woensdag 16 april 2014

Waarom ik nauwelijks nog over de N-VA zeik

Het is al een hele tijd geleden dat ik nog eens iets over de N-VA schreef (behalve dan een paar weken geleden mijn oplijsting van 10 positieve dingen die je kan zeggen over Bart De Wever). Over de N-VA is alles wel gezegd, heb ik het gevoel. Bart De Wever blijft de kutkop nummer één, Jan Jambon een Vlaams Belanger die carrière wil maken en Ben Weyts een ...zelfgenoegzame clown. Daar komt geen verandering in, daar heeft de kracht van verandering geen vat op. Ondertussen blijven ook de N-VA-militanten onveranderd een beangstigend superioriteitsgevoel uitstralen - “Bartje spreidt voor ons de weg, onze tijd komt nog, na 25 mei, de traditionele partijen gaan op hun bek”. Enzovoort.

Als ik nog over iets dat met de N-VA te maken heeft zou willen schrijven, is het over hoe ik er nog occasioneel van droom om al die kleingeestige militanten met een paar muilperen te bedenken, maar waarom zou ik in godsnaam de tijd nemen om op die manier lucht te geven aan mijn gevoelens van agressie jegens de leden van Bart’s fanclub? Ik zou mezelf maar verlagen tot een niveau dat niet bij mij past. Zelfdiscipline is een schone deugd in dit soort zaken.

Nu kan ik er echter niet aan weerstaan om - heel meta - te schrijven over waarom ik niet meer over de N-VA schrijf. Omdat dat wel nog enigszins onontgonnen terrein is. Elke week ben ik een klein beetje trots op mezelf omdat ik mijn innerlijke woede over de populariteit van de N-VA kan inslikken. Ik ben heel onverdraagzaam en heel gefrustreerd. De N-VA is dan in dit tijdsgewricht een dankbare zondebok om al die frustraties op bot te vieren. Maar ik weersta.

Ik heb de N-VA een plaats gegeven, zoals dat heet. (“Heb je je ontgoocheling al een plaats kunnen geven”, zal de sportjournalist bijvoorbeeld vragen aan de wielrenner die tweede is geworden in een spurt op het Wereldkampioenschap.) De N-VA bevindt zich in mijn brein nu ergens in een schuif waar ik ook nare gedachten aan ongetalenteerde Vlamingen die het al te gemakkelijk tot BV hebben geschopt probeer weg te moffelen.
Ik heb even hard de pest aan het podium dat een foorwijf als Natalia krijgt als dat ik een hekel heb aan de N-VA. Ik vind de domme, van serieuze kritiek gespeende, navelstaarderige cultuur in Vlaanderen net zo tergend als het succes van de N-VA - of is dat een en hetzelfde? Ik vind de schaamteloze ‘infotainmentisering’ van de nieuwsmedia even ergerlijk als het feit dat er een voedingsbodem bestaat waarin een extremistische partij als de N-VA kan floreren. Alleen: de N-VA is een concreet gevaar en dat maakt het natuurlijk link. Stel u Vlaamse onafhankelijkheid voor. Dan is de speeltijd voorbij.

Maar net zoals dat ook voor andere nieuwe verschijnselen geldt, raak je ook gewend aan de N-VA (waardoor ik niet meer zo vaak de behoefte voel om er over te schrijven). Ooit was het nieuw en exclusief, het zorgde voor ophef, maar dat slijt. Te vergelijken met de komst van bijvoorbeeld de gsm. Ik zag onlangs op internet een filmpje uit 1999 waarin mensen gevraagd wordt of ze nood hebben aan zo’n mobiele telefoon. Bijna iedereen zei nee - “waar is dat goed voor? Ik heb een vaste lijn en een antwoordapparaat” - maar omdat het toestel sindsdien zodanig gehypet is, stelt niemand zich nog die vraag en wordt algemeen aangenomen dat een mens over een gsm moet beschikken zoals over een wasmachine of een frigo. Op die manier lijkt ook de N-VA ondertussen in onze maatschappij aanwezig: als iets waarvan bijna niemand had kunnen denken dat we er behoefte aan zouden hebben maar dat er nu gewoon ‘is’, wat als vanzelf behoefte creëert. Om te blijven en uw maatschappij te veranderen.
Bart De Wever is op zijn manier een soort Steve Jobs. Dat is wel een prestatie. Ik zal niet eens beginnen over beider gezondheid.

Ik heb weliswaar veel meer kennisen die een Smartphone bezitten dan dat ik mensen ken die op de N-VA stemmen, maar ik ben niet naïef en weet dat ik elke dag wel met minstens één N-VA-stemmer te maken krijg. Op zich heb ik daar geen probleem mee - ieder zijn vrijheid, - maar ik ben wel nog niet zover dat ik een N-VA-stemmer (iemand van wie ik het weet )op een neutrale manier tegemoet kan treden. Ik heb mijn reserves, want wie op de N-VA stemt heeft wellicht een kijk op de maatschappij waarin ik mij onmogelijk kan vinden. En ik ben er, denk ik, niet aan toe om met zo iemand op een gewone, volwassen manier over ‘maatschappelijk thema’s’ in discussie te gaan. Met iemand die zijn ideeën over de maatschappij herkent in die van Bart De Wever kan ik geen gesprek voeren dat verder gaat dan pure functionaliteit. Dat gaat gewoon niet, dat kan ik niet verdragen, ik ben daar eerlijk in.

Maar het eigenaardige - doch in feite volstrekt logische - is dan dat iemands kennisenkring voor een (grote) meerderheid uit gelijkgestemden bestaat (in mijn geval progressief denkende mensen). Daarom ook dat ik mij soms alsnog de vraag stel wie al die N-VA’ers nu eigenlijk zijn. Eén op drie van alle Vlamingen stemt toch op die partij?
Ik heb 124 Facebookvrienden, maar wat mij betreft ben ik er tamelijk zeker van dat niet één op drie van die vrienden op de N-VA stemt. Misschien één op tien? Twaalf Facebookvrienden? En zou ik dat dan erg moeten vinden? Dat lijkt me nu ook weer niet.
(Sowieso heb ik mijn profiel voor een heel aantal van mijn Facebookvrienden toch al onzichtbaar gemaakt en heb ik het ook zo ingesteld dat ik hun statusupdates niet meer te zien krijg. Omdat dat misschien enkele van die N-VA-stemmers zouden kunnen zijn? Het zijn alleszins mensen met wie ik mij niet verwant voel. Maar dat terzijde.)

En nu heb ik weer veel meer over de N-VA geluld dan ik ooit van plan was. ‘t Is wreed.

Geen opmerkingen: