zaterdag 23 februari 2013

Februari, dat is nadenken over zelfmoord

Vorig jaar heb ik in februari ook veel over zelfmoord nagedacht - ja, nu dus ook. Ik heb toen, geloof ik, zelfs een poging ondernomen, al weet ik niet of je het een echte poging kan noemen. What's in a name trouwens: wie écht zelfmoord wil plegen onderneemt geen poging, die legt zich gewoon op de sporen of springt van een goed gekozen brug. Dan weet je zeker dat je dood bent. Een poging is niet meer dan een smeekbede om hulp. Daar moet niet flauw over worden gedaan.

Mijn poging bestond eruit een zak over mijn hoofd te trekken en die heel hard aan te spannen. Dit deed ik in de 'hoop' dat ik zou stikken. Mijn armen hielden het trekken echter niet lang genoeg vol en gingen aan het schokken, al kan hier ook een reflex van mijn verhelderde bewustzijn aan ten grondslag hebben gelegen (eigenlijk wilde ik nog veel te graag leven om er nu al een einde aan te maken!). Hoe dan ook, ik staakte het mezelf proberen te doden en haalde die zak voor het gemak van mijn hoofd. Ik moest wel even bekomen, dat wel, want er was een hoop bloed naar mijn hoofd gestegen, en toen ik in de spiegel keek was mijn gezicht een beetje van kleur verschoten, wat nog enkele uren zo bleef.

Ik sms'te mijn beste vriend: 'ik heb een doodwens'. We spraken af en gingen poolen. Daarna aten we pizza in het appartement van zijn vader. Als ik hem nu zo ongeveer om de twee maanden zie, excuseer ik me nog steeds voor die sms, voor de drama queen die ik toen was. Hij wimpelt die excuses dan weg.

Nu zijn we opnieuw februari en denk ik weer geregeld aan de dood. Daarom bestempel ik februari inmiddels als een 'moeilijke maand', het is ook zo koud. Een poging wil ik echter niet meer ondernemen, om bovengenoemede redenen. Mocht ik nu echt dood willen - ik denk niet dat het ooit zover komt-, spring ik effectief van een brug, geen gezeik. Al zou ik niet graag derden willen betrekken bij mijn dood. Het mag niet zijn dat er storingen komen op het spoornetwerk en dat de reiziger in Lendelede een uur op zijn trein moet wachten omdat ik het nodig vond om 70km verderop onder een trein te springen.

De doodwens is minder latent aanwezig dan vorig jaar rond deze periode. Soms formuleer ik wel de idee dat het toch handig zou zijn als je, op eender welke leeftijd, aan een dokter zou kunnen aangeven dat het nu wel genoeg is geweest en dat die dokter dat dan ook voor jou kon regelen. Toch verwacht ik dat, indien zo'n scenario tot de mogelijkheden behoorde, ik me steeds zou bedenken.

Samen met mijn overpeinzingen over zelfmoord denk ik aan de rol die de mensen rondom mij zouden kunnen spelen om mijn eventuele zelfmoord - of spreken we van het bravere zelfdoding? - te kunnen voorkomen. Mijn antwoord: geen enkele. Meer in het bijzonder denk ik dat elk individu in gelijk welke moeilijke situatie veel eenzamer is dan hij denkt. Zoals ik nu heel eenzaam ben in mijn werkloosheid. Voor een ander is mijn werkloosheid niet meer dan iets waar hij met mij weleens over praat. Samen zetten wij dan voor de -tigste keer een boom over 't is toch een moeilijke tijd, etc. Voor mij echter is die werkloosheid een permanente 'metgezel' die als een muggenbeet die maar niet wil genezen op mijn rechterschouder zit. Ik slaap op mijn rechterschouder en dus denk ik ook aan mijn werkloosheid wanneer ik probeer in te slapen.

Die werkloosheid heeft, naar mijn gevoel, mijn eenzaamheid versneld, net als het nooit-hebben van een relatie. Dat ik met de jaren eenzamer zou worden vreesde ik op mijn zestiende al. Dat ik daar op kon anticiperen wist ik toen natuurlijk ook. Ik heb daar ook op geanticipeerd, maar niet door me bij allerlei verenigingen aan te sluiten. Wel door strategisch pionnetjes uit te zetten bij wie ik nu en dan kan gaan aankloppen. Ik houd me voor dat het goed is zo, maar toch ben ik daar vaak niet zo zeker van. Soms denk ik dat die pionnetjes zich straks geruisloos uit mijn speelveld zullen verwijderen omdat ze een ander spel zullen willen gaan spelen. Een kinderspel in vele gevallen.

Geen mens die dus de eigenlijke zelfmoord of -poging van een ander écht kan voorkomen, of hij moet al in dezelfde kamer aanwezig zijn. Zo is dat. We zijn té alleen met ons overontwikkelde bewustzijn dat de meest onaangename gedachten genereert.

Wil ik tot slot ook nog de dooddoener ontkrachten dat het leven te kort zou zijn om te zagen over of tijd te verspillen aan.. Dat is je reinste bullshit en zelfgenoegzame zelfoverschatting. Een gemiddeld leven duurt fucking lang. Enkel een paar mensen in deze wereld - ik zeg maar iets: tien miljoen - zijn geniaal genoeg om hun zeventig of tachtig jaar relevant in te vullen. Relevant, op een manier dus waardoor miljoenen andere mensen er ook iets aan hebben, aan wat zij doen. Aan wie denk ik zo voor de vuist weg? Niet aan de ontwikkelaars van de iPhone alvast. Barack Obama zou een typevoorbeeld kunnen zijn, maar of die man ook echt een verschil maakt, ik zou het niet kunnen zeggen. Een moeilijke denkoefening dus. Waar ik me niet mee ga bezighouden. Al is mijn leven daar zeker lang genoeg voor.

Want nog even over dat leven-is-te-kort-gezeik. De meeste mensen hun leven bestaat er juist uit om hun lege dagen te vullen met een stroom aan informatie uit andermans leven. Daarom volgen wij de actualiteit. Opdat wij voortdurend bij andermans leven betrokken zouden zijn. Ik ben niet te beroerd om toe te geven dat ik geen leven meer heb op de dag dat ze mij mijn dagelijkse dosis actualiteit afnemen. De vedettecultuur is ontsproten aan de behoefte van nobody's om zich 's avonds in hun zetel te kunnen vergapen aan (veelal) andere nobody's die dingen 'beleven' die de eerste groep nobody's fijn vindt om te begluren, een ontspannende ervaring die ons afleidt van het genadeloos trage tikken van de klok.

dinsdag 19 februari 2013

Deze maand zet mijn kotgenoot de vuilniszakken buiten

In de namiddag voorafgaand aan de avond waarop mijn kotgenoot voor het eerst eigenhandig de vuilniszakken zou buiten zetten, kwam hij mij vragen hoe dat moest. Hij zag er erg onzeker uit en kon een zweem van gêne niet verbergen. Tegelijk probeerde hij zijn vraag wel een zweem van onnozeldoenerij mee te geven, als om zijn onzekerheid en klaarblijkelijke onwetendheid te camoufleren. Hetgeen dus mislukte, want ik had hem door.

Ik had weinig zin om hem te helpen, zoals hij daar, vond ik, misplaatst ironisch stond te grijnzen. Hij die niet weet hoe je een vuilniszak buiten zet, mag in september nog eens terugkomen naar mijn algehele appreciatie-examen. Ik zei hem dat hij de afvalkalender in de keuken moest bestuderen, dat hij dan wel zou te weten komen wat PMD betekent en wat huisvuil. Neen, hij wist technisch gesproken natuurlijk wel hoe een vuilniszak wordt buiten gezet - dragen of slepen, naast de voordeur plaatsen -, hij wist alleen niet welke zak bij welke omschrijving hoorde. Die kennis had hij nooit eerder nodig gehad.

Dubbel zielig, kon ik alleen maar concluderen, omdat in zowat de helft van de straat een afvalwonder (m/v) zijn blauwe vuilzak reeds op de stoep had neergeploft. De kotgenoot had hier dus kennelijk geen acht op geslagen toen hij met zijn knappe psychologenkop zijn fiets in het rek voor de huisdeur parkeerde. Ik kon het niet helpen dat dat me ergerde. Is dat nu niet bijzonder ergerlijk?

De kotgenoot wist vaag wat blauw en bruin ongeveer behelsden, hem gevraagd naar het onderscheid tussen beide types vuilniszakken. Blauw stond dus voor PMD, besloot hij na een korte overpeinzing, met een soort opluchting die met wat slechte wil als misplaatste trots geïnterpreteerd kon worden. Het werd hoog tijd dat hij die vuilniszakken ook daadwerkelijk zou gaan buiten zetten, vond ik.

Daar had hij, het leek al te vanzelfsprekend, mijn hulp voor nodig. Er waren immers twee blauwe zakken en het zou wel onnozel zijn om nog eens terug te moeten lopen, enkel voor die tweede zak, als er toevallig ook een kotgenoot in de buurt was. Ik kon hem volgen in die redenering, maar kon het niet laten om op te merken dat zo'n blauwe zak eigenlijk bjna niks weegt, dat je er dus perfect twee tegelijk kan optillen.

Ik zag in een oogwenk dat hij zich op dat moment het recht wilde toeëigenen om te gniffelen om mijn zeikerige advies en sneed hem de pas af. "Vorig academiejaar heb ik elke woensdag blauw en om de twee dinsdagen bruin op straat gezet. Daar heb ik toen nooit iets van gezegd, tegen gelijk wie in dit huis. Dit jaar heb ik oktober en november ook stilzwijgend voor mijn rekening genomen, maar nu dacht ik dat het toch niet onbeleefd zou zijn als ik een papier in de keuken hing met het voorstel tot een beurtrol voor die vuilniszakken. Ik wil jou alvast bedanken voor het op jou nemen van de maand februari en vertrouw er op dat je de klus tot een goed einde zal brengen. Nu ga ik eventjes naar de winkel."

zondag 17 februari 2013

*zucht*

K. komt overmorgen bij mij aanbellen. Om half acht. Ik kijk daar al dagen naar uit.

Hoe zal ze er uit zien - mooi, of zal ik meteen denken: oei, ze is (nog steeds) een beetje dik? Zal ik voor eens en voor altijd - aaaaargh! - mijn stem onder controle houden en niet de hele avond schor klinken? Verdomme, als ik dat maar eens gedaan krijg. Verdomme, als ik maar weer niet ga opmerken: "mijn stem klinkt schor, ik druk er nogal op, zoals je kan horen - ik moet iemand zoeken die me kan leren hoe ik mijn stem beter moet gebruiken - kan jij me dat leren?".

Zal ik haar durven vragen of het de laatste keer wordt dat we elkaar zullen zien?
Zal ik durven opmerken dat de ideeën van haar vriend niet van deze tijd zijn?

Zullen we misschien samen een liedje zingen? Zouden we dat kunnen in elkaars gezelschap? Zonder enige ironie?
Neen.
Ik zal geen 'The Road To Mandalay' zingen waar zij bij is.

Ik heb in mijn leven al zoveel gepraat. Veel te veel - echt. En veel te veel heb ik herhaald wat ik een eerste keer had gezegd, soms wel jaren daarvoor. Dat wil ik overmorgen niet. Al wordt het moeilijk.

Welke jas ga ik aandoen? Zet ik mijn muts op? Welke schoenen draag ik?

Ik ben niet één dag verliefd geweest op het enige meisje met wie ik ooit een relatie heb gehad. En neen, op K. ben ik ook niet verliefd. Maar dat wil niet zeggen dat ik niet mijn uiterste best wil doen. Als het echt de laatste keer wordt dat ik haar zie, kan het maar beter boenk erop zijn.

Zoals zij al sms'te, enkele weken geleden: *zucht*.