bestaat..”

De afgelopen twintig jaar is de evidentie van op reis gaan heel sterk toegenomen. Rondom mij heb ik mensen van alle leeftijden over luxueuze reizen horen spreken zonder dat zij het luxueuze ervan nog leken in te zien. Barcelona werd schijnbaar het equivalent van de zee, Istanbul dat van de Ardennen en het vliegtuig dat van de trein.

Mensen leken bij terugkomst van reis x al onmiddellijk weer plannen te maken voor reis y. Alsof reis x kon worden beschouwd als een afgelopen zaak die in een map kon worden geklasseerd en waarover men enkel tijdens een gesprek nog eens zou kunnen opmerken dat men daar ook geweest was, op die bestemming. En dat dat zeer de moeite was. Of net niet.

Begoede tweeverdieners gaan of gingen op 58 maar wat graag op pensioen – helemaal uitgeblust en na een burn-out, u kent dat – om eens gepensioneerd meerdere keren per jaar aan het reizen te gaan. Waren zij eerst bekaf en er helemaal onderdoor door hun job, vonden zij plots de energie om jetlags te overwinnen en van hot naar her te lopen in de verzengende hitte van een of andere door betrouwbare vrienden getipte bestemming.

Tijdens feestelijkheden met vrienden werd graag en uitgebreid verteld over avonturen in de townships van Zuid-Afrika, de vriendelijkheid van de mensen in Thailand, de ontluisterende klassenmaatschappij in India of het pittoreske Sint-Petersburg dat veel meer de moeite was dan Praag, wat anderen er ook over mogen beweren.

UITWISSELINGSPROJECTEN

Maar niet enkel voor de begoede, de crisis niet voelende, vijftigers en zestigers is dit van tel, ook twintigers en dertigers met een hoger diploma lijken twee, drie of vier citytrips per jaar ondertussen als een evidentie te beschouwen. Een weekendje shoppen in Barcelona is dan voor hen wat vroeger voor hun moeder een koffie op de Meir was. Een uitstapje. Themabijlages van kwaliteitskranten spelen hier op in en laten uitschijnen dat meerdere keren per jaar reizen doodnormaal is. Wat het voor heel wat mensen nochtans niet is.

Ook uitwisselingsprojecten zijn hot onder studenten en wie er het geld en de tijd voor heeft, lijkt maar een paar muisklikken of telefoontjes verwijderd te zijn van zijn studie- of vrijwilligersjaar aan een goede universiteit in een leuke Europese stad of een ontwikkelingsland in, bijvoorbeeld, Zuid-Amerika. Veel middenklasse-ouders moedigen hun kinderen daarin aan en daar is niks mis mee zolang het niet beschouwd wordt als een normaliteit. Toch lijkt dat laatste steeds meer het geval.
Eens op Erasmus gaat het dan niet zelden als volgt. Aan die universiteit in dat buitenland maakt men vrienden in een internationaal gezelschap, met wie men op zijn beurt contact wil behouden na dat studiejaar. Dat contact kan maar fatsoenlijk onderhouden worden als een van beide partijen eens per jaar de ander gaat bezoeken in zijn land van herkomst. De vrijwilliger, op zijn beurt, die een netwerk aan mensen heeft opgebouwd in het respectievelijke ontwikkelingsland, keert daar ook graag op tijd en stond naar terug voor een nieuw bezoek. En ook deze reizen worden steeds minder als exclusief beschouwd- steeds meer als vanzelfsprekend.

SCHOOLREIS

En hoewel mensen in armoede net zo weinig in contact komen met ‘de begoede burger’ als omgekeerd het geval is, toch denk ik dat zij een beter zicht hebben op het leven van de begoede burger dan de begoede burger zicht heeft op het leven van de arme. Omdat Mika  - de jongen voor wie gaan zwemmen ‘een specialleke’ is - er door zijn klasgenootjes van betere komaf dagelijks over hoort spreken, bijvoorbeeld. Ik kan voor deze Mika alleen maar hopen dat zijn leerkrachten in het middelbaar op zijn situatie zullen anticiperen wanneer deze of gene schoolreis naar Parijs of Rome wordt ingepland. Want dat reizen, dat is, volkomen begrijpelijk, een heikel onderwerp voor een 12-jarige die benieuwd is naar de wereld.

Wees niet naïef

Wees niet naïef, denk niet dat je een 'persoon' voor hen bent of dat het hen ook maar iets kan schelen.Verwacht niet dat ze je (lang) op voorhand, op een persoonlijke manier zullen verwittigen. Bereid je er op voor dat je zonder dat je het had zien aankomen het volgende in je mailbox kan vinden. Aan de vooravond van wat je dacht dat gewoon een nieuwe werkdag zou worden.

“Beste Alexander,

Wij hebben intern besloten om uw contract vanaf morgen stop te zetten en aldus niet meer te verlengen. Het is dus niet nodig dat je morgen nog komt.

Dit omwille van werkvermindering tijdens de zomermaanden.

Ik wens u verder veel succes naar de toekomst toe!

Mvg”

Dat was vorige woensdag.

Begrijp mij niet verkeerd, ik ben hierover niet bitter. Voor mij waren ‘die van het callcenter’ ook maar bordkarton. Heet gaat ‘m natuurlijk over de bruuske manier waarop ze mijn enige bron van extra inkomsten (bovenop mijn dop van 360 euro per maand) van onder mijn voetjes wegtrekken. Aan de vooravond van een nieuwe werkdag. Strakker kan je niet regisseren.

De mail is kort en zakelijk, als was hij geschreven door iemand die één keer op de gang naar mij heeft geknikt en mijn naam niet kent. De verzender is evenwel onze supervisor met wie ik, ondanks de zakelijke context, een tamelijk informeel contact onderhield. In de mail ben ik eerst ‘u’, daarna ‘je’ en dan weer ‘u’. Verwarrend, dat geschipper tussen formeel en minder formeel. Vooral als ik in ogenschouw neem dat ik op een gemiddelde werkdag door dezelfde persoon met een flukse ‘eeeey’ begroet werd.

En dan is er ook die laatste zin en dat uitroepteken. Clichématiger kan je het niet verzinnen, ten eerste, maar dat bedek ik zelfs graag met de mantel der liefde (ik had niet beter van haar verwacht). Dat de zin grammaticaal onjuist is stoort me evenmin. Het is dat uitroepteken dat de zaak verpest. Wil ze me feliciteren met mijn verjaardag misschien? Ben ik cum laude afgestudeerd en ontvang ik daarvoor een dikke proficiat? Neen. Ik heb integendeel net de mededeling gekregen dat ik mijn job – een flutjobke, weliswaar, maar wel een job - kwijt ben, in het volle besef dat zomaar een nieuwe vinden waarschijnlijk weer geen evidentie zal zijn en in de realiteit waarin ik met 360 euro per maand niet toekom in een wereld waarin ik al 290 plus overige kosten betaal voor mijn kot.

Ik beklaag mij nergens over, ik stel alleen maar vast.