Hij heeft zijn iPod weer op zijn oren. Ik denk niet dat hij buitenkomt zonder zijn iPod. Het ding braakt vage beats uit, ze komen mijn richting uit. Hij communiceert dat iedereen hem met rust moet laten, hij communiceert dat hij hier, met een vijftal andere mensen wachtend op de trein, helemaal alleen is zoals hij in zijn slaapkamer helemaal alleen is. Wij (ik?) moet(en) meeluisteren naar de muziek waar hij naar luistert, maar die klinkt ons (mij?) in de oren als storend lawaai, omdat we (ik?) enkel die matte beat kunnen opvang(en).
Ik ken deze jongen en ik meen te zien wat er in hem leeft. Hij is een adept van het systeem. Hij leest de bordjes niet op trein die vragen om het stil te houden met die iPod in een gemeenschappelijke ruimte. Ja, hij houdt het stil, vanuit zijn standpunt zal dat wel zo zijn, maar ik denk daar anders over. Ik heb geen zin om naar verhakt geboenk te luisteren en ik kan dat verhakt geboenk niet los zien van zijn lege (zelfgenoegzame?) blik die verraadt dat hij hier alleen is, zoals hij alleen is in zijn slaapkamer.
Ik ken deze jongen. Ik ben er van overtuigd dat hij met zijn ouders enkel over school en praktische zaken praat. "Dinsdagavond de tandarts niet vergeten hé," dat soort onderwerpen. En hij antwoordt: "Nee ma, hoeveel keer ga je dat nu nog herhalen?" Waarna hij naar buiten gaat, want hij heeft afgesproken met vrienden.
Deze jongen spreekt altijd af met vrienden. Aan hen vertelt hij veel meer dan aan zijn moeder. Hij kent zijn moeder niet, zijn moeder kent hem niet, en zo vinden ze het goed. Zijn vrienden kent hij ook nauwelijks. Hoe moet hij ze ook leren kennen als ze elkaar enkel zien als ze zat zijn? Hij komt omzeggens niet verder dan vage omschrijvingen als "chille gast om mee naar de Fuse te gaan".
Ik ken ook zijn zus. Die is ook onafscheidelijk van haar iPod, maar van haar muziek vang ik geen flard op. Ze kijkt altijd nors, kennelijk omdat ze nauwelijks plezier beleeft aan gewone dingen zoals naar muziek luisteren. Ze doet het uit gewoonte en omdat een iPod zoiets is als een portefeuille: je hebt 'm bij je omdat je je identiteit ermee gestalte geeft.
Ik ken ook hun ouders: die zijn rijk en leeg. Hun huis stond vol, maar sinds de verbouwing is dat ook leeg. Of dat straalt die postmoderne, kille, inrichting toch uit. Die witte muren, dat kapitalistische streven waaraan ze mee doen, maar dat hen eigenlijk niet substantieel gelukkiger kan maken. Nog goed dat ze dat niet onder ogen kunnen zien.
In juli gaan de ouders drie weken door Vietnam, Maleisië en Laos reizen. Ze zullen terugkomen en nieuwe reisplannen maken. Latijns- Amerika. Ze zullen geen bal van Maleisië, Vietnam of Laos gezien hebben, omdat ze dat niet kunnen, tussen de regels zien. Ze zullen vertellen over het restaurants, het weer en de hotels. Ze zullen de kloof tussen hun rijkdom en de armoede ter plaatse negeren.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
3 opmerkingen:
onrust?
Ik ken de jongen niet maar zijn moeder is quite herkenbaar.
Je schrijft scherp. Love it.
Een reactie posten