woensdag 22 november 2017

Vreselijke docent

“Alexander, kan ik je even spreken?”
“Zeker, mevrouw.”
“Ik wil je wat feedback geven over je houding tijdens de les. Ik zou je willen vragen om in de klas soms iets meer kritische zin te tonen. Je bent erg meegaand en lijkt over weinig dingen een eigen mening te hebben. Je formuleert zelden een originele gedachte en sluit je al te gemakkelijk aan bij de mening van een meer kritische klasgenoot. Ben je daar in het verleden nog op aangesproken geweest of krijg je deze feedback voor het eerst?”
“Nee, het is niet de eerste keer dat ik deze feedback krijg en ik doe ook wel mijn best om kritisch te zijn over sommige dingen, maar het lukt gewoon niet goed. Ik bén niet kritisch, denk ik.”
“En toch denken wij vanuit het lerarenkorps dat kritisch zijn iets is dat jij kan leren. Lees je soms een krant of volg je de actualiteit? Denk je dan na over wat je leest of hoort en vorm je je daar een mening over?”
“Niet echt, mevrouw. Ja, ik luister af en toe wel naar het nieuws, maar ik heb daar niet echt iets over te zeggen. Ik heb daar weinig gedachten bij.”
“Oké, het is goed dat je de actualiteit toch een beetje volgt. Ik zou je willen vragen om voortaan minstens één keer per week naar het nieuws te luisteren en er één bericht uit te pikken waarover je je een mening vormt. Voor de les begint kom je dat dan even met mij bespreken in de leraarskamer. Ik reken er op dat je toont dat je een mening hebt en probeer daarbij ook zo kritisch mogelijk te zijn. Het is belangrijk in onze opleiding dat je over sommige thema’s een standpunt kan innemen. Dat is niet voor iedereen even gemakkelijk, maar het is wel iets waar je je in kan oefenen.”
“Oké, mevrouw.”
“Dankuwel, Alexander. Tot volgende week.”
“Tot volgende week, mevrouw.”
“Mevrouw, ik ben er zeker van dat u als docent vertrekt vanuit de vraag of u uw eigen lessen leuk zou vinden, mocht u die lessen krijgen. Dat is, neem ik aan, het uitgangspunt voor elke leerkracht in het volwassenenonderwijs. Te vergelijken met een bakker die zijn eigen broden te vreten moet vinden voor hij ze begint te verkopen. Ik ben er ook zeker van dat u nadenkt over de manier waarop u met de studenten omgaat. Als u vraagt of ‘wij ook mogen meeluisteren’ wanneer een student iets tegen een andere student fluistert, dan neem ik aan dat u dat doet vanuit het idee dat u het als leerling fijn zou vinden om zo toegesproken te worden door uw docent. En aangezien we hier in het volwassenenonderwijs zitten, kan u zich waarschijnlijk wel voorstellen dat u hier les zou volgen, volwassenen onder elkaar als we zijn. Wel, indien dat zo was, indien u hier les volgde, zou u het waarschijnlijk ook fijn vinden mocht uw docent op uw vraag of u naar de wc mag antwoorden met: “binnen een kwartier is het pauze”.”
Enzovoort. Man, wat heb ik een vreselijke docent.

dinsdag 21 november 2017

Moeilijke jeugd

“Da’s echt een ziek merk”, zei hij terwijl hij naar mijn nieuwe jas van het merk Patagonia keek. Ik wist even niet zeker of dit goed dan wel slecht nieuws was. Goed, zo bleek, gelukkig. ‘Ziek’ is een synoniem voor ‘cool’, blijkbaar.
Cool.
We speelden een kennismakingsspel. We stonden in een kring en wie dat wilde kon een stap naar voor zetten en iets over zichzelf vertellen. Wie zich herkende in dat wat er gezegd werd, kon vervolgens mee in de kring gaan staan. “Ik ben heel verlegen”, biechtte ik op en ik zette een stap naar voor. Enkelen volgden mij.
“Ik heb een moeilijke jeugd gehad”, sprak een ander. Ik twijfelde. Nogal makkelijk als je het mij vraagt, zeggen dat je een moeilijke jeugd hebt gehad. Wat is dat trouwens? Wie bepaalt dat? Uiteindelijk zette ook ik een stap naar voor, al was het maar opdat de anderen zouden opmerken dat ook ik een ‘zware rugzak’ meedraag. En om mij interessant te maken, ook daarom ging ik in de kring staan. Lekker gratuit. Serieus, wat is dat, een moeilijke jeugd? Stoppen met school op zestien jaar? Twee keer van huis weglopen? Je pa die je slaat? Wat de jongen met de moeilijke jeugd (tot nu toe) heeft gelost doet vermoeden dat hij niet graag naar school ging. Het systeem was niet op zijn maat, dat soort verhaal. Maar dat hebben we natuurlijk nog gehoord. Welkom in de club, enzo. Ik had er zelf geen bijzondere moeilijkheden mee om een hele dag aan een lessenaar te zitten. Inspirerend was het natuurlijk niet, maar ik werd er ook niet knettergek van. Dat er anderen zijn die er wél gek van worden, begrijp ik. Maar om te zeggen dat je een moeilijke jeugd hebt gehad, is er volgens mij nog iets meer nodig. En waarschijnlijk zal dat ‘iets meer’ er bij hem ook wel zijn. Och, het interesseert me eigenlijk niet eens. Hebben we het niet allemaal al eens moeilijk?
De bus, oftewel dat vervoersmiddel waarop je zoveel hoogopgeleide mannen/vrouwen van ouder dan dertig ziet. De bus, oftewel dat vervoersmiddel waarop ik een in zichzelf gekeerde, binnensmonds mompelende, zichtbaar verwarde man van amper een jaar of 70 gadesloeg. Eerst zat ik naast hem, maar dat werd me al gauw te gortig. Zijn onverstaanbare geprevel ging namelijk samen met een soort walgelijk gesmak waar ik knettergek van werd. Ik verzette me van plaats, een eindje bij hem vandaan, maar wel op een plaats waar ik hem goed kon zien. Wie was die man met zijn bruine anorak, met afgedragen schoenen (eerder sloffen) in dezelfde kleur en een onbestemde blauwe broek? Wie was die man die zeker niet ouder dan 70 kon zijn maar die toch de indruk wekte de seniliteit op de hielen te zitten? Hoe was hij geworden wie hij nu is? Waar ging hij naartoe? Hij stond op, met enige moeite. Ging hij afstappen? Nee. Hij drukte niet op de bel. Maar hij bleef staan. Zou hij weten waar hij is, vroeg ik me af. Straks is hij zijn halte voorbij. Hij drukte op de bel en stapte af daar waar de ‘proffen van de KUL’ wonen, oftewel de villawijk in Heverlee op een steenworp van Leuven. De man leek gedesoriënteerd, hij keek naar links en hij keek naar rechts. Hij slofte ten slotte richting de villawijk. Triestig, dacht ik. Knal mij neer als het met mij ook zo afloopt.

vrijdag 17 november 2017

Dromen zeer serieus nemen

Weinig dat mij zo irriteert als mensen die in mijn plaats beslissen wat ik serieus moet nemen.
Weinig dat ik zo belachelijk vind als mensen die de meest onnozele dingen serieus nemen.
Weinig dat ik zo serieus neem als mijn eigen belangen verdedigen, desnoods ten koste van anderen.
Mijn devies is: maak het niet moeilijker dan het al is. En ‘het’ is uiteraard het leven.
Voor ik in de wereld geworpen werd, om eens een begrip van Martin Heidegger te gebruiken, had ik graag even een kijkje willen nemen. Onzichtbaar of vanachter een raam had ik dan vanuit alle perspectieven kunnen bestuderen hoe ik een goed leven kan leiden, wat het leven precies inhoudt en of het wel iets voor mij is. Dat zoiets niet kan, is een groot mankement binnen de Goddelijke Schepping of het Grote Toeval. Mensen zouden de kans moeten krijgen om zelf de afweging te maken. (Maar eens we dan geboren worden, nadat we ‘ja’ tegen het leven hebben gezegd, moet dat beslissingsmoment dat aan het leven vooraf gaat uit ons geheugen gewist zijn, anders zouden we onszelf en elkaar gedurende ons leven om de haverklap vragen waarom we voor het leven gekozen hebben, en daar zou ook weer veel miserie uit voortkomen.)
Ik heb vannacht gedroomd dat ik verliefd was op een meisje met wie ik ooit in de klas heb gezeten. Opvallend detail: zij had in deze droom volledig het uiterlijk van een mensaap. Ze was niet groot, had een platte kop en kon maar gebrekkig praten. Toch vond ik haar mooi, waren wij helemaal gek op elkaar en konden we niet van elkaar afblijven. We waren ook echt heel gelukkig samen. Maar zij was onmiskenbaar een mensaap. Dit was een vreemde maar ook een hele mooie, bijna ontroerende droom, waarvan ik helaas heel veel details vergeten ben.

zaterdag 11 november 2017

Vreesachtige mens

Ik ben een vreesachtige mens en nergens wordt dat zo duidelijk als in mijn dromen. In mijn dromen lijk ik situaties uit mijn dagelijks leven te herbeleven en lopen die situaties vaak slechter af dan ze in werkelijkheid afgelopen zijn. Gelukkig ben ik mij daar overdag maar weinig van bewust, maar ik leef wel degelijk in de vrees dat het op een dag in de niet zo verre toekomst eens helemaal fout zal lopen. Dat ik finaal door de mand zal vallen en ontmaskerd zal worden als een pathetische en lachwekkende loser. De ultieme keer dat ik als ‘heel raar’ of als ‘een autist ofzo’ bestempeld zal worden, waarna ik voor eens en voor altijd zal moeten toegeven dat ik gewoon niet mee kan met hen, de normale mensen (niet tussen enkele aanhalingstekens, voor één keer). Hoe, waar en wanneer mijn ontmaskering zal plaatsvinden weet ik niet, maar voor mij staat het buiten kijf dat ik - ik kan niet de héle tijd oplettend zijn - nog eens pijnlijk hard tegen een muur ga aanbotsen. En dat is jammer, want ik doe er echt bijna alles aan om dat te voorkomen. Ik ben daar actief mee bezig door vooral niet al te actief te zijn en door over dit soort gedachten te praten.
Vannacht had ik een nogal ongemakkelijke droom. Ik droomde dat ik Vincent Merckx contacteerde in verband met zijn roman ‘De man die niet schoot’. Ik zei of mailde hem dat ik zijn boek enkele weken geleden gelezen had en dat ik daar een stuk over had geschreven. Ik mailde hem dat stuk en zei dat hij maar moest zien wat hij ermee deed. Misschien vond hij het leuk dat iemand vrij uitgebreid aandacht aan zijn boek had besteed. Als ik het goed heb excuseerde ik me voor de mogelijkheid dat ik zijn boek misschien helemaal verkeerd begrepen heb. En precies dat is echt wel helemaal iets voor mij natuurlijk: op voorhand al mijn excuses aanbieden, zodat ik de klap kan opvangen wanneer hij mij laat weten dat ik zijn boek inderdaad helemaal verkeerd begrepen heb. Alsof ik voor zoiets bang zou moeten zijn. Alsof zoiets ertoe doet.
Ik ben een bang iemand. In bepaalde gezelschappen ben ik bijna voortdurend bezig ‘de schade te beperken’. De schade, oftewel: het ultieme gezichtsverlies. De gelegenheid waarbij er niets meer te herstellen valt en waarbij mijn jarenlange inspanningen om ‘normaal’ over te komen teniet worden gedaan. De gelegenheid waarna de moed noch de zin zal terugkeren.

vrijdag 10 november 2017

280 tekens

“Hé, sinds vandaag hebt ge op Twitter 280 lettertekens in plaats van 140.”
“Aaaah, ik dacht al, vanmorgen: ‘amai, da’s precies zo’n extreem lange tweet..’”
“Ja, maar da’s echt raar, want ge zijt daar nu aan gewend om zo’n tweet heel kort te houden en nu opeens is dat niet meer nodig. Echt een mindfuck.”
“Ja, sowieso. Bij mij heeft dat echt extreem lang geduurd voor ik iets gezegd kreeg in 140 tekens en nu opeens is dat niet meer nodig. Pff.”
“Zeg, effe iets anders, staan de Instagramberichten al klaar?”
“Ik ben ermee bezig.”
“En de Facebook?”
“Is al gebeurd.”
“Met Facebook wel altijd opletten dat ge wat tijd laat tussen twee posts. Anders verschijnt er maar één in het overzicht van onze followers.”
“Hoeveel tijd tussenlaten?”
“Toch zeker 40 minuten ofzo. Of een uur. Tenzij het echt belangrijk is.”
“En hoe doen we het nu met Twitter, nu die berichten dubbel zo lang mogen zijn?”
...
Enzovoort.
Enzomeer.
Enzoverder.
Ik ben een hele slechte communicatiemedewerker. Van gesprekken zoals deze krijg ik al maar gemakkelijker het vliegend schijt in het kwadraat.
Het Facebookbericht dat oh zo belangrijk is genereert acht likes (zeven duimpjes, één hartje) en het wordt door niemand gedeeld. Die ene belangwekkende tweet wordt geliket en geretweet door één collega. Verder gebeurt er nougatbollen.
Ik heb dit niet gewild. Sociale media zijn op de terugweg in mijn leven. Twitter gebruik ik al lang niet meer actief, een enkele keer ga ik even piepen wat er trending is, en ook Facebook kan mij steeds minder boeien. Sinds ik thuis geen internet heb, bezoek ik die site sowieso veel minder en als ik er eens op zit, ben ik vaak verbijsterd over het feit dat dat medium mij tot voor kort zo in beslag kon nemen. Meer in het algemeen ben ik eigenlijk niet zo heel dol meer op internet als dusdanig, merk ik. Ik vraag me steeds vaker af: waarom? Waarom is dit, internet, zo belangrijk? Voor mij? Voor de hele maatschappij? De antwoorden op die vragen zijn bekend, dus die ga ik hier niet opsommen, laat staan bespreken, maar persoonlijk heb ik al een tijd geleden vastgesteld dat ik me het allerhardst verveel wanneer ik rondsurf op internet. Door op internet toertjes te doen, hoop ik verveling te kunnen vermijden of bestrijden, maar het tegendeel is het geval. Net dat gesurf brengt mij in een staat van lethargie die ik niemand toewens, om het zo te zeggen. Dat je verveling bestrijdt met een middel dat je verveelt, triestiger kan het nauwelijks worden.
Ik ben een waardeloze communicatiemedewerker. ‘t Is te zeggen: ik wil graag communiceren, maar gewoon niet op díé manier. Ik word zo fucking moe van díé manier.

vrijdag 3 november 2017

SP.A-brochure

Wow, heb ik nu gedroomd of niet dat iemand mij vertelde dat iemand die ik ken darmkanker heeft? Ja, ik heb dat gedroomd, ik ben er 95% zeker van. Ik kon er in die droom mijn kop niet bijhouden en vroeg “Welke kanker ook weer? Borstkanker?” “Nee, darmkanker”, klonk het lichtjes geërgerd. Ik weet niet meer wie mij dat vertelde. Ik weet ook niet meer wie die kanker had.
In de brochure ‘Leuven, een toekomst voor iedereen’ van de sp.a lees ik het volgende: “Leuven is een groeiende stad waar veel beweging in zit. Het is fijn dat steeds meer mensen ervoor kiezen om hier te komen wonen.” Ho, stop! Stop! Steeds meer mensen kiezen ervoor om in Leuven te komen wonen? Een andere waarheid is dat steeds meer mensen uit Leuven wegtrekken omdat de stad onbetaalbaar geworden is. Mensen verhuizen naar Tienen of Mechelen omdat je daar wel nog een huis kan kopen voor een redelijk bedrag. De nieuwkomers in Leuven zijn waarschijnlijk bijna zonder uitzondering welgesteld en hoogopgeleid. Of anders zijn het opkopers die een pand kopen om het opnieuw te verhuren of om het om te bouwen dat studentenkamers. Doe daar niet huichelachtig over, sp.a.
Zelf kan ik mij geen studio in Leuven veroorloven. Zelfs geen piepkleine. Tenzij ik bij het OCMW aanklop misschien. De situatie is onhoudbaar. Prijzen beginnen vanaf 550 euro per maand. Met een inkomen van 850 euro per maand is er werkelijk geen enkel immokantoor dat op mijn kandidatuur zit te wachten, laat staan dat ze die serieus in overweging zouden nemen. Als je krap bij kas zit kan je in Leuven niks komen zoeken. Ik kon enkel maar op het grondgebied Leuven blijven wonen omdat ik het geluk heb iemand te kennen wiens studio leegstond. Fuck, man. Leuven een stad met veel nieuwe inwoners. Ik kan daar boos van worden.
Oh, iets verderop in de brochure zeggen ze het dan toch zelf (omdat ze er écht niet omheen kunnen): “Zo is het als gezin of alleenstaande niet altijd vanzelfsprekend om een betaalbare woning te vinden.” ‘Niet altijd vanzelfsprekend’ is hier een eufemisme voor ‘bijna onmogelijk’, maar bon. Voor sp.a is dit maar één van de ‘uitdagingen’ die ze wil aanpakken. Enzovoort, enzoverder. Blablabla met wat leuke foto’s erbij. Leuke foto’s van mensen van wie we weten dat ze ook weleens enorm huichelachtig uit de hoek kunnen komen. Nee, ‘t zal geen wandeling in het park worden voor de sossen. Met de weinig charismatische kandidaat-burgemeester Mohamed Ridouani wordt het er ook niet gemakkelijker op.

woensdag 1 november 2017

"Goh, die heeft een goeie stem"

Ik ken iemand die graag naar ‘The Voice van Vlaanderen’ kijkt. Jaar in jaar uit en week na week. Ter ontspanning én om mensen met een mooie stem te horen zingen, om die, nadat een nieuw seizoen erop zit is, ook meteen weer te vergeten.
“Goh, die heeft een goeie stem”, zegt zij dan over een of ander meisje met een ‘urban look’ uit Kaprijke dat het eigenaardig genoeg nog niet ver heeft geschopt in het internationale muzieklandschap. “‘t Is te hopen dat ze die niet gaan wegstemmen.”
Ik voel mij altijd geroepen om de sfeer te verpesten. “Binnen een maand zijt ge het bestaan van dat kind alweer vergeten. Ge weet toch dat het jurylid-van-beroep Koen Wauters’ grote frustratie is dat er uit al die talentenjachten nooit een grote ster voortkomt? Die mens zit al vijftien jaar in de ene jury na de andere en behalve Natalia is er nooit iemand uit zo’n programma gekomen die daarna iets dat een beetje op een carrière lijkt wist uit te bouwen. Pensenkermissen, ja, die doen ze misschien wel.”
Dat van Koen Wauters herhaal ik keer op keer, omdat ik dat zo’n sterk argument vind tégen het ernstig nemen van zangwedstrijden op tv. Alsof het in zo’n wedstrijd om muziek draait. Het gaat om entertainment, entertainment van zeer korte duur dan nog. Eens van het scherm is hij/zij die blijkbaar bekend hoopte te worden alweer vergeten. En gelukkig maar.
Maar toch. Koen Wauters heeft daadwerkelijk verklaard dat hij het jammer vindt dat geen van deze mensen erin slaagt om blijvende bekendheid te verwerven. Hoe houdt hij het dan vol in die jury’s, vraag ik me af. Hij (en een zangcoach enz) investeert zoveel tijd in het begeleiden van die jongens en meisjes om daarna al dat werk min of meer verloren te zien gaan.
Maar daar wilde ik het eigenlijk niet eens over hebben. Wat ik eigenlijk wilde zeggen is dat ik het zo jammer vind dat de vrouw die naar zangwedstrijden op tv kijkt nauwelijks nog naar muziek luistert, zelden of nooit naar concerten gaat. Ze hoort iemand op tv een voor haar onbekend liedje coveren en dat is voor haar dan de officiële versie van dat liedje. Naar het origineel is ze niet eens meer benieuwd. En ik kan het dus niet laten om daar steeds iets van te zeggen.