woensdag 30 juni 2010

Kaia!

Lieve Kaia,

Nu, verschillende uren na de wedstrijd, ben ik er wel ongeveer overheen, maar het heeft me pijn gedaan. Je had vier of vijf matchpunten, Kaia! Ik bleef zitten voor jou toen je op het punt stond de match te winnen in de tiebreak van de tweede set. Ik belde mijn moeder om te zeggen dat ik later zou komen, ik wilde je zien winnen. Maar je verloor die tweede set. In de derde set stormde je naar 4-0, alles leek in kannen en kruiken. Maar je werd zenuwachtig en ik voelde het aankomen. Ik ben blij dat ik het laatste game niet meer heb moeten zien.

Kaia! Ik heb je zo gesteund, je moest eens weten. Je hebt een Belgische fan, Kaia. Ik heet Alexander en ik vind jou een schattig log dikkertje. Ik vind dat je op een boerendochter lijkt en ik hoop dat je, wanneer je niet tennist, koeien aan het melken bent. Mocht blijken dat dat boerderijgebeuren niet klopt, dan zal ik eventjes teleurgesteld zijn, maar ik steun je door dik en dun. Ook na vandaag, Kaia.

Wil je weten waarom ik, een Belgische jongen die niet eens van vrouwentennis houdt, er jou heb uitgekozen? Omdat je een leuke naam hebt - Kaia Kanepi, het klinkt als een strijdkreet, - omdat je uit Estland afkomstig bent - ik steun bijna onvaarwaardelijk mensen uit de Baltische staten - en omdat dat heerlijk logge lijf van je me door onbewuste associaties bijzonder charmeert.

Zal ik eens proberen na te gaan waar die associaties dan wel vandaan mogen komen? Ik denk aan jou en ik denk aan koeien - maar dat wist je al, - Schanulleke, in een Suske en Wiske-verhaal waarin Schanulleke reuzachtig groot wordt. Ik denk ook aan kindjes, kleine bengels met pruillippen en wilde plannen om hun mama's te omzeilen. Ik vind je gewoon zo ontzettend schatiig, Kaia. Je bent te groot en te dik om te tennissen, maar je ziet eruit als een mokkend meisje van een jaar of tien dat net te horen heeft gekregen dat ze vanavond niet mag opblijven voor "Witse" ofzo. En als je blij bent trek je een gezicht alsof je van je ouders een dvd-box van Bumba cadeau hebt gekregen.

Spijtig dus wat er vandaag gebeurd is, je zal het met me eens zijn dat het nooit had mogen gebeuren; dit is een goeie les voor de toekomst. Maar, Kaia, ik steun je nog steeds, er is niks veranderd aan mijn initiële appreciatie voor jou. Als ik deze zomer in Estland ben, probeer ik in jouw geboortestreek te passeren. Dan kom ik weer wat meer over jou te weten, jij, mijn favoriete tennisspeelster.

Groet!
Alexander

maandag 28 juni 2010

Rijk en leeg

Hij heeft zijn iPod weer op zijn oren. Ik denk niet dat hij buitenkomt zonder zijn iPod. Het ding braakt vage beats uit, ze komen mijn richting uit. Hij communiceert dat iedereen hem met rust moet laten, hij communiceert dat hij hier, met een vijftal andere mensen wachtend op de trein, helemaal alleen is zoals hij in zijn slaapkamer helemaal alleen is. Wij (ik?) moet(en) meeluisteren naar de muziek waar hij naar luistert, maar die klinkt ons (mij?) in de oren als storend lawaai, omdat we (ik?) enkel die matte beat kunnen opvang(en).

Ik ken deze jongen en ik meen te zien wat er in hem leeft. Hij is een adept van het systeem. Hij leest de bordjes niet op trein die vragen om het stil te houden met die iPod in een gemeenschappelijke ruimte. Ja, hij houdt het stil, vanuit zijn standpunt zal dat wel zo zijn, maar ik denk daar anders over. Ik heb geen zin om naar verhakt geboenk te luisteren en ik kan dat verhakt geboenk niet los zien van zijn lege (zelfgenoegzame?) blik die verraadt dat hij hier alleen is, zoals hij alleen is in zijn slaapkamer.

Ik ken deze jongen. Ik ben er van overtuigd dat hij met zijn ouders enkel over school en praktische zaken praat. "Dinsdagavond de tandarts niet vergeten hé," dat soort onderwerpen. En hij antwoordt: "Nee ma, hoeveel keer ga je dat nu nog herhalen?" Waarna hij naar buiten gaat, want hij heeft afgesproken met vrienden.

Deze jongen spreekt altijd af met vrienden. Aan hen vertelt hij veel meer dan aan zijn moeder. Hij kent zijn moeder niet, zijn moeder kent hem niet, en zo vinden ze het goed. Zijn vrienden kent hij ook nauwelijks. Hoe moet hij ze ook leren kennen als ze elkaar enkel zien als ze zat zijn? Hij komt omzeggens niet verder dan vage omschrijvingen als "chille gast om mee naar de Fuse te gaan".

Ik ken ook zijn zus. Die is ook onafscheidelijk van haar iPod, maar van haar muziek vang ik geen flard op. Ze kijkt altijd nors, kennelijk omdat ze nauwelijks plezier beleeft aan gewone dingen zoals naar muziek luisteren. Ze doet het uit gewoonte en omdat een iPod zoiets is als een portefeuille: je hebt 'm bij je omdat je je identiteit ermee gestalte geeft.

Ik ken ook hun ouders: die zijn rijk en leeg. Hun huis stond vol, maar sinds de verbouwing is dat ook leeg. Of dat straalt die postmoderne, kille, inrichting toch uit. Die witte muren, dat kapitalistische streven waaraan ze mee doen, maar dat hen eigenlijk niet substantieel gelukkiger kan maken. Nog goed dat ze dat niet onder ogen kunnen zien.

In juli gaan de ouders drie weken door Vietnam, Maleisië en Laos reizen. Ze zullen terugkomen en nieuwe reisplannen maken. Latijns- Amerika. Ze zullen geen bal van Maleisië, Vietnam of Laos gezien hebben, omdat ze dat niet kunnen, tussen de regels zien. Ze zullen vertellen over het restaurants, het weer en de hotels. Ze zullen de kloof tussen hun rijkdom en de armoede ter plaatse negeren.

zondag 27 juni 2010

Fennesz maakt muziek uit geruis, en ik schrijf vanuit geruis

"Begin morgen misschien eens aan een kortverhaal." Zijn suggestie verraste me en ze verraste me aangenaam. Hij was duidelijk niet ironisch, hij wist gewoon dat ik graag schrijf en dat ik daar misschien maar eens iets mee moest doen - wie niet waagt niet wint, dat idee, of anders gezegd: een nee heb je, een ja kan je krijgen.

Maar ik begon niet aan een kortverhaal. Wel schreef ik enkele gedichtjes waarover ik enkele dagen later nog steeds redelijk (bwaaah) tevreden ben. Ik zeg bwaaah omdat ik denk dat anderen wel eens met hun wenkbrouwen - ik dacht even dat het misschien met 'au' was - zouden kunnen gaan fronsen.

Ik dacht even ze op mijn blog te gooien, maar natuurlijk deed ik dat niet. De schrik zat erin en ze zit er nog steeds in. Toch open ik bij deze eventjes het bestand waarin die gedichtjes opgeslagen zijn en (nu lees ik ze eventjes door), hier krijgt u er toch eentje:

Bij het oud papier heb ik de brief
weggemoffeld zodat zij 'm niet zal zoeken
niet zal weten dat er ooit een brief is geweest

van het uitzendkantoor dat haar goud en callcenters belooft
op smetteloos wit papier en automatische piloot


U zegt er maar beter niets over, want ik zou het niet aankunnen, andermans mening over mijn gedichtjes. Maradonna (i.p.v. God), waar is de tijd dat ik elke dag een gedicht schreef op die website waar al die amateurdichtertjes samenkwamen. Karamellenverzen, en dat deed ik avond aan avond, ik riep zelfs naar mijn broer dat hij stil moest zijn zodat ik me zou kunnen concentreren. Ik hoop dat ze intussen ontraceerbaar zijn. Meer zelfs: ik ben er zeker van.

Hebben gedichten hoofdletters, punten en andere leestekens nodig? Ik eindigde bovenstaand gedicht alleszins niet met een punt, omdat ik dat niet veel stijl vond hebben. Hier wil ik dan wel weer reactie op.

En zo is het altijd iets. Misschien morgen alweer.