maandag 18 juli 2011

Brasserie Nationale

Rare plek om af te spreken. Dat sowieso. Ik sta meer dan open voor wat gekkigheid, maar dit wàs eigenlijk geen gekkigheid. Het leek ernst. Luc was zich aan het bezuipen en declameerde dat er maar één Einstein is en dus zeker geen Zweistein, laat staan een Dreistein. Dat grapje had hij al vaker gemaakt. I. - die voor mij gearriveerd was - zei dat ze Luc al drie kwartier kende en hem al drie kwartier geweldig vond. Ze deed tournée generale aan de toog - "voor heel de hoek hier" -, zes mensen, waaronder ook een sjarel die niet veel later met veel lawaai van zijn kruk viel. Hij moest zwaar ondersteund worden vooralleer hij weer op die kruk neerzeeg met het bevel geen vin meer te veroeren. Ik dronk zuinig van mijn gini en moest voor een keer niet uitleggen waarom ik geen bier drink. Temidden van dit gezelschap voelde ik me warempel geen curiosum. Of jawel, natuurlijk wel. Mijn rechterbuurman, Willy - een man die je het label 'typisch' zou opplakken - drong zich in het geheel niet bij me op, wat ik apprecieerde. Het soort man uit een parallelle leefwereld, die Willy. De toog van Brasserie Nationale is op zich al een parallel universum voor de intellectuele elite waarvan ik deel uitmaak.

Willy gaat in januari op pensioen en verhuist dan naar Senegal met zijn Senegalese vriendin die - mag het verbazen? - de volle 24 jaar jonger is dan hijzelf. Hij maakte wilde gebaren waaruit ik kon afleiden dat zijn zwarte furie met haar ronde kont in staat is tot wilde seks. Ik sprak aan honderd per uur in clichés - zonder Willy te willen uitlachen - en was verbaasd over het gemak dat ik daarbij ondervond. Het ging als vanzelf en Willy vond het prachtig. Willy stond op het punt mijn beste vriend te worden en stond er op dat ik een ice tea van hem dronk.

Intussen was I. nog steeds in gesprek met Luc die ik zelf overigens ook wist te appreciëren. Hij vroeg mij het werkwoord 'être' te vervoegen, wat mij lukte. Hetzelfde voor 'avoir', wat mij eveneens lukte. Hij, op zijn beurt had hulp nodig bij 'aller'. Hij had meer een wiskundeknobbel en begon over integralen. Toen I. en ik wilden weggaan begon hij net niet te wenen. I. moest beloven dat ze nog eens zou terugkomen. Mijn rechterarm als ze het niet doet. Het zou me niet verbazen als ook ik daar nog eens terugkom, zonder twijfel dan in I.'s gezelschap. Het is van ver mijn natuurlijke habitat niet, Brasserie Nationale, maar het doét me wel iets, in tegenstelling tot heel wat andere cafés waar ik op automatische piloot wel eens kom. Brasserie Nationale is een sociologische studie waard.

We schudden handen met Luc en Willy en stonden weer op straat. In de verdomde regen nog wel en mede daarom was het volstrekt onduidelijk wat te doen of waar naartoe. Ik was op het randje van pissig, want I. was op het randje van irritant. Ik zei dat ik thuis een DVD van Christina Aguilera had liggen, I. zei dat ze een affaire heeft met een getrouwde man. Maar dat was niet wat mij bezighield toen we even later behoorlijk zoutloze seks hadden. Wel was ik wat beduusd door de bevinding dat ik, na deze aparte doch niet totaal knotsgekke avond, zonder veel innerlijk protest mijn politiek correcte principes naast me neerlegde. Een bevinding die me nu eigenlijk meer amuseert dan dat ze me achtervolgt.

Geen opmerkingen: