Ik kleed je uit. Met mijn woorden en mijn woorden. Met altijd maar die woorden. Je moet er maar niet op letten. Je staat al in je blootje, maar je moest er maar niet op letten. Dat ik schrijf als Arnon Grunberg. En dat ik niet meer kan stoppen. Dat ik een oudere man ben dan dat ik zou willen. En dat ik zijn trui draag en dat ik daar zelf voor koos.
Je moet er maar niet op letten dat ik je in de eerste plaats als inspiratie voor een gedicht beschouw. Een gedicht dat ik overigens naar alle waarschijnlijkheid niet zal schrijven. Dat is het zowat. Wie ik ben en wat ik doe. Ik ben een ondernemer in sloopwerken. Ik sloop mensen. En dan vraag ik me af waar het verkeerd ging.
Je moet er maar niet op letten dat ik weer eens raar uit de hoek kom. Jouw hoek is de mijne niet, denk ik dan. En jij gaat weg, nog verder en verder, en ik denk 's ochtends na over wat er verkeerd ging. Ik word daar mee wakker. Al hoestend en snuivend word ik wakker. Zonder. En dan ga ik mijmeren. Dan kijk ik naar filmpjes. Dan hoop ik dat jij je hoofd om de deur steekt. Dat jij door het raam naar binnen komt vliegen. En dat je zegt dat ik mooi kan zingen. En dat je zegt dat je morgenavond komt dineren. Maar je komt niet.
En je blijft lang weg. Steeds vaker moet ik horen dat ik niet wanhopig hoor te worden. Steeds korter wordt de rest van mijn leven. En jij hebt mij steeds meer onder je knoet. Ik kom je vanavond zoeken. Ik zal niet slapen voor ik je vind.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten