vrijdag 2 november 2007

Dilbeek/Strombeek

Op dat moment borrelt de genegenheid in me op, als een stroom warm water, enkel en alleen omdat ik weet dat ze op me wachten en van me houden. In de kamer ernaast doen mindere goden hun ding - mindere goden doen dat wel vaker, 'hun ding' - en ik weet dat ik me geen zorgen hoef te maken. Ergens, jazeker, zit ik gebeiteld.

Ik had twee opeenvolgende dromen over te laat komen en met lede ogen moeten aanzien hoe me ontglipt wat ik wilde hebben. In een van die dromen was het mijn vader die ik niet te pakken kreeg. Ik reikte mijn hand uit naar de man, maar hij zette het op een lopen. Als een gek. Ik ging achter 'm aan, tot iemand van de ordehandhaving zegde dat ik de strijd beter kon staken. Dat er geen hulp meer kon baten.

In die andere droom moest ik in Dilbeek zijn, - een plek die sinds een tijd toevallig op mijn wereldkaart prijkt - maar ik had mijn agenda niet goed ingevuld en bijgevolg kwam ik hopeloos te laat. 't Is te zeggen: ik zag plots op tv een live-verslag van de gebeurtenis die ik live hoorde bij te wonen. Het was iets in een tuin met tuinstoelen. Voorts weet ik niks.

Mijn trip van vandaag - geen droom - had me bij voorbaat al tot doemdenken aangezet. Ik moest naar fuckin' Strombeek - zo zal ik die plek ook na mijn bezoek aldaar blijven noemen - en ik had opgezocht hoe ik daar moest komen. Alles ging goed, met treinen en bussen en een paar uur reizen, maar het regende wel. Toen was ik daar en vond ik het al bij al nog wel spannend, zo op een plaats waar ik in mijn leven hoogstwaarschijnlijk maar één keer zou zijn. Ver van huis, maar met een reden, dat bevredigt de mens.

Ik heb er Dez Mona geïnterviewd.

donderdag 1 november 2007

Stelten

P.-J.,
je bent een belachelijke snuiter.
Met die stelten van je, loop je erbij als een voor een vijftal percent gehandicapte. Dat zwaarwichtige dat je daarmee combineert maakt van jou het prototype van een rechtenstudent, zoals het clichébeeld het wil. Je moest je nog zo'n koffertje met een viercijferige code aanschaffen, dan was alles volmaakt.

Je praat met vervelende Brabantse klanken en kreunt dan herhaaldelijk dingen als "euuuuuh" en bwààààààh". Je houdt van de Scouts en bent waarschijnlijk tegen de Chiro, of omgekeerd, en je wil zuipen zuipen zuipen, want dat ken je.
Nochtans, en nu komt de nuancerende maar, er zit vanalles in jou. Je bent een jaar naar A. geweest en daar heb je je goed weten te handhaven. Je hebt dat jaar perfect in je huidige leven ingepast en je zal nooit meer 100% Fiere Vlaming zijn.

In weze voel ik me zelf tot je aangetrokken, P.-J., het is enkel jammer dat we de deur niet van bij het begin voor elkaar geopend hebben. Nu spelen we een spel, namelijk, en wel eentje van aantrekken en afstoten. Let wel: ik hou daarvan, maar het is zeker niet zo dat mijn nieuwsgierigheid ongeveer even groot is als mijn afkeer voor jou. Het doet me nog het meest denken aan een versnipperd politiek links.

Het moest er van komen dat jij eens gezellig tegen mij probeerde te zijn. En ik ging daar natuurlijk niet op in, ik was in "mijne jemenfoutistische" die dag. Jij deed net alsof wij elkaar wel mochten, maar het ging je niet af. Je las waarschijnlijk het misprijzen in mijn ogen om al die pintjes waar jij in je lang weekend zo naar zegde uit te kijken. Ook zag je waarschijnlijk mijn nazinderende afgrijzen voor de dingen die je enkele dagen tevoren in de cafetaria, op luide toon, had geroepen. Ik had toen besloten dat jij waarlijk niet was wie ik hoopte dat je was.

Als wij straks samen op de tram zitten, dan hoop ik dit spel echter voort te kunnen zetten. Ik zal een waardige tegenstander zijn, ik ken mijn rol en zal er geen moment uitvallen. Jij zal proberen mij aan het wankelen te brengen door plots een opmerkelijke uitspraak te doen en ik zal vast ook wel eens wat milder zijn, maar al bij al zullen wij geen vrienden worden, geen denken aan. Als ik afgestudeerd ben en jij tegen dan ook, of misschien nog eerder, zullen wij elkaar tegenkomen op straat, elk in onze vertrouwde cocon en dan zullen we nog steeds onze neuzen ophalen.

Honing

Er is een enorm hoge drempel om aan het schrijven te gaan. Je moet daar tijd in willen steken en je moet daar de zin van inzien. Niet evident, of toch niet voor mij. Als ik klaar ben, ben ik blij. Als ik vind dat het goed is toch.

Ik zet een hoop komma's in mijn zinnen. Andere mensen halen die er uit voor mij. Ze snappen er ook niks van, waarom ik zo veel komma's zet. Je zou ze naar het echte leven kunnen doortrekken, denk ik dan wat elitair. Daarin probeer ik immers ook veel komma's aan te brengen, al was het maar om af en toe een rustpauze te kunnen inlassen. Ik merk dat heel wat mensen die komma's niet nodig hebben. Dat die gewoon fluitend aan nieuwe zinnen beginnen, in zwierige hoofdletters. Maar inhoudelijk valt dat tegen.

Neem nu D.: op geen :(-tje te betrappen. D. lost het op met :D's en ook wel :p's. Die laatste kende ik overigens niet. Zijn lief zal dat kennelijk wel leuk vinden, die lachende D. Of misschien is hij in haar bijzijn plots de ernst zelve (*-)). En hoe moet ik me dat dan voorstellen?

Bij nog een andere D. gaat het er net zo naturel aan toe. Doch, hij lijkt te beschikken over een iets rijker palet aan gemoedstoestanden. Soms kan hij erg ontstemd zijn en dan weet ik zeker dat zijn L. het ook geweten zal hebben. Eender welke blondine kan trouwens een lach op zijn gezicht toveren. Dat is zijn zwakke punt. Maar smooth guys zijn het allemaal. Alsof ze al een Bacheloropleiding in het cocoonen achter de rug hebben.

Wist je dat jongens vaak over meisjes praten? Dat is hen ingegeven door de natuur, zou ik durven zweren. "Meisjes zijn het leukst om over te praten," durven jongens tussen de praktijk van het over meisjes praten in, wel eens theoretisch opmerken. En dan wordt het vaak nog leuker, omdat je dat besef gedeeld hebt en daavan kan genieten. Dat staat namelijk in zekere zin wat intellectueel.

Maar vaak blijft alle leut gewoon hangen in de monden en wordt er van dat spreken geen woord in de praktijk gebracht. Een meisje is als een pot honing en jongens zijn de vliegen die om die pot vechten. Ik heb als vlieg de verkeerde ingesteldheid. Ik vind rond een pot honing vliegen namelijk allesbehalve leuk. Competitie en mannelijkheid zeggen mij slechts zeer occasioneel iets. Nee, liever dan die jagende vlieg te zijn, wil ik dat die pot honing zich plots met een sierlijke boog op mij stort, - in de praktijk onmogelijk, natuurlijk - zodat ik mijn taken kan beperken tot het werkeloos goedkeuren. Vooralsnog is er evenwel - en in dat woordje zit mijn in sarcasme verpakte verslagenheid over het heerlijke gezelschapsspel dat Liefde heet - geen enkel initiaal om die springende pot honing van mij een naam te geven.

dinsdag 30 oktober 2007

Vind

Ik kleed je uit. Met mijn woorden en mijn woorden. Met altijd maar die woorden. Je moet er maar niet op letten. Je staat al in je blootje, maar je moest er maar niet op letten. Dat ik schrijf als Arnon Grunberg. En dat ik niet meer kan stoppen. Dat ik een oudere man ben dan dat ik zou willen. En dat ik zijn trui draag en dat ik daar zelf voor koos.

Je moet er maar niet op letten dat ik je in de eerste plaats als inspiratie voor een gedicht beschouw. Een gedicht dat ik overigens naar alle waarschijnlijkheid niet zal schrijven. Dat is het zowat. Wie ik ben en wat ik doe. Ik ben een ondernemer in sloopwerken. Ik sloop mensen. En dan vraag ik me af waar het verkeerd ging.

Je moet er maar niet op letten dat ik weer eens raar uit de hoek kom. Jouw hoek is de mijne niet, denk ik dan. En jij gaat weg, nog verder en verder, en ik denk 's ochtends na over wat er verkeerd ging. Ik word daar mee wakker. Al hoestend en snuivend word ik wakker. Zonder. En dan ga ik mijmeren. Dan kijk ik naar filmpjes. Dan hoop ik dat jij je hoofd om de deur steekt. Dat jij door het raam naar binnen komt vliegen. En dat je zegt dat ik mooi kan zingen. En dat je zegt dat je morgenavond komt dineren. Maar je komt niet.

En je blijft lang weg. Steeds vaker moet ik horen dat ik niet wanhopig hoor te worden. Steeds korter wordt de rest van mijn leven. En jij hebt mij steeds meer onder je knoet. Ik kom je vanavond zoeken. Ik zal niet slapen voor ik je vind.

zondag 21 oktober 2007

Decor

"In de stad kan je ook eenzaam zijn," sprak ze docerend, het ELDA-regeltje daarmee onbewust respecterend. Ze had dat zelf meegemaakt, die eenzaamheid. Ze had zelf ook wel eens een eenzame avond op haar luttele vierkante meters doorgebracht. Hoewel je het haar niet zou aangeven, had ze wel eens geweend, op zo'n avond.

Nu was het mijn beurt en ze rakelde herinneringen op. Daarbij negeerde ze schijnbaar onbewust dat zij een andere persoon was dan ikzelf. Of het leek haar niet te storen. Misschien was de monoloog die ze wilde voeren, die misschien al zo lang op haar lippen bestorven lag, gewoon te mooi om 'm te laten liggen. Misschien moést ze 'm afsteken, kon ze niet weerstaan aan de drang van die heerlijke woordenstroom.

Vanuit poëtisch oogpunt kon ik er mee leven, maar de uitspraken over "haar" tijd en het nietige dat ik daar persoonlijk mee aankon, begon me naderhand te irriteren.
Dat vond ik dan wel weer onmiddellijk jammer, omdat ik besefte dat ze het goed met me voorhad en dat ze eigenlijk niets anders wilde dan dat ik het goed zou doen en dat ze trots op me kon zijn. Als ze dat tenminste al niet was. Haar stem klonk anders, sinds een tijd; meer benieuwd en losser. Ze had met haar stem een nieuw hoofdstuk aangesneden.

Ik liet haar uitspreken, pakte mijn rugzak en liep naar buiten in de winterjas die
nu ook definitief van kapstok zou veranderen. Het was bevrijdend, met elke pas ging ik dieper ademen, ging ik meer naar mijn eigen wereld. En langzaam werden alle dingen luider en gingen auto's aan het rijden. Eindelijk zag ik weer mensen praten op straat en kon je weer van enige bezigheid spreken.

Zij zit nu in haar fauteuil en denkt aan morgen, als de dag weer begint en wat ze dan moet doen. Ik denk aan haar en hoe ze stilaan verdwijnt in een decor van poëzie dat ze zelf vorig weekend nog aan een restyle onderwierp.

zaterdag 20 oktober 2007

Scène

Troubadours. Mensen die nergens wonen. Mensen die ergens tegen een muur staan en als je met je ogen knippert staan ze daar plots niet meer. Ik zal nooit zelf zo iemand zijn, maar soms doe ik heel even m'n best en leef ik heel even in de illusie dat ik zo iemand ben.

Ik eet een hamburger en loop niet helemaal in een rechte lijn over het voetpad. Het is 18u en zaterdag. Het is veel te koud, sinds de ochtend al, en het gaat niet beter worden op korte termijn. Mijn hamburger lekt en ik hou er een serviette onder. Mijn neus is een ijsklomp en ik ben een leunende schooier tegen de metalen pilaar van een complex van een van Belgiës rijkste bedrijven. Ik denk aan mijn moeder die het misschien niet gelooft, ik denk aan niet zo heel lang geleden toen dit alles, dit mistroostige, dit zelfgekozene, nog allemaal niet nodig was.

Het is wat, een hond willen zijn. Ik las een interview met een man die niet meer kon stoppen met stappen. Hij had het in zijn koker gehaald om te gaan stappen en ondertussen kenden ze hem in zowat elke uithoek van Europa bij naam. Dat had een zekere indruk op mij gemaakt, maar ikzelf zou nooit aan zulk een tocht beginnen. Daarvoor ben ik te wispelturig. Nochtans denk ik nooit na als zou ik maar één leven hebben en dat ik daar dan het ultieme uit moet halen. Zover gaat dat niet. Maar wel wil ik non-comformistisch contrasteren met de sms'ende jonkies in het glazen miljoenencomplex, mijn hamburger etend en iets te hard spelend dat ik een clochard ben. Nu ik de kans krijg.

Het zijn zij die niets beleven die ook niets hebben om over te schrijven. Ik probeer iets geks uit om te zien of mijn vingers ervan aan het tikken gaan, zoals ik vroeger ook graag research deed op een bepaalde plek alvorens er een in scène gezet "avontuur" te beleven. Sommige mensen zijn te rationeel en hebben te veel bezigheden. Ik wil niks doen met een agenda waar niks instaat. Ik wil gewoon ergens terechtkomen, zo nu en dan, en vanaf daar weer eventjes tevreden zijn met mezelf.

donderdag 18 oktober 2007

Hand

De macht van het op een podium staan. Daarover kan ik wel meepraten.
Je hebt er die er tegenop zien. Ik niet. Ik sprak met D. en hij zei dat hij zenuwachtiger wordt naargelang het publiek omvangrijker wordt. Bij mij is het net omgekeerd.

Zet mij niet voor vijf man, dan voel ik mij bekeken. Lever mij over aan 500 mensen, ik zie geen ogen, geen afzonderlijke blikken. 500 mensen vormen één blije massa van kritiekloze lieverds! Een nulletje teveel? Nee, één te weinig!

En van dan af lullen tegen de sterren op. Zangers weten wat dat is. Ooit vul ik een Sportpaleis en laat ik iedereen uit mijn hand eten. Doch, dat is geen belofte. Een publiek moet je kunnen mennen. Tijdelijke onderwerping, daar is niks mis mee. Het is een kunst en een positieve gave. Het is een aandrang voor sommigen. Zij moeten dat positief weten aan te wenden.

Eten uit de handen van mooie mensen, dat wil toch iedereen? Ik wil eten uit de hand van het meisje dat ik bemin, ik wil de woorden uit haar mond plukken. Ik wil zelf de woorden kunnen schikken die zij in een bepaalde volgorde zet. Ik wil zekerheid, controle en liefde in en uit die mond. En daarom ook die handen. Je moet dat weten af te dwingen.

Je zou met enige zin voor woordspel ook over mis-hand-eling van het publiek kunnen spreken. Mishandeling door niet te geven wat er wordt gevraagd, door niet te betekenen wat je zou moeten betekenen. Sommige mensen staan vreselijk onterecht op podia. Het zijn zij die moeten nadenken over zichzelf en moeten werken aan zichzelf. Als eerlijke en mooie mensen zijn zij daar, net als alle anderen, toe verplicht.

Preken is ook mis-hand-eling zo u wil. Het spijt me nu al.

Ikzelf en een ander op het podium. En echtheid en eerlijkheid en schoonheid. Mensen houden daarvan. Mensen willen enkel slecht nieuws horen, maar houden evenzeer van liefde. Die moet dan niet in haat ontaarden, trouwens. Hoeft niet, dat is een verzinsel van de duivel.

Liefde met de grote L, dat willen we allemaal. Warmte voor dat hartje met die grote H, dat we menen te hebben. Zorg voor dat taaie lijf dat we elke dag weer nieuwe avonturen tegemoet slepen.

maandag 15 oktober 2007

Bijna terug, hoor!

't Is niet netjes. Dan begin ik net weer met bloggen, ga ik meteen overspelig zijn en voornamelijk bloggen op een andere site, met name de veeleer ridicule Oppendorpblog, met de kotgenoten.

Daar is 't dus een en al hilariteit, zonder lezers weliswaar, maar toch. Niks toffer dan effe te kunnen checken of P. of S. al iets op het blogje gepleurd hebben, elke dag zo.

Het maakt dat ik in een onnozele trip zit, waarin de sérieux van Alex.anders een klein beetje naar de achtergrond verzeilt. Wat voor Alex.anders namelijk begint met de observatie van iets kleins, start op Oppendorp vanuit de idee dat ik vooral niét te serieus of te patethisch of te literair of te emotioneel mag zijn. Ik heb evenwel al gemerkt dat dat best beklemmend kan werken ook.

Ik raad u trouwens helemaal niet aan die Oppendorpblog te gaan lezen. Voor alle duidelijkheid, dat is niets voor u! En ik zeg bij deze: als we over drie dagen onze eerste reactie op Oppendorp nog niet binnen hebben, dan kom ik hier opnieuw full-time mijn heil zoeken. Zeveren is immers nooit mijn eerste natuur geweest. Het is altijd maar een masker voor wat mijn personage in dit leven anders niet zou kwijt kunnen.

dinsdag 9 oktober 2007

Zingen zoals Johnny Cash

Ik denk dat ik goed bezig ben. Bart Peeters denkt dat ook over zichzelf.
Ik ga naar school, daar hou ik mijn adem in, alsof ik onderwater zwem, en als ik thuis kom adem ik heel lang en heel veel uit. Ik ben zelden zo graag thuisgekomen.

Ik kan hier zingen en lawaai maken. Mijn deur staat altijd open. Ik ben een tofke, er staat 'Wees Welkom' op mijn deur. Ik ben studentikoos. Als mijn kotgenootjes P. en/of S. dit lezen wil ik hen graag van hieruit de groeten doen. Dag P.! Dag S.! Jullie hebben de weg naar mijn blog gevonden.

Wij gaan slapen en zeggen slaapwel. Nooit was ik zo uitbundig jong als hier. In Oppendorp. Op oppendorp.blogspot.com kan u voortaan ook onze gemeenschappelijke kotblog volgen. U zal er kennelijk weinig van mezelf in terugvinden, maar laat dat geen bezwaar zijn. Wij zijn jong en gek en onstuimig, of we doen toch alsof.

Morgen maak ik enkele dingen in orde. Daar kom ik hier niet zo makkelijk toe. Wat chaotisch was, is dat nu nog meer. Tot morgen dus, de dag waarop ik orde zal scheppen. En ondertussen blijf ik zingen als Johnny Cash, terwijl de andere jongens schaterlachen door de muren heen. Of zoals The National het zingt in het heerlijke "Ada": "Ada I can hear the sound of your laugh through the wall".

zaterdag 6 oktober 2007

Te gek

DJ Mauro, u hebt me gelukkig gemaakt. Ik wil het gevoel niet kwijtspelen dat ik aan gisterenavond heb overgehouden.
Vandaag zat ik met B. en K. aan tafel, mensen van uw leeftijd, jonger zelfs, ze gedroegen zich als arrivées.
U danste als een zatte Pool. U bent een zatte Pool. U was zichzelf. Ik keek toe met open mond en was cool genoeg om te blijven dansen. U draaide uw lievelingsnummer uit het jaar 2001. "One Minute Men" van Missy Elliott. U sprak Limburgs, u komt uit Heusden. U was dronken. Misschien ook gelukkig.
U vond die ene plaat "te gek" en hield een oogje op uw apparatuur terwijl u de zaal aanmaande om uit de bol te gaan. De politie kwam u tot twee keer toe onderbreken. Zij hadden niet door dat u aan 't handelen was in gelukzaligheid en cool. Ik heb zelden iemand zo smooth weten zijn als u, gisteravond. Als u altijd zo bent, denk ik dat u bovenmenselijk bent. Ik heb het woord held of idool nog niet in de mond genomen en ik ben ook niet van plan om dat te doen. U bent een mens. En wat voor een.

Het was heldhaftig. U mende de zaal. U haalde uw beste Somnabula van onder het stof. Ik liet me ook niet onbetuigd. Het was heel leuk. Zoiets zeg ik niet snel. U zegde dat ik wist wat partyen was. U zegde dat ik soul had. Ik zegde dat u mij gelukkig maakte en ik streelde over uw harige arm.

Af en toe sms'te u. U kreeg uw wijn telkens netjes gebracht. U dronk erg veel en danste nog meer. Het was hilarisch. Het was een film die nog veel beter was dan je goede vrienden hem al hadden beschreven. U was een gespreksonderwerp, the day after. U wordt een referentie. U gaf me een moment om aan terug te denken, ergens in een saaie les, tussen stomme mensen.

Ik denk dat u niet met de auto naar huis bent gegaan. U bent vast met een meisje naar huis gegaan. Ik kan met een meisje gaan badmintonnen als ik wil. De voorzitster van de holebibeweging sprak me aan. Ze vond me een mooie jongen, en die zijn meestal homo, zei ze. Ik wil badmintonnen met holebi's én hetero's, zei ik. Ik gaf haar een kusje op het oor en vergat al mijn schroom.

donderdag 4 oktober 2007

Spoetnikservice

Nu moet u weten dat ik wel vaker, lopend langs de Pita Chef, ovengerechten afwachtend, op de trein zittend, denkend aan mijn blog, loop te peinzen wanneer ik en waarmee ik de draad weer zal oppikken.
Nu, misschien.
Met de kotgenoten is er zelfs bijna een eigen kotblog in de maak. Misschien kan u ons binnenkort bezoeken op wat dan oppendorp.blogspot.com zou gaan heten. In de gaten te houden. We zijn met zes.

Mijn internetverbinding is in orde. Ik was bijna ontroerd door het feit er mensen zitten te wachten op een post. U bent een onzichtbare vriend. Ik wil nog steeds, schrijven hoor, reken maar. Meer dan ooit misschien zelfs, al heb ik er nu gewoon veel minder de tijd voor, de nood aan.

Ik woon niet meer achter mijn computer, moet u weten. De screensaver van mijn leven, zoals vriend P. dat zo heerlijk verwoordde, zit weer even in de koelkast. Het bureaublad toont een bank om op te zitten. Niet ik, maar elke dag wel iemand. En altijd iemand anders. Ook is er een apotheek, voor keelspray ondermeer. Een viswinkel, pal onder mij, nog nooit binnen geweest. Er is een schoenmakerij, die niet opvalt. Ik noem ze enkel voor de volledigheid. En door dat alles, in dat alles, langs en naast en op dat alles lopen mensen. Ze zijn met veel, ze gaan richtingen uit. Naar links en ook, godbetert, naar rechts. Respectievelijk richting Fochplein en station. Ik kijk graag naar hen, soms ben ik één van hen. Ik moet nog steeds naar school, ja.

Het valt zo goed mee dat ik vind dat ik tijd verdaan heb, de afgelopen twee jaar. Met op de kornburger te wachten, met het afdrogen in het boerengat. Boeren komen hier enkel nog m'n mond uit, niet langer mijn straat door. Ik ben blij en bevrijd. Dag L. en E. nog een L. en J. en F.! Zielige luitjes in hun tuin. Het gras maaien op zaterdag, en waarom niet meteen ook maar op woensdag en op vrijdag. Op maandag als het uitkomt.

Ik ben blij terug te zijn. Ik ben terug blij te zíjn.

vrijdag 31 augustus 2007

3108


Neem een moment voor...onbeschaamde reclame.
Ik wil mijn favoriete plaat van de maand aanprijzen, zijnde "Ditherer" van Fog.

Afkomstig uit Minneapolis en toe aan zijn derde à vierde plaat blijft Andrew Broder altijd maar evolueren. Zijn vorige cd's klonken nog als moeilijk te detecteren ruis met Pavement-invloeden, bijvoorbeeld, maar "Ditherer" is wél hoorbaar.
En ik hoor Masters Of Reality en Modest Mouse. Alan Sparhawk en Mimi Parker van Low zingen mee op het verrukkelijke "What's Up Freaks?". Er is stoner, er is experiment, nogal veel zelfs en er zijn supercatchy nummers zoals "Inflatable Ape Pt. 3", die thuishoren in een top 10 van singles van dit jaar.

Ik moet "Ditherer" nog recenseren, dit moet zijn weg naar een goddeau-publiek vinden (een onpeilbaar begrip) en ik zou de promo speciaal aan u cadeau doen mocht ik weten dat u 'm even goed zou vinden als ik. Wordt vervolgd in het eindejaarslijstje.

Ook mooi is de nieuwe, verzamelde cd van Spinvis. Tegen alle verwachtingen in, voor mij, vreemd genoeg. Waarom ik soms stop met geïnteresseerd te zijn in een bepaalde artiest: het is me een raadsel. Vaak gebeurt dat impliciet doordat ik aanvoel dat hij doorbreekt naar een breder publiek en dat ik er dan plots tevéél over te weten kom. Zoiets.

"Goochelaars & Geesten" is echter zeer de moeite, qua staalkaart van Erik de Jongs werk. "Een Nagemaakte Gek" staat erop en daarvoor alleen al.

Nog deze week "Kala" van M.I.A. onder de loupe genomen, letterlijk bijna, en geconcludeerd dat ik, als ik het eerste glitterlaagje doorprik, nog best kan begrijpen waarom dit zo gehypet wordt. Het is echt wel fris, cool en positief. En die anti-Bushattitude enz, dat werkt wel, om het met Flip Kowlier te zeggen.
In één ruk ook "Mirrored" van Battles aan mijn oren onderworpen en alweer moeten concluderen dat ik de tweede helft van die plaat pakken minder vind dan de eerste. Ook wel omdat die eerste met nummers als "Atlas" en "Leyendecker" idioot goed is, natuurlijk. Mocht dit iets consistenter zijn over het geheel, het stond in mijn top 10. Word!

donderdag 30 augustus 2007

En dergelijke (sic)*

We zijn nog niets te weten gekomen over wat er zich achter de poorten van de versterkte burcht afspeelt. Niemand heeft de pionnen de toestemming gegeven een woord te lossen over wat er gaande is. The lips are sealed at all times.

We hebben het over politiek. Op hoog niveau. Belangrijk. Staatsbelang.
We hebben het over sport. Over verwachtingen. Over managers en trainers. Er is veel geld in omloop.
We hebben het over de release van het nieuwste product van het product. Illegaal downloaden tegengaan enzo. Business.
Daarom moet er gezwegen worden. In alle talen. Ook in computercodes en dat soort dingen.
Alles gebeurt achter gesloten deuren. In de grootste discretie. Weg van het grote publiek. En al zeker van de duurste telelenzen. Jean-Luc D. weet wat het is om daaraan zijn broek te scheuren. Ook hij moet mee met de tijd.

Gewicht. Gemiddeld genomen wegen dingen nu veel zwaarder dan vroeger. Letterlijk als we spreken over obesitas en dergelijke. Figuurlijk als het gaat over belangen.
Gestimuleerd door terrorisme en de dreiging daarvan. Geactiveerd door populisme en het onmiskenbare effect daarvan. In de hand gewerkt door massaconsumptie en de verslaving daaraan.

*Deze tekst is zodanig geschreven dat hij ook enigszins gewichtig zou moeten overkomen. Onnozel hé ;)!

zondag 26 augustus 2007

I Like Girls In Ghent

Ik ben niet op vakantie, hoor. Als ik enkele dagen niet schrijf is dat veeleer te wijten aan een gebrek aan discipline of aan een ander aanbod van bezigheden, waarmee ik me in concreto nuttiger maak voor een zeker publiek.

Ik bedoel dat ik de afgelopen dagen ondermeer in Gent ben geweest om aldaar een interview met Thou af te nemen, en dat alweer voor het onvolprezen goddeau. Ik ben een aspirant-journalist die zijn beperkte macht misbruikt om mensen, personen, of noem het, collectieven op een voetstuk te plaatsen waarvan ik vind dat die het
verdienen. Het groepje Thou verdient zo wat aandacht, daarom kan u hier klikken.

We zaten in de achtertuin, een schamel geval van grootstadsfauna en -flora en sleepten de plastieken stoelen aan. Het was gammel, maar sympathiek en de sfeer zat er meteen wel in.
Ik ben geen goede interviewer, maar ik heb enige kennis van zaken en ik was vooral zinnens deze mensen een forum te bieden. D. en B. zijn eenvoudige mensen zonder enige allures. Wat ik enorm leuk vond is dat ze, blijkens de allochtone kinderen die ik in hun straat tegenkwam, met de buurt bekend zijn. Zouden die buren weten dat het koppel de spil uitmaakt van het enorm leuke Thou?
Het dochtertje dat tijdens het interview met Duplo kwam aandragen symboliseert kennelijk nog het best wat het precies betekent om aan rock-'n'-roll te doen in België. Achtertuingesprekken met een oploskoffie, tuinstoelen en buren die thuiskomen van hun werk in de fabriek.

Sterallure is een ziekte bedacht door een omhooggevallen Anglicaan. Ik heb ondertussen in luttele cafés gezeten met Vlaamse (en Brusselse) notoiren. Deze mensen vielen echter slechts op door het bandrecordertje dat voor hun neus op tafel lag. En daar was ik dan nog schuldig voor. Melkrock, Zeverrock, Crammerrock: eigenlijk zeggen de namen van de speelgelegenheden en de koppen van de organisatoren het allemaal. Het is sympathiek, het is onnozel, maar het is ook positief, intelligent en goedbedoeld, schattig en onschadelijk. En wat ik wel wil zeggen is dat muzikanten gemiddeld genomen beter gekleed gaan dan niet-muzikanten. Daarom allicht kleed ik mij graag zoals ik mij zou kleden als ik op een podium zou staan.

De kleine Z. zorgde ervoor dat ik misschien een klein beetje van mijn interesse voor mijn onderwerp verloor. Papa's en mama's vind je namelijk achter zowat elke gevel terug en ik was gekomen voor muzikanten en andere zottigheid. De baard van B. en het leuke, lieve stemmetje van D. bedienden me gelukkig wel enigszins, en de koffie was lekker.

Dat ik later nog een afspraak had met M. maakte dat ik sowieso geen spijt kon krijgen van mijn tijdsbesteding. Ik ben een strenge jongen en ik breng mijn tijd liever door al wachtend op wat komen zal, dan dat ik het gevoel heb dat ik dingen doe die me niets bijbrengen. Of lieg ik nu maar wat?

Mensen die er iets van kennen, vinden dat ik mijn teksten korter moet houden. Ik begrijp hen ten volle en knoop hun raad in mijn oren. Maar typen is typen en lullen is improviseren. Voor ik het weet zit ik aan het soort lengten waarvan ik enkel zelf nog de noodzaak in zie.
Wat te zeggen ook over iemand als M. die het positiefste en meest poëtische in me naar boven haalt en die me twee dagen later nog steeds met een gevoel achterlaat alsof ik nu weer zowat de cynische kabouter ben die ik in mijn natuurlijke habitat steeds opnieuw word. Zo'n M. is me dus wel wat waard en daar kan ik dus niet kort genoeg over zijn. Toch hou ik het wat haar betreft maar voor bekeken. Ik zeg u gewoon nog: positief - leuk - lachen - blijven lachen - gemeend lachen - geven om - houden van - omhelzen - zwaaien - en opnieuw afspreken met de mensen waarvan je houdt en/of iets leert. En of dat nu in Gent, in Brussel of op Zeverrock gebeurt, dat maakt dan niets meer uit.

maandag 20 augustus 2007

Verwarringen

Murakami heeft me verward. Met "Spoetnikliefde", niet mijn meest aangename literaire uitstap. Een boek over halve mensen, schimmen van mensen, Japanners met grijze en uitwisbare aspiraties. En voor het eerst kwam daar dus ergernis en ook verwarring bij kijken.

Murakami was de revelatie van enkele seizoenen geleden en werd iets later een (terechte?) hype die zowat parallel liep met die rond Dan Brown. De Japanner dweepte opzichtig met de westerse cultuur, iets wat ik persoonlijk van meet af aan lichtelijk jammer vond, maar zijn verhalen (met name "De opwindvogelkronieken") waren wel van zulk een aard dat ik de man wat graag enige onhebbelijkheden vergaf.
Ergens is het dan ook contradictoire te noemen dat net onder andere die "westerse Japanner", samen met enkele filmregiseurs en in het bijzonder het WK voetbal '02, mijn fascinatie voor het verre Oosten zo hevig aanwakkerde, maar kennelijk had dat toch te maken met de rijkdom van zijn vertelsels en de onbekendheid van zijn werelden.

Had ik geweten dat ik na "De opwindvogelkronieken" moest stoppen met Murakami lezen, ik had het gedaan. "After Dark" viel me al enorm licht uit en nu ben ik dus ook ontgoocheld door "Spoetnikliefde" en gaat Murakami echt wel aan het wankelen.
"Waar de grens van fictie en realiteit ongrijpbaar wordt" heet dat dan ongeveer op de achterflap. Ik lees dit boek als het vijfde en laatste deel in de serie HUMO- klassiekers van NU en ik mag me dus met rede de bedenking maken of dit boek wel een klassieker is. Laat "De opwindvogelkronieken" een klassieker zijn, dat is een fascinerend en enorm rijk boek, maar "Spoetnikliefde" is daarnaast toch echt vrij bleke kost.

Het zijn die personages, onder meer. Ze boeien niet, ze zijn wat kleur- en futloos. Ligt het aan mij of kan ik al niet meer op hun namen komen? Ik wilde helemaal niet per sé weten hoe dit boek zou aflopen. Tijdens het lezen dacht ik meermaals om ermee te stoppen. Dat vond ik heel jammer en omdat het niet van mijn gewoonte is, las ik door. En ook omdat de achterflap het had over "intens droevige conclusies over het leven en de liefde".
De hoofdstukken begonnen noch eindigden met markante zinnen die me aan het lezen hielden en dat kwam mijn betrokkenheid geenszins ten goede. Maar erger nog dan dat was het onaangename gevoel dat me gaandeweg tijdens het lezen bekroop. Een gevoel van eenzelfde desolatie als hetgeen werd beschreven, haast lijfelijk, zodat ik toch even dacht dat Murakami zijn doel bereikt had. En het is natuurlijk niet uitgesloten, dat Murakami mij probeerde mee te trekken in het moeras van zijn boek, maar of hij daarbij een on-aangename sensatie voor ogen had...

Ik liep een dag of twee rond met de idee dat ik maar een halve mens was, dat ik de helft van mezelf ergens in een droomwereld kwijtgeraakt was. De realiteit die in de droom overvloeit, makkelijk is anders. Murakami beschrijft een reuzenrad en een kamer, en één en dezelfde persoon is op beide plaatsen gelijktijdig aanwezig. Op dat punt raakt die persoon (uiteraard) de helft van zichzelf kwijt. Het is de helft die uit het reuzenrad komt, die in de loop van het verhaal het personage uitmaakt. De andere helft, die van de kamer, is in velden noch wegen te bespeuren. Een ander personage verdwijnt een tijdje en duikt helemaal aan het eind laconiek weer op, zonder enige vorm van verklaring. De boodschap daarachter ontgaat mij volledig. Is dat dan de metafoor voor de spoetnik, misschien? Het verwarde me.

De ik-persoon heeft geen naam en dat lijkt me terecht, want hij is werkelijk een matig, grijs figuur. Dat het verhaal door zijn ogen wordt verteld is hoegenaamd logisch, maar anderzijds amper een interessant feit. De spankracht laat op zich wachten, gedurende het lezen, en blijft uiteindelijk geheel weg. Het genot van "De opwindvogelkronieken" is foetsie en het is vervelend meermaals te stoten op lovende kritieken over "Spoetnikliefde". Alsof die mensen het categoriek bij het verkeerde eind hebben, alsof ik er in het geheel niks van begrepen heb of er fout op heb gereageerd. Dat laatste lijkt me hoe langer hoe minder uitgesloten, ook weer jammer genoeg.

Ik zal hoe dan ook wel uitkijken om nog eens aan een Murakami te beginnen. "Norwegian Wood" is ondertussen weer zowat verplichte kost. Mijn verre Oostenfascinatie werd mij destijds voornamelijk ingegeven door de schijnbaar zeer diepgewortelde culturele bagage die de gemiddelde Japanner en Zuid-Koreaan nog steeds met zich meezeulde, een culturele bagage die met felgewaardeerde en zeer mooie films en een overzeese lichting schrijvers en relaxatiesporten nog steeds in volle bloei bleek.
Stilaan is het bladgoud nu evenwel van het monument aan het dwarrelen en komen er barstjes in de wondere luchtbel van Murakami en de zijnen. "Spoetnikliefde" had dan weliswaar niet de intentie een vrolijk boek te zijn, toch weet Murakami me in zijn dweepdrang naar het westen voor het eerst ook echt te storen en ga ik aan het twijfelen over zijn grote klasse. Een Nobelprijs dus voor deze man? Op basis van "Spoetnikliefde" besluit ik van niet.

Een interessantere recensie over dit boek leest u onder andere hier.

vrijdag 17 augustus 2007

1708

Een top 30 bijhouden - de volledige lijst bestaat intussen al uit 47 platen die ik de aanschaf waard vind - is een klus waar veel wik en weegwerk bij komt kijken. Zo is één van de veraderlijkheden dat je steeds geneigd bent nieuwe platen te hoog in te schatten, ten koste van oudere platen die dan, zo blijkt achteraf, onterecht plaatsjes zakken.
Als je het goed wil doen blijf je die oudere platen dus ook af en toe beluisteren, zodat je rangschikking niet vertekend raakt. Deze week herontdekte ik op die manier "Sharp Teeth" van David Karsten Daniels, "Hissing Fauna" van Of Montreal, "Leaving The Nest" van Benjy Ferree en vooral het enorm beklijvende
en vreemdsoortig prachtige "Moments of Dejection or Despondency" van het Vlaamse Dez Mona. Die laatste schoot schoot zelfs van een dertiende naar een derde stek, omdat ongelooflijke nummers als "Murderer" en "Forgive My Tears" weer zo verbijsterend, uniek en geweldig klonken (die stem!!) dat ik niet anders kon dan ze een virtuele podiumplek toe te bedelen.

De vier cd's die ik hier noem zijn tevens allemaal platen die ik dit jaar voor goddeau gerecenseerd heb, en bovendien zijn het , op Dez Mona na, platen waar ik zelfs speciaal heb moeten achterzitten om er een promo van te krijgen. Ik besef uiteraard dat er een hoop cd's door de mazen van mijn net glippen, maar cd's als ook het jammerlijk genegeerde "Science" van Thomas Dybdahl en bovengenoemde vond ik toch echt wel een must om te doen, in het singer-songwritersgenre.

Qua uitsmijters geef ik vandaag nog de nieuwste worpen van Thee More Shallows ("Book Of Bad Breaks") en de Japanse Piana ("Eternal Castle") mee.
Thee More Shallows is het eerstvolgende dat ik recenseer; geen top 30 waard, maar wel in de top 47. Onze hoofdredacteur heeft mij deze in handen geduwd omdat hij vindt dat ze moet worden besproken. En Piana is gewoon een schattig, klein meisje dat enkele heel lieflijke deuntjes op plaat heeft gezet. Niet allemaal even goed, maar wel heel innemelijk en lieflijk dus. En Japan natuurlijk, aha.

Benieuwd op Radiohead nog iets uitbrengt dit jaar. Op de fansite ateaseweb.com wordt er alvast gespeculeerd dat we in november een pakje zouden kunnen verwachten. Hope so!

donderdag 16 augustus 2007

De ziekte van Blasé


Er zijn dingen waar ik niet meer van schrik. Als Marlène de Wouters te gast is in een of andere talkshow ga ik bijvoorbeeld met een bepaalde verwachting voor de tv zitten (als ik er dan al voor ga zitten, tenminste). Niemand had me echter kunnen voorbereiden op wat ik vanavond in "Zomer 2007" zag, dat (wederom geweldig leuke één-)programma dat al enkele jaren in stand wordt gehouden om Axl Peleman uit de stempellokalen te houden. Niet alleen Marlène, de freule schone, met blauw bloed in heur a'dren en een waarlijk allesovertreffend pralinewinkelgehalte, maar ook de gevierde NOS-sportverslaggever Mart Smeets was te gast. Smeets alleen kan niet de zwarte Piet worden toegespeeld, vanavond, maar ik moet toch toegeven dat ik méér van hem had verwacht, meer nuchterheid dan toch en minder fuckin' fuckin' god-ge-klaag-de fuckin' pathos.

Want het was afschuwelijk hoor. Marlène overtrof zich moeiteloos qua ridicuul sérieux, door zich het air aan te meten van een full-time mediawatcher en televisiemaakster. Haar nieuwste creatie ('programma'), getiteld "Fit naar school", ademde het soort brooddozensfeer uit die ikzelf associeer met pakweg het jaar 1998 (strikt persoonlijk) en de toon waarop ze zich een doorsnee goede moeder toonde was er werkelijk één om met een dictafoontje na te jagen. Dat het mens met een adelijke 'd' en een tennisracket is opgegroeid, is haar probleemloos vergeven, maar waar ze, voornamelijk, sinds die vreselijk hautaine etiquettegids naar toe wil, is de gewone sterveling (want zo ga je je dan toch wel even voelen) volledig onduidelijk. En erger nog: ze schijnt ook niet te genezen.

Marlène is echter peanuts als je haar vergelijkt met heren van stand als Mart Smeets en Will Tura, die in de uitzending zijn Elvis muzikaal kwam uitwuiven. Zoals boven al aangegeven weten we met Marlène immers ongeveer wat te verwachten. Dat de druk om dan, als kijker, toch nog eens je hart te kunnen ophalen aan een matige talkshow daardoor op Smeets' en Tura's schouders kwam te liggen, leek vooraf geen ontorsbare last voor de heren. Hoe ze evenwel nog meer de boot ingingen dan matroosje de Wouters, het was ronduit gênant en lichtjes angstwekkend.

"Een willekeurige nobody zouden ze met dit soort praat meteen naar een instelling verwijzen.", was het allessamenvattende zinnetje dat me ontsnapte bij het aanhoren van Smeets. Het had er meteen zitten aankomen, dacht ik achteraf wel: de manier waarop zijn boek ter sprake kwam, het emotioneel geladen kader waarin zijn heilige koe (sport: wielrennen, nvdr.) vandaag de dag verdrinkt,... Smeets was, ondanks herhaaldelijk luidkeels getuigen van wel, volgens mij geenszins zichzelf en hij ging geen klein beetje in het rood, wat betreft dat verschrikkelijke, Nederlandse "ouwehoeren". Zo kende ik de man niet en als hij in "normalen doen" toch zo blijkt te zijn, als vanavond, moet 's mans kleindochter of -zoon met haast en spoed op zoek naar een degelijk en rustig verzorgingsoordje (hoe heten die dingen daar?) om ouwe Mart in alle privacy te laten uitbollen. De man ging herhaaldelijk over zijn theewater, vanavond, over fuckin' foto's van wielrenners dan nog, en het was slechts een dure pacemaker die 'm kan rechtgehouden hebben. Ik zal nog eens op deze pagina's beweren dat Michel Wuyts erg is...

Niets getreurd, evenwel, zo dacht ik: Will Tura zou alles nog komen rechttrekken in dat übergezellige halfuurtje met Ben en Axl. De gevierde volkszanger kan (kon?) van alle Vlaamse zangers, tot voor vanavond, zowat het meest op mijn welgemeende sympathie rekenen (ik bedoel dat ik hem nog enigszins serieus nam), maar vanavond liet hij me om god weet welke reden (Elvis? zenuwen? toch een vergissing van mij?) vreselijk in de steek. Hij sprak niet zoals ik hem wilde horen spreken, hij was zichzelf niet en deed Wim Soutaer-belachelijk, hij had kortom helemaal niet de edele trekken die ik deze volkse bard ooit had toegedicht en hij verloor zich gaandeweg het "babbeltje" (vijf minuten is te kort voor een gesprek, nietwaar?) steeds meer in zijn al dan niet rollende r'en en zijn gezwollen kletspraat over rien de rien.
In het afschuwelijk misplaatste hoerenlicht van de avond kon ik het Tuurke nog enigszins vergeven, hij had schrijnender volk laten voorgaan, maar toch zal ik bij het zingen van zijn "Arme Joe" voortaan andere bijgedachten hebben, iets wat ik oprecht betreur.

Heel even schoot ik tijdens dit programma in paniek, omdat ik vreesde dat mijn eigen perceptie misschien die was van een vertroebelde geest. Die idee liet ik evenwel snel varen omdat ik merkte dat ik op andere stimuli nog wel mijn oerklassieke gedrag vertoonde. Moeten we dus spreken over een collectieve off-day van de respectieve gasten, hedenavond, of hebben we hen vanuit hun ware persoonlijkheid zien handelen en keuvelen? Het antwoord zal nooit aan het licht komen, naar dit soort kwesties wordt nooit diepgravend onderzoek gedaan, en we mogen dan ook hopen dat elk van de betrokken personen, indien hij/zij inderdaad aan een ernstige ziekte lijdt, die hem/haar redelijk tot zeer vervelend, pathetisch, oud en bekakt maakt, snel aan de beter hand is. Indien er echter de vermaarde ziekte van Blasé wordt vastgesteld bij dit gepeupelte, een mogelijkheid die ondergetekende op basis van oppervlakkige herkenning zeker niet uitsluit, mag er worden gehoopt dat zowel de Wouters, Smeets als Tura de eer aan zichzelf houden en niet meer zullen ingaan op verzoekjes om talkshows met hun prietpraat op te komen luisteren. Want de ziekte van Blasé, beste mensen, daarmee mogen wij de nog zuiveren van denken en doen niet willens nillens confronteren. Een shot heroïne zet je toch ook niet met een reeds gebruikte naald, of wel soms?

dinsdag 14 augustus 2007

Pap

Kijk, ik ben er dus zo'n echte, hé. Mijn vakantie is halfweg - school start weer op 24 september - en ik baal baal baal als een stekker als ik er nog maar aan denk dat ik slechts 40 dagen van die datum verwijderd ben. Want wat ik allemaal nog wil doen deze vakantie, het is niet min; en het is misschien nog wel meer dan wat ik al allemaal gedaan heb, want dat is ook niet min. Jongenslief, oh nee.

Een uitgebreid verslag van mijn bezigheden zou een doorsnee telefoonboek aan informatie bevatten, dus daar ga ik me hier niet aan wagen. Een kort overzicht wil ik echter wel neertypen, al was het maar om bij wijze van dagboek een beetje orde te scheppen in mijn drukke agenda en alles "een plaatsje te geven" in mijn vermoeide geest.

Komt ie!: begin juli luisterde ik nogal wat muziek, een hoofdbezigheid van me, tout court, maar vooral tijdens de vakantie ook. Begin juli was tevens een periode waarin ik liever niet veel mensen zag (heb ik altijd aan het begin van een vakantie) en dus kon je me meestal terugvinden in de beslotenheid van m'n woon- ofte slaapkamertje. Druk druk druk dat ik het had! Ik kon mezelf amper bijhouden. Ik schreef die maand een zestal recensies voor het begenadigde muziekmagazine goddeau.com (check die site in godsnaam)en ik deed geen enkel festival aan, noch maakte ik reizen met vrienden of familie, noch deed ik aan familiebezoekjes, noch ging ik op scoutskamp, noch deed ik aan vrijwilligers- dan wel betaald werk. Druk druk druk. Ik was blij dat mijn agenda voor augustus iets minder bol leek te staan.

Maar nu het dus augustus is en we zowat halfweg de maand zijn kan ik ook alweer geen pap meer zeggen. Ik verdrink in de activiteiten die ik samen met vrienden bezig. Zo zal ik deze maand niet meer op Pukkelpop, Lowlands, Feest In Het Park, Teutrock, Rimpelrock of Pukemarock geraken, omdat ik telkens tot 13u45 in m'n bed wens te blijven liggen, zo moest ik al mijn afspraakjes met vrienden-die-ik-al-super-lang-niet-meer-gezien-heb genadeloos en tot mijn vreselijke spijt "cancellen" omdat ik mij, telkens tussen 14u15 en 14u45, een hernia telefoneerde, hengelend achter een part-timevakantiejob, die ik tot op heden nog niet vond (een geluk bij een ongeluk, want zo druk als ik het heb) en ook leren voor mijn twee herexamens kwam er vooralsnog niet van, omdat ik momenteel naarstig in de tuin bezig ben, aldaar de herfstbladeren opwachtend, die rond deze tijd, of over een maand of twee, wel eens van de bomen zouden willen komen dwarrelen.

Ja, ik ga werkelijk opgelucht zijn als het schooljaar weer begint, op 24 september, zodat ik het weer wat kalmer aan kan doen. Dat lakse ritme van maandag tot vrijdag zal me goed doen en het zal kennelijk dat leuke vakantiegevoel bij me oproepen van hangmatten, tequilaatjes en zonneschijn!
Voorlopig is daar evenwel nog helemaal niks van aan en blijf ik stevig in het getouw om mijn overvolle planningen rondgemalen te krijgen. Zo moet ik hier nu ook dringend maar eens gaan afsluiten, omdat ik zo meteen alweer een tv-programma wil zien dat ik al een keer of twee gezien heb (shame on me, het is een opname van "FC De Kampioenen" uit '92) en daarna wil ik nog voor de zesde keer naar "Titanic" kijken, die wonderlijke film over die boot, die me telkens opnieuw weet te ontroeren. Ik zal wel blij zijn als ik in m'n bedje kan kruipen, want van zo'n drukke periodes als deze kan ik zo nu en dan nagenoeg geen pap meer zeggen. Pfoe!

zondag 12 augustus 2007

1208

Confronteerde ik de verdwaalde surfer (u?) gisteren nog met die twijfelachtige pannekoek van een Jo "Euforische Molsogen" Vandeurzen, dan verblijd ik u(?) vandaag met iets meer sex-appeal in de vorm van de muziek van ene Michael Fakesch, een vent die het aan zijn plaat "Dos" te horen serieus verdient om hier in het kort de revue te passeren.
Het zijn vooral ook de omstandigheden die me er toe nopen, even de aandacht op deze mens te vestigen. Op de Luisterpaal is zijn plaat integraal te beluisteren, naast andere nieuwe releases van onder meer Prince. En het is die laatste die ik er hier ook even bij wil betrekken. The Artist Formerly Known As Minnesota's Funkiest Ass On Legs blijkt het op basis van zíjn laatste plaat namelijk duidelijk, qua funkiness, tegen deze Fakesch te moeten afleggen en meer in het algemeen durf ik stellen dat Fakesch een Prince-plaat heeft gemaakt, die Prince wat graag zelf had gemaakt, mocht hij nog met zijn twee hakjes op de grond staan en mocht hij zijn klassieke instrumentarium vervangen door een elektronische speelkoffer. Madonna laat haar platen al door anderen maken en misschien moet TAFKAMFAOL dat ook maar eens gaan overwegen, want die "Planet Earth" van 'm weet hier, en in de meeste recensies, geenszins potten te breken. Saaie ballads en ander zeemzoeterigs, geen funky hitsige afvalprogramma's. Hij kan het dan ook niet meer, durf ik te zeggen, na deze zoveelste halfslachtige poging op rij. "Black Sweat" en "Fury" waren geweldig op zijn vorige, "3121", maar buiten "Guitar" lijkt er op "Planet Earth" echt niets te rapen.

Voorts heb ik deze maand nog geen grootse nieuwe dingen gehoord, niks top 10-waardigs alleszins, of het zou "Ditherer" van Fog moeten zijn, op termijn. "Ditherer" is op een eerste luisterbeurt alleszins een zeer veelbelovende plaat, met onder andere het heerlijke "Inflatable Ape Pt. 3", dat een heel ander geluid laat horen dan wat Fog vroeger uitbracht. Er wordt meer klassieke popmuziek bedreven, kortom, en veel meer heb ik daar niet over te zeggen, enkel dat ze niet conventioneel is.

En herontdekt deze week: "Year Zero" van Nine Inch Nails, een cd die me bij momenten koud pakt, maar waarop ik ook een hoop semi-pathetisch gebazel ontwaar. De beats hadden van Aphex Twin kunnen zijn, vooral naar het einde toe, en het is die loodzware muzikale bodem die "Year Zero" niet in één ruk te consumeren maakt. Toch vind ik dit een enorm interessante plaat die ook weer maar heel langzaam al zijn verborgen hoekjes prijsgeeft. De dreiging en het mysterie creëren bovendien een KNT-sfeertje waar ik ook niet snel op uitgeluisterd geraak. Deze plaat kan nog groeien of instorten, maar 2007 zou niet hetzelfde zijn zonder haar.

vrijdag 10 augustus 2007

Christen-democratisch & Vandeurzen


Jo Vandeurzen ergens op de politieke pagina's van Teletekst. Vandeurzen is altijd ergens, maar dikwijls kan je niet exact bepalen waar. Dat typeert hem en zijn type in het algemeen. Ze zijn erbij, maar waar precies en meer nog wat doen ze er precies bij?

Vandeurzen had ik in de schoenen van Leterme willen zien. De langvervlogen scoutsleider. Op het tweede plan geboren. Ergens in een Vlaams gat, zonder mooie naam, elke zondag: de groepsgeest. Vandeurzen houdt van het verenigingsleven. Zijn keuze voor de CD&V (de CVP) werd hem destijds mede ingegeven door zijn scoutsheden, -verleden. Ontketend door die positieve groepssfeer dacht muurbloempje Vandeurzen idealistisch potten te kunnen breken in de politiek. Zijn moeder zei hem nog van het gewoon bij postzegels verzamelen te houden, maar Vandeurzen had iets in zijn door en door Vlaamse kop gestoken en ze kreeg het er niet meer uit. Intussen is hij zichzelf en zijn stoutste politieke verwachtingen voorbijgeschoten en hij durft zich 's avonds laat voor het slapen gaan weleens afvragen hoe dit toch allemaal kunnen gebeuren is. Hij, voorzitter van de grootste en meest invloedrijke partij van Vlaanderen, correctie, van België. Hoe komt hij daar op die stoel? Hij haalde het in een intern referendum van ene Pieter De Crem, toch een man met meer allure, een betere stem en een leuker kapsel. Stelt hij zich vragen over een "wat mindere" CD&V-generatie, waarvan hijzelf, Leterme, De Crem, Vervotte (bijna alleen maar mensen met een minimum aan gezichtsspieren) uitmaken? Of durft hij comfortabel drijven op de overwinningsroes die Vlaanderen hem en zijn partij nu al verschillende keren heeft toebedacht? Het antwoord op dat soort vragen geeft zo'n Vandeurzen niet, nee, hij is momenteel uitsluitend aanspreekbaar - met trots gezwollen borst, pintje binnen handbereik en euforie euforie euforie in de molsogen - over zijn grote voorbeeld, zijn superspits en zijn posterboy, Yves Leterme. Zijn formateur en zijn eerste minister. Zijn ultieme christen-democraat. Een man die hij vroeger op de jeugdbeweging al graag had leren kennen. Ze hadden vast enkele leuke hobby's gedeeld, Jo en Yves.

In een minder grijze wereld (Amerika?) zou ik me terecht nog meer vragen stellen bij jaren '80-figuren als Vandeurzen en Leterme, maar ik ben daar, in augustus 2007, volledig mee aan het stoppen. Ik moet wel, want hoe langer ik rondkijk, hoe talrijker ik ze zie lopen, de jonge Vandeurzens, de ambtenaren in spé.
Zo ken ik er eentje van 20 die het profiel van de Processierups angstwekkend goed benadert. Hij maakt sinds zijn zesde deel uit van de scouts. Die scouts, ergens in de rand van Brussel, heeft ook een geheel eigen naam, die hij me ooit verklapte, maar die ik vrijwel onmiddellijk weer vergat. Hij houdt ervan vooreerst met zijn scoutsleiderschap te worden geassocieerd. Op zondag is hij dus bezet, die knul, maar door de week gaat hij naar school. Daar heeft hij een stelletje vrienden, die hem appreciëren voor zijn multi-profiel. Hij heeft wel wat te vertellen over voetbal, iets over muziek (tenenkrullende smaak) en hij weet wat het is om erbij te willen horen. Hij is niet van de mooiste (no offense!) en in de groep valt hij van het minst op. Máár: hij is er dus wel altijd bij. Hij weet zich weinig blijf met onverwacht andere meningen en wimpelt die af zoals hij het zijn beste vriend heeft zien doen. Hij houdt van groepen, zoekt naar het positieve, samenhorige en wordt daar gelukkig van. Ik denk dat je hem zelden of nooit in zijn eentje zal betrappen.

Ik ken een potentieel CD&V-voorzitter. Hij komt eraan, nog een twintigtal jaar geduld. De derde leeftijd zal gek op 'm zijn, hij heeft het allemaal. In afwachting stellen we het evenwel met zijn intrinsieke voorganger, Jo Vandeurzen. Geniet van die man, want voor je het weet is hij verdwenen, ken je zijn naam niet meer en verwar je zijn hoofd met dat van je grootmoeder.

donderdag 9 augustus 2007

Heel mij, alsjeblieft...

Liefste,
ik zou je willen beloven dat ik je nooit nog met die talrijke ergernissen van me lastig val. Dat kán ik echter niet, want ik drijf op frustratie, ik leef ervan, ik hou er zelfs van, ik ben slecht van hart. Er is een man met een gebroken sleutelbeen die ik weiger te bellen. Dat ben ik.


Maar omdat ik je wil spreken, spreek ik je vanavond kortstondig over Stef Kamiel Carlens, zanger bij het uitstekende Zita Swoon, uit Antwerpen, maar eigenlijk veel kosmopolitischer dan dat. SKC (zoals de cd-boekjes hem plegen te noemen) is een onverbeterlijke positivo, die zijn kijk op de dingen evenwel aan niemand lijkt te willen opdringen. En dat zijn de echten, zeg ik je.
Ik ben geen onvoorwaardelijke fan van zijn cd's, maar zijn live-optredens vind ik wél geweldig. Het is een ontwenningskuur, een bubbelbad, een sauna en een Turkse massage zo'n Zita Swoonconcert. Slechts één keer kon ik dat tot nog toe meemaken, dat was vorig jaar op Pukkelpop, een festival waar ik dit jaar niet heen ga. Vandaag tot die vaststelling gekomen, de goeie groepen staan tegelijkertijd geprogrammeerd.

SKC houdt het simpel, maar puurt uit zijn integriteit net zijn grote wapens: eerlijkheid,, oprechtheid, schoonheid. De energie die hij daarvoor moet aanwenden parelt niet langs zijn voorhoofd naar beneden. Hij ís gewoon een goed mens. Ik besloot eens een papier te vullen met de zin "Wees wat vaker Stef Kamiel". Het is er nooit van gekomen. Ik ben lui.

Liefste,
ik had het ook kunnen hebben over mensen die altijd bewust de b verzwijgen, om op die manier te pretenderen dat ze interessant zijn, terwijl ze eigenlijk irritant zijn, maar ik ga dat vanavond niet doen. Vanavond, net voor middernacht, terwijl de deur op slot is, de kat buiten wacht en de fietser overweegt om de oversteek te maken, hem niet maakt en compassie heeft met de man met het gebroken sleutelbeen. Ik ben niet goed, qua hart, qua gevoel en mijn kijk is verziekt. Maar Stef Kamiel Carlens weet ik nog naar waarde te schatten. Heel mij Stef Kamiel. Heel mij, ik betaal je. Ik ben een vogel voor de kat die het onverstoorbare leven heet.

woensdag 8 augustus 2007

Hertoginnedrol

Er moesten wel formatiegsprekken van komen. Ik ga niet vrijuit. Ik toon mij een Joëlle Milquet op Seroxat. Aan de overkant van de tafel zit een zelfverklaarde communist. Het schampere lachje dat hij met Yves Leterme deelt overvalt mij herhaaldelijk en doet mij bijna partij kiezen in de haat-liefdesrelatie die ik met hem onderhoudt.

Een "commi" godbetert. Maar vraag hem om zijn standpunten nader te verklaren en er blijkt achter zijn stoere muur slechts een rebelerende puber schuil te gaan. Grootsprakerigheid als afweermechanisme voor onzekerheid. En een koele, afstandelijke relatie met de SP.a-stemmende ouders - dat spreekt.

Ik ga over mijn nek van zowat alles, dus het ligt voor een enorm stuk aan mij, maar, djeez, wat haat ik die dommekoeienblik in de ogen van die zelfverklaarde jonge intellectuelen. Schamper doen over al wat je maar kunt opnoemen, maar nooit, ik herhaal, nooit zelf met een degelijk punt aan komen zetten. Yves Leterme, emeritus en weet ik wat nog allemaal, pakt zijn gezwam in met ronkende titels als "De kracht van mensen" en verder komt ook onze commi aan de overkant van de tafel niet. Hol gezwam, oorverdovend en van alle kanten. Om dood van te willen gaan.

Oh, en nog zoiets, tijdens die formatiegesprekken: de kliekjes. Steevast met mensen die het niet nodig vinden om hun kritiek te spuien, mensen die alles goed vinden, alles slecht vinden, niets vinden en eigenlijk gewoon alleen willen zijn met hun tv. Ook zij zijn partners tijdens de onderhandelingen, ook zij blijken mee te spelen. Onze commi vaart er wel bij. Zijn uitgemergelde gestalte hangt over mij als een grafsteen.

Als alles met haken en ogen aan elkaar hangt, zoals dat nu in vele gevallen het geval is, hoe droog staat de zwaarmoedige plant dan? Hoezeer mist hij het water dat hem een groei-impuls geeft? Hoe graag zou hij liever achter de gordijnen in rook opgaan dan voor de gordijnen te blijven dralen met de kop naar beneden? De geur van lavendel, dat is waar we met z'n allen weer naartoe moeten. Het had warempel een slogan van Kneuterig Schamperlachje kunnen zijn.

maandag 6 augustus 2007

Het "my mouth is a desert"- gevoel bestaat

Zonet kwam ik, door een rare beweging van mijn hand, te weten dat ik een pijnlijke puist onder mijn kin met me meedraag. Op een andere (mindere) dag zou ik die pijn een minuut of vijf(-tien?) met me mee hebben gedragen, op de dag waarop ik mijn technische grenzen heb verlegd en na de dag waarop ik mijn sportieve grenzen heb verlegd kan zo'n "boebel" meer of minder (vooral meer) mij echter maar heel weinig ongenoegen aansmeren. De kleine dingetjes worden nog kleiner als je er grotere en belangrijkere dingen naast kan zetten.

Het was gisteren ongezond warm, maar ik had afspraak voor een kleine triatlon met enkele vrienden. Venten, dat spreekt, dus ging de onderneming gewoon door, ongeacht welke temperatuur dan ook. Oké, 30 km fietsen werden er 25, en 8,4 km lopen werden herleid tot de nog steeds stevige 5 km. Ik had er naar uitgekeken, met een honger voornamelijk gevoed door dat steeds terugkerende zinnetje uit de monden van mensen die in mij een druggy-hippie-type zien: "Allée, doet gij ook sport???" Ik zou het ze eens, puur recreatief, bewijzen.

Het was effectief wel een vijftal jaren geleden dat ik nog eens in een zwembad was geweest, dus de kilometer zwemmen ervoer ik als behoorlijk zwaar. In 28 minuten, en als laatste kwam ik uit het bad. Ontevreden kon ik echter bezwaarlijk zijn.
Het fietsen daarna was moordend, over een zwaar parcours, dat zich vier keer herhaalde. Meer bergop dan bergaf en als enige uitgerust met een ouderwetse city bike, borg ik al in de tweede van de vier ronden mijn ambitie op om de anderen bij te benen. Toch had ik met mijn zes minuten achterstand op de eerste het gevoel dat ik niet sneller kon. No shame!

Het lopen tot slot beloofde mijn sterkste onderdeel te worden, maar ik was kapot. De zon bleef dodelijk warm, en na drie rondjes lopen was ik genoodzaakt er twee te stappen om het gezond te houden. Ik was blij toen ik klaar was, kapot van zoveel meer sport dan die vijfentwintig minuutjes die ik om de twee dagen ga lopen. Dat ik niet de sportiefste van het gezelschap was, raakte m'n koude kleren niet, ik ben niks competitief ingesteld. Het was me puur te doen om tegenover mezelf en enkele anderen te bewijzen dat ik wel degelijk een schappelijke sportieve prestatie in mij heb. Dat is bij deze gebeurd.

Vandaag was ik nog maar half gerecupereerd van die, toch echt niet te onderschatten, omstandigheden van gisteren, maar toch ben ik alweer grensverleggend bezig geweest voor mezelf, en dit keer ook voor de moeke. Naast niet-sportief heet ik namelijk ook geweldig onhandig te zijn, voor een groot deel van de mij bekenden, en nu moet ik ruiterlijk toegeven dat ik ook werkelijk niet handig bén. Maar...geef mij een klein uur en ook ik kan een bureaustoel in elkaar zetten. Vandaag achtte ik de tijd gekomen dat te bewijzen, temeer omdat er daadwerkelijk een bureaustoel in elkaar moest worden gezet en omdat de moeke al luidop overwoog er de buurman bij te halen. Een kleine overwinning op mezelf later stond die bureaustoel netjes aan het bureau en er lijkt vooralsnog geen instorten aan. That's me, met twee overwinningen op zak, waarvoor ik geen geldprijs, doch wel een mentaal duwtje in de rug binnenhaal. Morgen naar de papierwinkel voor twee A3's. Kan ik mezelf twee brevetten uitschrijven.

zaterdag 4 augustus 2007

Feilloos stijlloos in de Heil-staat

Alles moet vloeien, dingen moeten in elkaar overlopen, geruisloos. Anders hapert het, is het stijlloos, stoort het. Vandaag hapert. Het toetsenbord, het haar dat loskomt, dat jeukt, de moeder die praat, maar de muziek bewust niet overstemt. En de anti-viruswaarschuwing die het scherm blokkeert. De jeuk op mijn arm, het haar in mijn gezicht, de muziek van Aphex Twin die nooit, maar dan ook nóóit goéd te noemen is. Ir-ri-tant, dat wel.

Nieuwe lei, denk je dan, maar er is geen ontkomen aan. Buitenkomen en het zweet van je lijf willen wassen, na tien minuten op de fiets. De lange broek die een korte zou moeten zijn, maar - kut! - korte broeken zijn ultiem stijlloos. Het draait hier ook om pose, ja.

Stijl. Het is een kwestie van visie. De schreeuwerigheid die het aflegt tegen soberte. Het is de combinatie van innerlijk en uiterlijk. Het is de reactie tegen de stijlloosheid waar alles in lijkt te verdrinken. Het is de ultieme aanklacht tegen de kniezwengel, het "Voyage Voyage"-Vlaanderen, de zonnebank, de CD&V. Maar mensen doen daar hun ogen voor dicht. Kijken is iets helemaal anders dan zien. We hebben alles gezien, we hebben alles bekeken. Fout. Er is oppervlakkig gekeken geweest. Gekeken als in 'ik deed geen inspanning om te begrijpen, begrijpen is te vermoeiend'. Zo kijken mensen, naar alles. Naar zichzelf nog het meest. Naar de tuin van de buren, naar de tv - natuurlijk. Het leven wordt hen gepresenteerd. De idee dat je dat leven zelf maakt flitst sporadisch door hun hoofd. Die eenvoudige boodschap dichten ze toe aan een filosoof waarvan ze de naam niet kennen. En omdat een filosoof dat zou gezegd hebben is het al te moeilijk. Het voetvolk wentelt zichzelf zo graag in die rol. Om van op die positie dan te kunnen klagen, steen en been, dat spreekt.

Fuck You aan dat voetvolk, zeg ik. Fuck You voor zoveel vluchtelingen. Vluchten voor waardigheid, voor stijl en voor leven met een grote L. Ik blijf binnen om niet met jullie geconfronteerd te hoeven worden. Ik vermijd jullie, terwijl ik in mijn eigen wereld gekke hoedjes draag, die mij optillen, die me cooler en minder makkelijk doorprikbaar maken, maar die me eerst en vooral duidelijk laten voelen dat ik zo goed als alleen ben.

Ik klaag jullie aan voor zoveel foute kapsels, Puta Madreleuzes, andere foute praat en neo-nazisme. Nazi's, want dat zijn jullie, zijn weer hip en acceptabel. In de harten en in het stemhokje. Politiek correct doordrongen wordt er openlijk zogenaamd niet expliciet op gealludeerd. Stijlloze honden. Honden. Losers die zich synchroon gedragen met de ondergang van hun klotestaat, die nog kleiner moet worden en die nog fouter moet worden. Onze grootvaders hebben dit opgebouwd, wij moeten die opbouw verderzetten, aka vernielen. Dat is de boodschap, dat is wat we geërfd hebben.

Honden, Jelle Cleymansen van deze wereld. Geena Lisa's en de vijfde ster is bin-nen. Er is helemaal geen positieve vibe merkbaar. Dat is promopraat van het gouvernementeel apparaat dat er ernstig over nadenkt om met de handen in het haar, het haar maar eens uit te trekken. Een Vande Lanotte hoeft daar heden ten dage om meerdere redenen niet eens meer aan te beginnen. Het is een verhaal van overdreven welvaart, in een tijd waarin er geen breuklijnen meer overblijven. Het kapitalisme heeft dit in de hand gewerkt en wat ooit een summum was, is nu een valkuil geworden, die enkel door de eersten wordt gezien.

Feilloos stijlloos in de Heil-staat die zijn eigen ondergang aan 't voorbereiden is, in sneltempo dan nog. Ik lever mijn identiteitskaart vandaag nog in en zoek een knusse kelder op, waar ik alles heb wat nodig en waar ik nooit nog hoef uit te komen. Ik zal u vandaaruit niet storen, op voorwaarde dat u ook mijn privacy ten allen tijde respecteert, aka mij met rust laat. In stijl.

donderdag 2 augustus 2007

Erudiet en ook alsmede tevens ook eloquent

'Eloquent' en 'erudiet', het waren er maar twee uit een hele lijst van moeilijke woorden, die ik moest kennen voor het examen Nederlands. Maar dat het ongeveer de twee mooisten waren, dat behoeft geen twijfel. Twee woorden, zo mysterieus als hetgeen ze betekenen, twee woorden, door de leek, zo makkelijk te verwarren als, pakweg, 'effectief' en 'efficiënt'. Ik hou van woorden en heb me de hele avond zitten afvragen of ik nu eloquent dan wel erudiet ben, of toch slechts één van beide? Dit overpeinzend bedacht ik me dat ik eigenlijk behoorlijk zelfverzekerd was over mijn capaciteiten op dus zowel het terrein van het intellect, de bagage, als op het domein van de welsprekendheid. Wetenschappelijke maatstaven kunnen evenwel niet aanduiden in hoeverre ik hoog scoor op één van beide "diciplines" en daarom besloot ik het, ten slotte, eerder bescheiden te houden en te stellen dat ik voor mijn leeftijd misschien wel al tamelijk (bemerk de overdadige nuancering) erudiet ben (erudiet word je pas met de jaren, volgens mij) en dat ik wat eloquentie betreft toch ook niet met mijn mond vol klapperende tanden sta.

Welnu, waarom deze wat droge uiteenzetting? Ik lees momenteel een boek dat me aan de woorden waarvan sprake deed denken. John Fantes "De weg naar Los Angeles" beschrijft het leven van ene Arturo Bandini, een achttienjarige Italiaanse inwijkeling die niet in de meest grote weelde opgroeit, zich van het ene baantje naar het andere sleept, maar als grote passie het lezen van filosofische traktaten onderhoudt om zich op die manier te onderscheiden van, wat hij noemt, het plebs, de Americanus Imbicilus.
"De weg naar Los Angeles" is een schrijnend, maar bij momenten bijzonder amusant relaas, waarin het voor alles steeds uitkijken is naar een van de vele conversaties die Bandini met zichzelf of met de hem omringenden voert. Bandini toont zich in die conversaties namelijk als een begiftigd spreker, die de geleerde woorden aaneenrijgt in, nu en dan, betekenisvolle zinnen en - hier komt het - daardoor door zijn omgeving nu eens een behoorlijke malloot, dan weer een zeer erudiet dan wel eloquent persoon, of beide, wordt gevonden (zijn milieu kent dat soort begrippen in feite niet).
Bandini bekwaamt zich voornamelijk in eloquentie, - een toch net iets makkelijker te verwerven etiket, je hoeft er in het geheel niet erudiet voor te zijn - maar getuigt met zijn kennis van Schopenhauer, Nietzsche en Kant toch ook van een zekere eruditie op het vlak van de westerse filosofiegeschiedenis. Bandini is een boekenwurm (erudiet!), hij legt het graag uit en doet dat, in zijn eigen ogen, steeds heel overtuigend (eloquent!) en praat tegen krabben, bomen en zichzelf (gestoord!).

Tot daar dus de begrippen eloquentie en eruditie met betrekking tot Arturo Bandini. Ik lees het boek met veel plezier uit, het is lollig.
Om de cirkel rond te maken beland ik weer op school, waar ik volgend jaar een vak heb waarin ik beschaafd Nederlands zal moeten leren spreken - ook dat brengt me bij de term 'eloquentie'. Ik ben bang voor die lessen omdat ik mij doorgaans bedien van een knoert van een Brabants accent, waar een 'i' een 'ie' is en een 'oe' een 'ooee'. Er gaat veel werk aan zijn om er bij mij "schoon Vlaams" in te rammen, dat weet ik pertinent zeker en de faalangst staat me dan ook nader dan de overwinningsbeker. Ik denk er lichtelijk over na dictielessen te gaan volgen - een dom idee? - zodat ik er wel mee moét bezig zijn. Het is nochtans niet mijn bedoeling u ooit met mijn stem, in het AN, via radio of tv te onderhouden, maar het is een vak op school en ik moet er dus voor slagen, en ik geloof dus ook dat een mens pas echt eloquent kan zijn wanneer hij zijn moedertaal in algemeen beschaafde vorm fatsoenlijk beheerst, daarbij gespeend van een te zwaar regiogebonden accent. Eruditie staat daar dan weer geheel los van, maar ergens lijkt het me logisch te zijn dat een erudiet iemand (clichévoorbeeld: Marc Reynebeau) ook redelijk eloquent is. Ja, ergens gaan ze toch wel hand in hand, deze twee e-woorden die eindigen op een t.

dinsdag 31 juli 2007

3107 (Amy's zwanenzang?)


Daar ga je dan, Amy. Het zat eraan te komen, mijn profetische woorden van 1607 komen uit. Een volle verdieping omlaag, van drie naar dertien, nu ben je ook hier-o wat laag gevallen.
Het is die spekgladde sound van "Back To Black" die je nu van je sokkel haalt. Plots struikel ik daarover, vind ik dat zo gelikt en commercieel. De songs en de stem heb je evenwel nog steeds mee.
Ik zié je de vloer dweilen als je in "Wake Up Alone" je verloren liefde bezingt. Een Oost-Europese snol die hier als werkster werd aangeworven door een vunzige vijftiger met een iets te rood hoofd. Ja jij, Balthazar Boma.
Of dat bazige toontje in "Some Unholy War", waarin je "re-fe-yoased" to let him go. De moederkloek in je, de bezitterige poes, ik word er minder graag mee geconfronteerd dan ik dacht. "Back To Black", "Love Is A Losing Game" en het fantastisch blijvende "Rehab" zijn gelukkig nog wél volledig intact en behoeden de plaat gelukkig voor een 9/11-instorting. Zonder die nummers was je natuurlijk ook nooit op een tweede plaats beland. Toch vraag ik me af waarom ik je sixties soul-pastiche tot voor kort zo geweldig vond. Net die spekgladde sound allicht, waarop ik schijnbaar niet langer weet recht te blijven.

Maar weet je wat er ook meespeelt? Dat interview met Mark Ronson in Humo, je producer en weer zo'n typisch "ik-ben-hip-maar-ik-kies-daar-niet-voor"-type dat de laatste jaren dikgezaaid lijkt. Hij gaf tekst en uitleg bij de productie van je plaat en dat klonk me allemaal zo steriel, technisch in de oren dat ik mijn ontgoocheling nog amper de baas kon. Je knoppenman had een werkje voor je afgeleverd en jij mocht op de foto staan. Hij zou iets dergelijks, tussen het dj'en door, ook wel voor Lilly Allen, Britney Spears en Enrique Iglesias kunnen doen, als het maar overeenstemt met zijn strikte ethische code, want zo zijn die dudes wel. Alles draait 'm uiteindelijk om hun milieu, hun credebility en hoe die zo hoog mogelijk te houden. Het hardnekkig beweren van niet hoort uiteraard bij die pose.

"Back To Black" heeft je hip gemaakt in Amerikaanse hiphopmiddens. Pimps en bitchaz waarderen je openhartigheid. Voor mij, als koele westerling zonder drugs- en/of gevangenisverleden mag het misschien allemaal wat implicieter. Ik hoef je dus niet te zien kuisen, je aan de haard te zien zitten met je fles of je tijgerinnencapriolen zien op te voeren. Mijn Amy Winehouse is er eentje met een stabiel liefdesleven, met een natuurlijke cool waar geen fles aan moet helpen en met een lekker parfum zodat je die geur van zeepsop en goedkope gin van je af kan schudden.
Misschien zit ik er helemaal naast, maar dat zijn dus de redenen waarom "Back To Black" een tuimeling in de diepte maakt.

Als je Brent niet langer bent


M.,
je belde me, maar ik vroeg je het kort te houden. De woorden "weetje waar je je gsm kan steken?" lagen me op de lippen bestorven, maar ik liet je enige tijd raaskallen alvorens mijn punt op een iets beschaafdere manier te formuleren. Je had het in die typisch, dwingende stijl van je over de een of andere Nederlandse cabaretier die mij, niet zonder spijt, volslagen onbekend bleek. Ik ging niet in op je verzoek om die cabaretier stande pede te YouTuben. Je klonk ontgoocheld.
Maar M., je moet begrijpen, dat al die zatte maanden hun prijs nu wel betalen. Je had een vriend die je nu niet meer hebt en dat mag je verbazen, ontgoochelen of misschien zelfs bedroeven, hij komt hoogstwaarschijnlijk niet meer terug. Jouw dalletjes waren geen dalletjes vergeleken met die van serieuze mensen en toen je me laatst in laveloze toestand voorbijliep, op een donkere avond, zonder me afdoende te herkennen, was voor mij de maat vol. Het was éng je zo te zien lopen, in die toestand, tussen die kinderen met hun ouders - zij op weg naar de auto, vluchtend voor jou, jij zwalpend een nachtwinkel binnen voor alweer een nieuwe slof sigaretten om nog wat dieper weg te kunnen zakken.

Ooit begon je als immitator, je deed dat geweldig. Er gingen toen al geruchten dat je ooit zelf zou worden wie je toen nog immiteerde. Jij gaf die geruchten lik op stuk met je grondige en intelligente zelfanalyse. Ruim een jaar later moet ik mijn mening evenwel herzien en valt het me inderdaad op hoe die geruchten toen de nagel op de kop sloegen. Je hebt je in korte tijd niet alleen nog dieper in de drank gestort, je hebt ook de Aarschotsesteenweg in Brussel ontdekt. Bovendien ben je niet langer welkom in ongeveer de helft van de cafés waar je ooit bent binnen geweest. Men treft je zelden aan zonder schaafwonden, schrammen of gescheurde kledingstukken en het in een beek tuimelen tijdens een receptie op je werk is je belangrijkste carrièrezet geweest van het afgelopen jaar.

Dan doe ik het toch beter, minder knap, minder grappig, minder sociaal en minder gecompliceerd. Ik kijk momenteel naar de tweede reeks van "The Office" en dan moet ik automatisch nog wat vaker aan je denken. Jij was ooit diegene die me op die uitstekende comedy-serie attent maakte. Ik ontdek 'm ruim te laat, maar stort me er nu met dubbel plezier op. En wat me opvalt: je hebt élke grap van David Brent klakkeloos gepikt. Werkelijk elke eigenaardigheid van Brent gebruikte jij twee jaar geleden als slagzinnetje. Alle gedragingen, elke woordspeling, je leek hem te willen zijn in al zijn oorverdovende zieligheid, je leek hem niet als een personage maar als een vriend te zien. Je hebt je aan hem vergrepen en het is verkeerd afgelopen, me dunkt. Herkende je jezelf in hem?

Het is jammer dat je mijn hoofd binnendringt wanneer ik naar "The Office" kijk. Dat had niet gehoeven. Regelmatig word ik 's ochtends wakker uit een droom waarin ik iemand heb afgeslagen, soms deel ook jij in de klappen. Ik moet daarover spreken met mijn psychiater. Veel klappen kan jij niet meer incasseren, geloof ik. Met een bek vol goude tanden zou je nog meer op het Slavische type gaan lijken, dat was een doel. Een compliment zou ik dat voor één keer wel niet willen noemen. Het gaat je goed, ik herinner me nog wonderlijke momenten die we hebben gedeeld. Ik zou het leuk vinden je nuchter te zien.

maandag 30 juli 2007

3007

Analyseerde ik twee weken geleden nog mijn virtuele top 10, dan ziet die er aan het eind van de maand alweer helemaal anders uit. Niet alleen kwamen Tomahawk, Interpol en Eluvium in de hoogste regionen postvatten, er werd ook onderling van plaats gewisseld tussen enkele kopstukken van het CD07-jaar. Het was mijn buikgevoel dat me oplegde Wilco nog hoger te plaatsen. Enkele nummers op "Sky Blue Sky" zijn van een schoonheid die ik eerlijk gezegd zelden op die manier gehoord heb. Ik heb daar momenteel werkelijk niks anders aan toe te voegen. Forget Cassettes profiteerde eveneens van mijn buik en van het feit dat ik bij een laatste luisterbeurt na drie nummers nat in het zweet de handdoek moest gooien om verder rond te razen. Niet alle negen even strak als uitschieter "Quiero, Quieres", maar wel van een spankracht die mij geen moment loslaat. Leukste nieuwkomer van het jaar, durf ik hierover zeggen.
El-P en Amy Winehouse moeten dus inleveren, maar in gevaar komen ze niet, daarvoor zijn de nieuwe platen van Tomahawk en Interpol net niet straf genoeg. "Anonymous" is ook weer zo'n speeltuin van een plaat waarin ik telkens weer een nieuw hoekje ontdek. Het éénindeduizendgeluid van "Anonymous" is retecool Pattonsiaans en dit is vooralsnog de ultieme "op-welke-muziek-ontvang-ik-mijn-hippe-vriendenplaat" van het jaar. Nu moeten ze nog willen komen.
"Our Love To Admire" is een nieuwe, stijlvolle Interpolplaat, zoals ze er met "Antics" al één gemaakt hadden. De ijzige stem van Banks is nog steeds het beste tegengif voor all things bubblegum en de ritmesectie klinkt stijver en strakker dan ooit. Ik ben evenwel op zoek naar de reden die me er van weerhoudt deze plaat nog hoger te laten doorstoten. Er is er één en misschien zijn het wel gewoon songs zelf, die net geen 110% zijn. Ook een uitschieter vind ik heel moeilijk te ontdekken op "Our Love To Admire", hetgeen me halvelings doet concluderen dat ik hier toch niet met een "Antics" en ingesloten superhit "Evil" te maken heb. Wordt vervolgd.
Eluvium, ten slotte, zou met "Copia" wel eens mijn favoriete instrumentale plaat van het jaar kunnen gemaakt hebben. Het instrumentale en bijzonder sferische maakt van "Copia" een ongestuurd projectiel dat niet altijd rationeel te plaatsen is. Ambient is bovendien een genre waarin ik thuis ben als Heineken bij Stella en ik heb dus een referentiekader van m'n klote. Voor de liefhebbers kan ik evenwel goddeau's recensie aanbevelen, die ook mij enkele maanden geleden nieuwsgierig wist te maken. Jurgen Boel legt dat heel nuchter en degelijk uit, allemaal. Maar naast dat alles ben ik gewoon een geweldige sucker voor piano en dat instrument komt in ondermeer het prachtige "Radio Ballet" uitgebreid aan bod.

Omdat ik vannacht meer naar de sfeer dan naar de stem neig, passeerden hier ook "Ma Fleur" van The Cinematic Orchestra en "Aelita" van Tied & Tickled Trio. Die eerste begint zich nu, na enkele maanden, eindelijk aan me te openbaren, maar bovenal blijf ik 'm tamelijk flauw vinden en "Aelita" moet duidelijk ook nog wat groeien, maar kan op meer intrinsieke appreciatie rekenen vanwege zijn intrigerende "donkere kamerfeel".

Dat geschreven zijnde, tot in augustus voor meer geneuzel over muziek.

Mijn Heizeldebacle


Meestal blijf ik thuis, maar soms kom ik buiten. Mij overhalen, je moet het presteren. Ik kies zelf, laat mij niet onder druk zetten, heb alles op een rijtje en weet waaraan ik mij kan verwachten. Maar soms ook niet.
Dan ben ik impulsief en neem ik in plaats van de eerste rechts naar mijn bed, de trein en de tram en de metro tot ik niet meer weet waar ik ben, waarom ik daar ben, met wie ik heb afgesproken, hoe ik teruggeraak en of ik mij nog wel lekker voel. Gisteren had ik zo'n avond.

Het Groentheater kon met zo'n mooie, fascinerende naam, al op mijn sympathie rekenen, de herinnering aan de klasgenoot met de ietwat rooddoorlopen, lacherige ogen deed het 'm ook wel. Ik zou te laat zijn voor zijn optreden, maar dat gaf niet. Het toetje mocht er ook wel zijn.
Dus zette ik mijn pet op, vergewiste ik me ervan dat ik het juiste liedje neuriede en deed ik wat ik in feite nooit had mogen doen. Ik had het niet goed door. Met de laatste trein enzo. Het zou allemaal wat krap worden, maar ik was enthousiast.
En zo kwam het dat ik mezelf in de treinspiegel gadesloeg, dat de twee drukkende puisten op mijn voorhoofd zich begonnen te roeren, dat ik me plots nogal alleen voelde, op nogal onbekend terrein en dat ik alles vergat. Een trein werd dus een tram en daarna een metro, maar een uitstap werd een zoektocht en de grootse verwachtingen werden in de kiem gesmoord.

Aan de Heyzel stapte ik uit en daar stond het Atomium mij als een oude bekende op te wachten. De schemering zou snel vallen en er was meer volk op weg naar huis dan naar het feest. Ik liet me lokken door de muziek. Ik kwam in het park met zijn zwarte gangen. Ik vond het podium en de mensen. Viel dat tegen. Ik had het verkeerd uitgerekend. Ik bleef een kwartier en besefte toen dat ik terug wilde. Ik ging terug en sloeg me voor het hoofd, belde A. omdat ik hem wilde zien. De terugreis had ik niet gepland en hij bleek een onderneming te zijn waarin ik geen zin had. Ik maakte hem noodgedwongen, met een bang hart en een aan mij vretende onzekerheid tot in de toppen van mijn tenen. Ik zag exotische dreigingen en geruststellende bomen en fietspaden. Ik stapte uit en ik was het kind dat na een halfuur blèten zijn moeder terugvindt aan de kassa van de supermarkt. A. hoorde mij aan en grinnikte.

donderdag 26 juli 2007

Met mijn hoofd in Oppendorp

Idealisme is de vijand van de mens. Voor je het weet zit je op een balkon, wordt het nooit meer winter en voel je je goed, zonder aanrekening van extra kosten. Ik moet daar voor opletten, maar het lukt me weer even niet. Met slaapogen een huis zoeken en dan in Oppendorp belanden, blind voor alles. En er straks van dromen, nog steeds blind.

Nu ja, waarom niet ook? Waarom geen balkon en waarom geen goed boek op de railing? Waarom geen zon en toffe buren? Waarom geen geluk op de nieuwe plaats, waar het nieuwe hoofdstuk begint en waar het plein een gang wordt? Ik wil ervoor gaan.

Wilco mag mijn soundtrack zijn, vandaag in Oppendorp. En Palomine is voorprogramma. "Sky Blue Sky" had het in zich om de plaat te zijn to end all albums. Voor 2007 dan toch, dat voel je. Op mijn balkon in Oppendorp weerklinkt mijn bas in de ijle lucht. Ik ben laat weggeweest, ik was niet zat, dat ben ik nooit, maar ik leek het wel. De volgende dag in Oppendorp ben ik een ander mens. Maar met dezelfde passie.

Ik loop op de kasseien en sla links af. Zo zal het gaan. En als ik later terug kom, dan gaat het omgekeerd. Ik zal een sleutel hebben en ik zal alleen zijn. Ik zal kiezen en gekozen worden en ik zal profiteren. Tot dan.

woensdag 25 juli 2007

Wat nu gedaan, Jan P.?

"Wij zijn gesloten van 16/7 tot 31/7"
De krantenwinkel ligt centraal in het dorp en wanneer ik naar het station loop, kom ik er voorbij. Het papier zit in zo'n aftands plastiekje en het geheel is in de tijd dat het er nu hangt al "flink verfomfaaid" door het ongure weer.

Hij heeft iets desolaats, die aankondiging, vastgeplakt op de neergelaten rolluiken. Alsof de wereld stopt met draaien. En voor sommigen is dat misschien ook wel zo. Neem Jan P., bezitter van een grijze Peugeot en pre-pensioener sinds jaar en dag. De fysieke conditie liet deze dappere sigarettenboer al op zulk een jonge leeftijd in de steek dat er verder geen werken meer aan was. Van de woonkamer naar de brievenbus, elke dag een keer of vier, eerst nog wat schuw, maar later in vol ornaat met hippe driekwartshort en slippers. En vijf keer per dag met de auto naar beneden, naar "Daisy & Nancy" om van "blablablaikverveelmijikben eenoudesaaieprofiteurenikdoealsofikbezigbenendekrantlees" te gaan doen. Nu de man sinds enige tijd grootvader geworden is, kunnen we hem evenwel onmogelijk nog negatief bejegenen. Hij doet dat goed, hangt "Welkom Luna"-boodschappen aan het raam en helpt de vierdewereldgevallen die zijn dochters in zijn kielzog aan het worden zijn, de buggy in en uit de auto te zetten. Toch wil ik langs deze weg, in Jans plaats, graag het OCMW bedanken voor de financiële tegemoetkoming. Bedankt.

Twee weken zonder Daisy en Nancy, Jan. Wat doe je nu de hele dag? Op de kalender kijken allicht, ook elke dag vijf keer en dan plots bemerken dat het alweer juli is. Och zie nu!
Het wordt echt tijd dat ik hier weg ben.

dinsdag 24 juli 2007

Bocelli

Wel, het huilen staat mij nader dan het lachen. Het is 1u45 en voor het slapen gaan wil ik op YouTube - een belachelijk contrast - "Con Te Partiro" van Andrea Bocelli beluisteren.
De klik op de link en de strijkers. De Titanic vergaat, de zon gaat onder en de god is blind. Autch. De man is doctor in de rechten. Wat zou ik hem nog allemaal niet nageven?

Het is die taal die 'm dat grootse verschaft en het is die kop die geen spaander van me heel laat. Een blik heeft Bocelli niet, wat 'm nog fascinerender maakt. Hij kijkt niet, hij staat daar, neergzet, als een circusnummer zijn opvoering tot een goed einde brengend.
Tien jaar geleden stond dit nummer bovenaan en zag ik de clip elke week voorbijkomen. De Ultratop kwam toen op tv ofzo. Ik had niet meteen door dat de man blind was, maar toen het me ter ore kwam (ik kon dat toen zelf nog niet zien blijkbaar) zegde ik zeker een kwartierlang niets, uit angst dat iemand de krop in mijn keel zou opmerken.

Ik heb nooit meer zo'n beklemmende strijkers gehoord, geloof ik. En de milde berusting in Bocelli's stem is moordend als een bloedmooie sniper. Waarom ik dit via godbetert YouTube moet herontdekken is me een raadsel. Dan toch omdat het een makkelijk medium is?
En nu de subtiele afweging, want trop is trop en teveel teveel. Maar kan ik Bocelli wel beu worden? Ik zoek verhalen, goed voor duizenden pagina's tekst, achter die man zijn blik.

maandag 23 juli 2007

Analyse van een wieleranalyst

Beste heer Mulder,
zeggen dat ik uw stukjes in Humo op de voet volg, zou liegen zijn. Maar ben ik in voor een kolom of twee van uw sportanalyse, dan mag ik me graag verkneukelen op een nieuwe, schriftelijke schets van deze of gene nitwit in trainigspak.


Uw analyse van de genaamde Wuyts Michel, wielerverslaggver op de Vlaamse openbare omroep, heeft me bijvoorbeeld enorm geplezierd. U drukte zich weliswaar uit in een - het moet gezegd zijn - nogal onconventionele lofuiting, maar de ondertoon van uw schrijven was van een andere aard. In feite stak u de draak met Wuyts en enkel op die manier wens ik desbetreffende column ook te interpreteren. Het fenomenale geheugen van de heer Wuyts werd enkele Humo's geleden wederom in de kijker gesteld, dit maal door zijn eega, maar het is de manier waarop ú zijn fichebakkenbrein omschreef die ook mij het dierbaarst is.

Wuyts kent er alles van, misschien wel te veel. Hij leest de koers als was het een geronomeerde Marquez. Wereldliteratuur, zo lijkt het, maar jammer genoeg is Wuyts' roman niet gespeend van enige pathos, een klassieke fout van de beginnende schrijver - ik zondig er zelf uitvoerig aan, waarvoor mijn excuses - en een stiekeme gewoonte van 'm die me tot de dag van vandaag (vooral de dag van vandaag) bijzonder op de kast weet te jagen. Daar begint dan tevens, wat ik met een lelijk woord, de wielerverslaggevingverslaggeving pleeg te noemen.

Wuyts zit onzichtbaar in de woonkamer, met waanzinnige ogen. Het peddelen, de kadans, de bidons, ze maken hem gek. In een spontane opwelling, hij kan 'm niet tegenhouden, wijst hij op het sex-appeal van Sergei Ivanov. De liefkozingen aan het adres van x of y, herinneren aan de iets te geëngageerde schoolmeester die net voor zijn pensioen aan de deur werd gezet op verdenking van aanranding.

Co-commentator van dienst is José De Cauwer, een man die Rachmaninov bewondert voor diens (succesvolle?) wielercarrière, eind jaren '30, maar die ook een streepje klassieke muziek weet te waarderen. Gedurende de tweede Pyrenneeën-etappe was "kijkend Vlaanderen", de woorden liggen Jelle Cleymans in de overdreven grote mond bestorven, getuige van wat we gemakshalve een fragment uit De Cauwers i-Podverzameling zullen noemen. Onbestemd zomerse beats stuiterden de woonkamer binnen en stiekem, in alle stilte, leefde ik toch heel even mee met Wuyts die uiteindelijk ook maar zijn werk (zijn passie, zijn leven, zijn alles, zijn dood) moet zien te volbrengen in dat pershok van twee op twee.

Wuyts verklaarde terloops op vraag van De Cauwer dat hij vandaag enkel een bakje rijst tot zich had genomen, verder van voedsel verstoken omdat de plicht riep. Het is op een dergelijk moment dat de Tour zijn heroiek terugvindt. Epo is veel minder sterk dan de verslaggever en het bakje rijst. Epo is de bacterie die het aflegt tegen het gezonde bloedlichaampje dat door de rijst wordt gesymboliseerd. Michel Wuyts weet de wielerstrijd, door middel van zijn persoonlijke strijd, probleemloos in het voordeel van de autentieke sport te beslechten en net dat is zijn grote verdienste, niet zozeer de pathetische passie en de passionele pathos, laat staan de kennis.

Met vriendelijke groeten,

zondag 22 juli 2007

Chinaski word ik nooit...

...afgeleid van de oorspronkelijke versie: Chinaski is mijn naam.

Het huis hebben we niet, als in habbahabbahabba, en dat zit er voor veel tussen. Plots ben ik niet meer de succesvolle Leuvenaar in zijn centraalgelegen, zonovergoten paradijs. 't Is klote, want 't was zwaar de moeite, maar we konden niet ingaan op de onverwachte eisen van een gehaaide huisbazin. Conclusies trek ik hier voorlopig niet uit, maar mijn vakantie krijgt plots een andere wending. Hopelijk blijft mijn toekomstplan wel intact.


Charles Bukowski - ik zou het geld van een maand vakantiewerk opofferen om met zo'n coole naam geboren te worden - schetst in zijn boeken bepaald dapperder figuren. Henry Chinaski, hoofdpersonage in ondermeer "Factotum" en "Vrouwen", is het soort vent dat ik niet ken. Hij leeft in een kamer, volgestouwd met drank en rookwaar en schijnbaar zonder enig juk van verantwoordelijkheidsgevoel, overgevoeligheid of gewetensbezwaar. Zuipen, schrijven, nog meer zuipen, schrijven en beffen: that's him.

In Amerika kan alles. Gereserveerdheid, hun gat. Ik ken geen Chinaski's en misschien bestaan ze ook helemaal niet. Waarschijnlijk wel, hoor, maar de dag dat ik er een ontmoet zal ik toch eventjes naar professor Barabas bellen, of hij mij niet terug naar 2007 kan flitsen.

Ik wilde dat ik zo kon zijn, als Henry Chinaski. Al was het maar heel even. Pijn heeft hij wel, trouwens, die vent, maar hij kan ermee omgaan. Wonderbaarlijk eigenlijk. Ik krijg al claustrofobie als ik nog maar aan zijn kamer denk. Zuipen is walgelijk. Ik word misselijk van de minste druppel. Broodschrijven is ook een hel, want voortdurend geconfronteerd worden met mezelf is het laatste wat ik wil. Deadlines zijn bovendien absoluut niet romantisch. En beffen associeer ik met seks noch liefde. Beffen en neuken gebeurt in ideale omstandigheden rond zes uur 's ochtends, ergens onder een tapkast, als er nog maar drie mensen in het respectieve café aanwezig zijn, allemaal te laveloos om iets te merken. Zelf ben je natuurlijk ook te ver heen om iets te merken en de vrouw, die dan het wijf wordt, denkt terloops heel even aan de vloer die moet gedweild worden voor negen en zet het vervolgens op een overdreven kreunen.
Ik ben geen ervaringsdeskundige en als ik mensen bruskeer met deze idealistische schets: no offense! Ik wil gewoon Henry Chinaski's wereld binnen.

zaterdag 21 juli 2007

120 bezige bijen

Lief dagboek, er zijn enkele dingen die ik je wil vertellen.
Zo stond ik eergisteren een sjiek te draaien (een kauwgum) in de stationshal, toen ik I. plots op perron 1 zag staan. Ze zwaaide naar mij op haar typische manier en daaroom deed ik alsof ik haar niet opmerkte. Laat maar sudderen, dat wicht, dacht ik enigszins sadistisch. Het was nochtans bijzonder lang geleden dat ik haar nog had gezien, maar ik zag in een oogopslag dat ze nog geen spat was veranderd.

Gisterennacht had ik dan een droom, die ik jammer genoeg weer van geen kanten heb kunnen onthouden. Er waren auto's, er was een villa en er waren mensen. Het was een toffe droom, hij had een verfilming verdiend. Helemaal aan het eind was ik in een kamer, ergens op een hoog verdiep, met een kleine jongen. Het kereltje begon mij plots te bijten en te stampen, ik greep het en hield het in een houdgreep. Ik droeg hem naar het raam en hield hem buiten, dreigend dat ik hem zou laten vallen. Hij verweerde zich als een kat, maar opeens hield hij daarmee op. Op hetzelfde moment zette ik hem weer met zijn voetjes op de begane vloer. Plots was er een soort liefde die we voor elkaar koesterden en waren we de rest van de droom enorm lief voor elkaar. Ik werd wakker met een heel goed gevoel en geloof nu dat dat jongetje in feite mijn kat was.

Gisterenavond klom ik over een ijzeren hek om een domein binnen te dringen. Achteraf bekeken ben ik enorm dom geweest. Gesloten poorten impliceren geen activiteit. Toen ik doorhad dat er inderdaad geen leven was achter de omheining moest ik er weer overheen. Weer op straat vroeg een man mij of ik wilde dat hij de politie belde. Ik had ingebroken. Ik zei dat ik dat liever niet wilde en liep door. De man, met lang haar en een lange zwarte jas, kwam waarlijk net op het juiste moment. Tien seconden eerder had hij mij nog achter het hek kunnen betrappen en ik weet niet hoe dit verhaaltje dan zou zijn afgelopen.

2107

Duitsers in de lift op 25 en 29. Tarwater en Apparat zijn de vaandeldragers van de Berlijnse elektronicascene. Ik heb zonet een recensie geschreven over "Tromatic Reflexxions" van Von Südenfed, eveneens voor 2/3 Berlijns en ik kan dus wel zeggen dat het al Duits is dat de klok slaat in de nacht voorafgaand op de Belgische nationale feestdag.

Intussen is de nieuwe plaat van het immer boeiende UNKLE hier rondjes aan 't draaien. "War Stories" duurt zeventig minuten en ik vrees dat de plaat daarmee aan kracht inboet. Toch hoor ik weer enkele bezwerende deunen die zich als mantra's in mijn hoofd zullen gaan nestelen, zodat het niet lang zal duren vooralleer ik bij wijze van algemene inductie de hele plaat geweldig zal noemen. Of misschien ook niet, want dan zou ik mijn eigen strikte spelregel "doe niet aan door bepaalde verwachtingen ingegeven conclusies" in de kiem smoren en dat kan niet de bedoeling zijn.

The White Stripes, ten slotte, doen op "Icky Thump" wederom wat ze al op al hun platen hebben gedaan: mij voor 75% koud laten. Is de muziek te klassiek, te dit of te dat, waardoor ik ze niet ten volle kan waarderen? Of heeft het met de gimmick van het broer-zus man-vrouwgedoe te maken? Wat er ook van zij: recensenten die hier weer vier gratuite sterren voor vijl hebben moeten eens een halfuurtje uittrekken om mij van hun positieve oordeel te overtuigen. Ik hoor dezelfde rammelende muziek die ik ook op de vorige platen hoorde ("Get Behind Me Satan" heb ik eigenlijk niet eens gehoord) en met uitzondering van de stompende titeltrack en het geestige "Little Cream Soda" (Oh well Oh well Oh well) is er weer weinig dat überhaupt specifiek mijn aandacht trekt.
Mijn favoriete TWS-nummer is tot op heden "You've Got Her In Your Pocket" van op "Elephant", een Beatlesiaans akoestisch liedje dat afwijkt van wat we van The White Stripes gewend zijn. Wellicht zegt dat genoeg over mijn TWS-appreciatie.
Concludeer evenwel niet dat ik TWS "slecht" vind. Ik geloof gewoon dat het mijn "ding" niet is. Sympathiek, schattig en autenthiek zijn adjectieven die ik, elke vorm van polemiek in de kiem smorend, probleemloos met hen associeer.