zaterdag 28 april 2012

Besef

Ik begrijp haar perfect, het meisje dat verliefd is op de jongen op de tractor. Wie zou haar niet begrijpen? Zij is jong en ze wil wat. Een moedige jongen die in een ver land uit idealisme op een tractor kruipt. Om horizonten te verkennen. En ik schrijf dit niét om om hen te lachen, ben niet ironisch.

Hoe aantrekkelijk is de jongen met de baard op de tractor? Hij had net zo goed achter een bureau op een suf kantoor kunnen zitten. 'Ik ben verliefd,' schrijft ze onder zijn foto. Ik moet me inhouden om niet te schrijven: 'ik ook'.

Ik schrijf: 'zo cool'. Zo hoop ik ook een heel klein beetje cool te zijn. Ik herken immers de cool van de jongen op de tractor in het verre land. Waar hij een nog mooiere man wordt. De man die mijn arm uit zijn kom haalt als hij met me armworstelt.

Wat ik daar tegenover zet? Tegenover zijn drive. Tot wat is deze pummel in staat? Waartoe ben ik in staat? Niet tot het scoren van de beslissende goal. Ik sta in de verdediging en kijk de andere kant op als de spits mij dribbelt.

(Waar gaat dit over? Ben ik de schrijver geworden die te lui is om te schrijven? Ben ik enkel (nog) maar een vragensteller? Staan al mijn teksten vol vragen? Gebruik ik nooit eens een mooi woord of zinsconstructie? Bezit ik enkel het talent om onderhoudend te zijn, juist omdat ik niks zeg? Dat de lezer dat 'eigenaardig' vind. Wie ben ik om het over de lezer te hebben.)

(Tegenwoordig lijkt het halverwege het getip net alsof ik een klaagbrief schrijf. Wat nooit de bedoeling is! Het gebeurt dan gewoon, opeens. Het is een energiedip. Energie is alles. Slogans ook.)

De jongen op de tractor is de jongen in de tent en de jongen op het festival zonder slaap, waar hij leeft en jong is en geniet tot hij ouder wordt en zal denken aan die tijd, die mooie tijd, dat hij jong was en daar volop van genoot.

En de jongen aan het toetsenbord stelt zich vragen die blijven komen en die geen antwoord kennen, tot in den treure niet, waardoor hij maar blijft treuren. En al weet hij dat dat tijdverlies is, hij is tot het inzicht - oh wat een wonderbaarlijk inzicht! - gekomen dat het leven nergens heen gaat. En soms verdomd lang duurt.

Dus doet hij honing in zijn hibiscusthee, roert hij tot hij weer ontwaakt uit een vage gedachte, drinkt hij de thee en wacht op het meisje, het meisje dat wél wilde komen vanavond. Het meisje dat bevriend is met de jongen met de vage gedachten en vele vragen.

En dat is een meevaller voor de jongen. Dat moet hij goed beseffen. En dat doet hij.

Geen opmerkingen: