maandag 3 juli 2017

Balorigheid

Balorig. Opstandig. Onwillig. Dwars. Het zijn vier prachtige woorden uit de Nederlandse taal. Niet in het minst natuurlijk vanwege hun krachtige betekenis. Ik stuitte op deze vier gelijkaardige persoonlijkheidskenmerken bij VanDale.nl, waar ik wat synoniemen voor ‘balorigheid’ hoopte te sprokkelen. Ik werd allesbehalve teleurgesteld en voel dan ook geen enkele aandrang om nog ooit van m’n leven een balorige of opstandige, dan wel een onwillige of dwarse houding aan te nemen jegens de Van Dale Uitgeverij. Nee, die kan nu niks meer verkeerd doen voor mij.
Ik informeerde me over het woord balorigheid omdat ik aan de hand van dat specifieke woord deze tekst wil schrijven. Rekto:verso #75 heeft als titel ‘Het grote emoticon’ meegekregen en het cultuurtijdschrift is van voor tot achter gevuld met beschouwingen over gevoelens - “noem het een cartografie van meer of minder verdrongen emoties” - geschreven door theatermakers, auteurs, academici en andere mensen uit de brede culturele sector. Allemaal even interessant vind ik het niet en 95% van wat ik eruit lees ben ik onmiddellijk weer vergeten, maar het is een hele mooie uitgave en het is prettig om het tijdschrift van voor naar achter te lezen dan wel doorbladeren, alfabetisch als ze gerangschikt staan, de beschreven emoties.
Nu heb ik zelf het plan opgevat om teksten over een aantal beschreven emoties te schrijven. Omdat ik benieuwd ben waar dat toe zal leiden. En om bezig te blijven.
Balorigheid dus. Een heel mooi woord, maar als de eigenschap nadrukkelijk in je karakter naar voor komt, dreigen er al gauw moeilijkheden. We lopen immers graag in de pas, we knikken liever ja en gaan overal in mee. Want alles is leuk en iedereen is blij, hoezee! Wel, in een dergelijke zo goed mogelijk door marketeers vormgegeven, vooralsnog onbestaande, schijnwereld ga ik me al gauw, zij het op een vredevolle manier, balorig gedragen. Zo word ik opstandig wanneer ik zie hoe mensen op elk schijnbaar doods moment - en zo zijn er duidelijk heel veel! - naar hun smartphone grijpen. Ik vind het geen gezicht, hoe ze daarmee in het openbaar een enorme collectieve onaanspreekbaarheid tentoonspreiden en quasi onverschillig een slechtgebouwde muur rond zich optrekken. ‘Ik tokkel op mijn smartphone, niet storen, a.u.b.’ Zo wil ik zelf van m’n leven niet worden en dus rest mij enkel het pad der dwarsheid. Sowieso gebeurt het niet zo vaak dat de massa en ik voor dezelfde dingen, vaak gadgets, belangstelling tonen. En bovendien is er helemaal niks mis met eens een doods moment zo nu en dan. Ik denk dat veel mensen er zelfs deugd van zouden hebben. Eventjes tot rust komen, de sociale media eventjes laten voor wat ze zijn. Een half uur lekker dwars uit het raam staren op de bus, terwijl de rest neurotisch verdertokkelt.
Ik weet natuurlijk dat een smartphone op zich een fantastisch instrument is en dat het tal van zaken kan vereenvoudigen omdat het zo veel mogelijkheden biedt. Ik ben onwillig om dat te ontkennen, de feiten zijn wat ze zijn. Maar de collectieve ‘soumission’ aan dit zaligmakende gadget gaat me veel te ver. Ik reageer als vanzelf balorig op al dat gedweep, kom in opstand tegen die massapsychose, schreeuw het uit van onbegrip, schrijf het neer uit ergernis, bekritiseer het uit maatschappelijk engagement, onwillig als ik ben om zelf zo’n verblinde tokkelaar met duimpijn te worden. Mij maken ze geen slaaf van de smartphoneterreur. Zolang ik nog kan, zal ik dwars doen en me balorig gedragen. Daarom ook durf ik zonder complexen nog enkele ongemakkelijke kwesties op tafel te gooien. Hoe zit het bijvoorbeeld met de duizenden suïcidale Chinezen die in erbarmelijke, mensonwaardige omstandigheden onze toestelletjes in elkaar zitten te vijzen, zo’n twaalf uur per dag, zo’n zes dagen per week? En moeten we daar ook niet eens wat aan gaan doen middels bijvoorbeeld een Avaaz-campagne? In de fabrieken waar die mensen werken worden, echt waar, tal van maatregelen genomen opdat zelfmoord plegen vrijwel onmogelijk zou worden. Ik was verbijsterd toen ik dat vernam. Stel je zoiets hier eens voor. Wij, met onze 38-uren werkweek en onze sluimerende burn-out.
Het zou van balorigheid op wereldschaal getuigen indien we in het verwende westen met z’n allen onze eigen smartphone in elkaar zouden vijzen. Dat Apple ons eens leert hoe dat moet. Dáár sta ik alvast niet onwillig tegenover

zondag 2 juli 2017

Angst

Ik ben bang voor.. Ik heb schrik om.. Ik vrees dat.. Mijn (grootste) angst is dat..
Ik denk dat bang zijn niet zo erg is als angstig zijn.
Angstgevoelens leunen aan bij een staat van paniek, terwijl schrik eerder aansluit bij ongerustheid. Ik kan de bal misslaan met deze definiëring, maar voor mij voelt het juist aan om angst ernstiger te nemen dan schrik. Angst is een medische term, als ik me niet vergis. Daarom alleen al lijkt elk angstgevoel enigszins alarmerend.
Ik heb angst om te falen, ik ben bang dat ik zal falen. Aan het angstgevoel lijkt een geschiedenis van hele of halve mislukkingen vooraf te gaan en wanneer men dan (opnieuw) faalt, heeft het (zware) psychologische gevolgen. Bang zijn lijkt zich dan weer eerder op het moment zelf voor te doen. Er is weinig of geen voorgeschiedenis en mocht datgene wat men wil ondernemen maar waarvoor men bang is inderdaad slecht aflopen dan zal dit minder psychisch leed veroorzaken. Schrik als het zwakkere broertje van angst. Angst als het krijsende zusje van de huilbaby schrik.
Ik zou mezelf zonder gêne een bange mens durven te noemen. Ik denk dat het leven constant op de loer ligt om mij de duvel aan te doen. (Niet dat het leven daar actief mee bezig is, nochtans, want het leven leeft niet, eigenaardig genoeg.) Ik heb er absoluut geen vertrouwen in. Hoe kan je anders uitleggen dat het leven een vrolijk en gezond meisje van negen jaar oud geen herkansing geeft wanneer zij in één futiele seconde van de weg wordt gemaaid door een onoplettende chauffeur? Voor zoiets is geen verklaring, op welke god je je ook wil beroepen. En neen, een herkansing krijg je niet, zelfs niet wanneer je een vrolijk, jong meisje van negen jaar bent voor wie alles nog moest beginnen. Het leven is een oerkracht waarvan de mens het nooit kan halen, hoezeer hij ook probeert, hoe graag hij ook wil. Of om uit het prachtige ‘Punk is dood’ van Gorki te citeren: “Het leven is hard en dan ga je dood, in weze is het simpel”
Ik ben een bange mens, ja, zelfs in die mate dat ik nauwelijks op het gaspedaal van het leven durf te duwen. Naar mijn gevoel sta ik vooral op de rem en dat stemt me niet vrolijk. Maar is het angst? Het zou best wel kunnen.
Faalangst heb ik zeker, in grote mate zelfs. Angst om een instructie niet meteen te begrijpen en een handeling verkeerd uit te voeren terwijl de instructeur erbij staat. De geërgerde instructeur, maak ik daarvan in mijn hoofd. De instructeur die bij zichzelf denkt: ik doe het al gauw zelf want die kluns kan het niet - is hij zo traag van begrip of is hij niet goed bij zijn verstand? De angst om een handeling verkeerd of op een rare manier uit te voeren zit er bij mij heel diep in en dat is niet helemaal verwonderlijk, al zeg ik het zelf. Ik heb een zwak ruimtelijk inzicht waardoor ik bijna alles wat nieuw voor mij is als een bedreiging of een obstakel ervaar. Toon mij één keer hoe ik met een mij onbekend computerprogramma moet werken en ik heb er niks van begrepen. En met niks bedoel ik bijna niks. Kijken is iets anders dan begrijpen. Bij heel wat mensen vallen die twee dingen samen, maar niet bij mij. En dat zorgt voor veel stress en faalangst, niet in het minst omdat men van jonge (hoogopgeleide) mensen verwacht dat ze alles meteen begrijpen.
Het is in feite mijn onvermogen om gemakkelijk instructies te begrijpen dat aan de basis ligt van een groot verdriet. Een groot verdriet dat de voedingsbodem vormt voor frustratie, cynisme en zelfverachting. Het is vervolgens die zelfverachting die me belet om mezelf serieus te nemen, en iemand die zichzelf niet serieus kan nemen kan nooit 100% serieus met iets bezig zijn. Zeker nu ik na een aantal recente gebeurtenissen weer minder goed in mijn vel zit, beschouw ik mezelf als een slechte grap op twee benen. En ja, ik houd mezelf dan wel voor dat dat níét zo is, dat ik dat níét ben, een slechte grap op twee benen, maar het lukt me niet om mezelf te overtuigen.
Zo bekeken zit de angst er diep in. De angst voor (meer) verdriet. Het wil al weleens helpen om erover te spreken of desnoods te schrijven. Omdat het dan aanvoelt alsof ik een grap vertel.