Ik had een speciale droom vannacht. Er was vanalles gaande in een schoolgebouw, er waren veel mensen en ik kende verschillende van hen. Helaas kan ik me niet herinneren wie zoal.
Wat ik me wel herinner is dat ik plots met mijn broer en mijn moeder door dat schoolgebouw dwaal; wij zijn ergens naar op zoek maar we weten niet naar wat. We weten ook niet waar we moeten zoeken. Het schoolgebouw lijkt intussen volledig verlaten.
We lopen een trap op, tot op het bovenste verdiep van het gebouw (dat overigens wat weg heeft van het schoolgebouw waarin ik de eerste drie jaren van het middelbaar doorbracht). We begeven ons in een lange gang, maar mijn broer en ik zijn ervan overtuigd dat we daar niet zullen vinden wat we zoeken. Omdat we niet weten waar we dan wél moeten zoeken, lopen we toch maar verder de gang in.
Aan het eind van de gang, aan de rechterkant van het gangpad, staat de deur van een lokaal op een kier. Een fel daglicht schijnt de gang binnen. Wat zou daar in die kamer te vinden zijn?
We duwen de deur verder open en op het eerste zicht lijkt de ruimte verlaten. Dan merken we in de verste hoek van de kamer, aan het raam, een oud, op een stoel vastgebonden, vrouwtje op. We schrikken, maar mijn broer en ik maken niet meteen aanstalten om naar haar toe te gaan; niet uit angst, maar uit een soort desinteresse. Mijn moeder loopt wel naar de vrouw toe.
Ze loopt tot aan het raam, zonder zich meteen naar het vrouwtje om te draaien. Op datzelfde moment staat het vrouwtje op - plots is zij niet meer vastgebonden - en keert ze zich naar mijn broer en mij toe. Het vrouwtje heeft een asgrauw gelaat en een beangstigende grijns speelt om haar mond. Niet snel maar ook niet traag loopt deze zombie, want dat is ze, onze richting uit.
Mijn broer en ik roepen onze moeder toe dat we moeten weglopen - zij heeft nog steeds niet in de gaten dat het vrouwtje is opgestaan. Dan draait onze moeder zich om en ook zij is nu veranderd in een zombie. Veel sneller dan het oude vrouwtje komt zij op mijn broer en mij toegelopen.
Mijn broer en ik rennen de kamer uit, stormen de gang door en haasten ons van de trappen.
Wat ik me wel herinner is dat ik plots met mijn broer en mijn moeder door dat schoolgebouw dwaal; wij zijn ergens naar op zoek maar we weten niet naar wat. We weten ook niet waar we moeten zoeken. Het schoolgebouw lijkt intussen volledig verlaten.
We lopen een trap op, tot op het bovenste verdiep van het gebouw (dat overigens wat weg heeft van het schoolgebouw waarin ik de eerste drie jaren van het middelbaar doorbracht). We begeven ons in een lange gang, maar mijn broer en ik zijn ervan overtuigd dat we daar niet zullen vinden wat we zoeken. Omdat we niet weten waar we dan wél moeten zoeken, lopen we toch maar verder de gang in.
Aan het eind van de gang, aan de rechterkant van het gangpad, staat de deur van een lokaal op een kier. Een fel daglicht schijnt de gang binnen. Wat zou daar in die kamer te vinden zijn?
We duwen de deur verder open en op het eerste zicht lijkt de ruimte verlaten. Dan merken we in de verste hoek van de kamer, aan het raam, een oud, op een stoel vastgebonden, vrouwtje op. We schrikken, maar mijn broer en ik maken niet meteen aanstalten om naar haar toe te gaan; niet uit angst, maar uit een soort desinteresse. Mijn moeder loopt wel naar de vrouw toe.
Ze loopt tot aan het raam, zonder zich meteen naar het vrouwtje om te draaien. Op datzelfde moment staat het vrouwtje op - plots is zij niet meer vastgebonden - en keert ze zich naar mijn broer en mij toe. Het vrouwtje heeft een asgrauw gelaat en een beangstigende grijns speelt om haar mond. Niet snel maar ook niet traag loopt deze zombie, want dat is ze, onze richting uit.
Mijn broer en ik roepen onze moeder toe dat we moeten weglopen - zij heeft nog steeds niet in de gaten dat het vrouwtje is opgestaan. Dan draait onze moeder zich om en ook zij is nu veranderd in een zombie. Veel sneller dan het oude vrouwtje komt zij op mijn broer en mij toegelopen.
Mijn broer en ik rennen de kamer uit, stormen de gang door en haasten ons van de trappen.
Daar stopt deze droom, die overigens geen nachtmerrie-allures had. Ik heb wel vaker rare dromen, maar nooit voelen deze aan als nachtmerries. Doorgaans vind ik het net heel jammer dat de droom voorbij is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten