Op zich vind ik het niet zo relevant om me uitgebreid af te vragen waarom ik een welbepaald boek lees. Ik lees een welbepaald boek omdat het me op een of andere manier aanspreekt, niet meer of niet minder. Maar als ik me dan toch de vraag stel waarom ik boek x lees dan doe ik dat kennelijk omdat ik er niet zeker van ben dat het rendement dat ik haal uit het lezen van het betreffende boek zijn tijdsinvestering wel waard is. Ja, inderdaad, ik kan er maar beter meteen begrippen als ‘rendement’ en tijdsinvestering’ bijsleuren. Die passen we tegenwoordig immers op vrijwel alles toe en dus ook zeker op het lezen van een roman (want ik heb het hier over fictie, niet over (in het algemeen sneller concreet renderende) non-fictie).
Wat levert dit mij op? Ik heb me herhaaldelijk deze vraag gesteld tijdens het lezen van ‘Infinite Jest’ van David Foster Wallace en nu ook bij ‘Gravity’s Rainbow’ van Thomas Pynchon - twee boeken die heel veel tijd en aandacht van een lezer vragen.
Verrassend genoeg bleek het echter steeds om een retorische vraag te gaan, een vraag die geen antwoord behoefde. En als er al een antwoord op de vraag was dan zou het er op neerkomen dat ik met het lezen van deze boeken een ‘ervaring’ heb opgedaan, een ervaring die niet noodzakelijk voor rendement zorgde, maar die ik wel voor nog een hele lange tijd zal kunnen koesteren. En nu ik erover nadenk heeft het wel degelijk concreet gerendeerd om deze boeken te lezen: ze hebben mij allebei uitgebreid doen stilstaan bij het godgeklaagde fenomeen dát tegenwoordig zowat alles moet renderen. En ik heb tijdens het lezen van deze boeken vastgesteld dat ik met plezier tegen deze tendens wil ingaan.
‘Infinite Jest’ en ‘Gravity’s Rainbow’ vragen heel veel van een gemiddelde lezer. Heel veel althans in vergelijking met - ik noem het eerste boek dat in mij opkomt - ‘De helaasheid der dingen’. Om te beginnen zijn beide boeken drie à vier keer zo dik als ‘De helaasheid der dingen’, maar je moet er om alles te kunnen begrijpen ook drie à vier keer beter je kop bijhouden tijdens het lezen. Beide vuistdikke boeken zijn geschreven in het soort taalregister dat je misschien wel nergens anders aantreft in de moderne literatuur. In ‘Infinite Jest’ - 1000 kleinbedrukte pagina’s + 200 nog kleiner bedrukte pagina’s met eindnoten - kom je ellenlange passages tegen die zo lijken weggeplukt uit een vakblad voor academici die opereren in een verre uithoek van de wetenschap, en Thomas Pynchon toont zich in ‘Gravity’s Rainbow’ een kampioen in pagina’s lange quasi nutteloze, zij het vaak prachtige, uitweidingen over, bijvoorbeeld, de natuur, waardoor je als in je gedachten afdwalende lezer steeds opnieuw van de sporen sukkelt die in feite het werkelijke verhaal vormen. Het zijn dit soort zaken waarop een lezer met een overvolle agenda heel snel zal afknappen wanneer hij er al in het eerste hoofdstuk mee te maken krijgt. Waar gaat dit in godsnaam over, kan hij zich dan afvragen. En: heb ik misschien niks beters te doen? Wat héb ik hieraan - hoe zal dit renderen? Wel, als ik die vraag dan toch beantwoord: je krijgt hier te maken met een doorlopende stroom van verrassingen, met een bombardement van rariteiten en andere gekkigheden waarvan je nooit had gedacht dat een mens ze kon bedenken en waarvan je vermoedt dat geen andere schrijver in staat is om deze te produceren - waarom anders zijn Pynchon en Wallace absolute cultschrijvers? Je breekt je al lezend het hoofd over de drijfveren van Wallace en Pynchon - en in één ruk ook over de drijfveren van de mens als zodanig - en gaat op internet alles lezen wat er over hen te vinden is. Je hebt als lezer ook het gevoel dat je in een select gezelschap terechtkomt van mensen die ‘het’ ook hebben klaargespeeld, die kunnen weten welke inspanning je hebt geleverd door Wallace of Pynchon te lezen. Het lezen van deze boeken vormt misschien het equivalent van wat men in de sport een ‘strijd tegen de elementen’ zou noemen. Je trotseert onaangenaam lange, extreem gedetailleerde, niets concreet toevoegende omschrijvingen van onbenulligheden, moet soms tot het uiterste gaan om er je geduld niet bij te verliezen en verlegt je grens telkens wanneer je weer zo’n godgeklaagde passage doospartelt en in een meer toegankelijk deel van het verhaal terechtkomt, waar je weer even op adem kan komen vooraleer je opnieuw aan het zwoegen moet. En hoewel dat alles dan niet rendeert in de gangbare betekenis van het woord gaat die geleverde inspanning dikwijls samen met een gevoel van diepe tevredenheid. Te weten dat je zo’n boeken aankan, geeft je een boost. Je bent een man van de lange adem en hebt bewezen dat je aandachtsspanne die van een goudvis overstijgt.
Sinds ik ‘Infinite Jest’ (en ‘Gravity’s Rainbow’) gelezen heb, ben ik iemand die zich kan toeleggen op dingen die in de ogen van vele anderen in niets concreets zullen resulteren. En daar ben ik blij om.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten