dinsdag 21 november 2017

Moeilijke jeugd

“Da’s echt een ziek merk”, zei hij terwijl hij naar mijn nieuwe jas van het merk Patagonia keek. Ik wist even niet zeker of dit goed dan wel slecht nieuws was. Goed, zo bleek, gelukkig. ‘Ziek’ is een synoniem voor ‘cool’, blijkbaar.
Cool.
We speelden een kennismakingsspel. We stonden in een kring en wie dat wilde kon een stap naar voor zetten en iets over zichzelf vertellen. Wie zich herkende in dat wat er gezegd werd, kon vervolgens mee in de kring gaan staan. “Ik ben heel verlegen”, biechtte ik op en ik zette een stap naar voor. Enkelen volgden mij.
“Ik heb een moeilijke jeugd gehad”, sprak een ander. Ik twijfelde. Nogal makkelijk als je het mij vraagt, zeggen dat je een moeilijke jeugd hebt gehad. Wat is dat trouwens? Wie bepaalt dat? Uiteindelijk zette ook ik een stap naar voor, al was het maar opdat de anderen zouden opmerken dat ook ik een ‘zware rugzak’ meedraag. En om mij interessant te maken, ook daarom ging ik in de kring staan. Lekker gratuit. Serieus, wat is dat, een moeilijke jeugd? Stoppen met school op zestien jaar? Twee keer van huis weglopen? Je pa die je slaat? Wat de jongen met de moeilijke jeugd (tot nu toe) heeft gelost doet vermoeden dat hij niet graag naar school ging. Het systeem was niet op zijn maat, dat soort verhaal. Maar dat hebben we natuurlijk nog gehoord. Welkom in de club, enzo. Ik had er zelf geen bijzondere moeilijkheden mee om een hele dag aan een lessenaar te zitten. Inspirerend was het natuurlijk niet, maar ik werd er ook niet knettergek van. Dat er anderen zijn die er wél gek van worden, begrijp ik. Maar om te zeggen dat je een moeilijke jeugd hebt gehad, is er volgens mij nog iets meer nodig. En waarschijnlijk zal dat ‘iets meer’ er bij hem ook wel zijn. Och, het interesseert me eigenlijk niet eens. Hebben we het niet allemaal al eens moeilijk?
De bus, oftewel dat vervoersmiddel waarop je zoveel hoogopgeleide mannen/vrouwen van ouder dan dertig ziet. De bus, oftewel dat vervoersmiddel waarop ik een in zichzelf gekeerde, binnensmonds mompelende, zichtbaar verwarde man van amper een jaar of 70 gadesloeg. Eerst zat ik naast hem, maar dat werd me al gauw te gortig. Zijn onverstaanbare geprevel ging namelijk samen met een soort walgelijk gesmak waar ik knettergek van werd. Ik verzette me van plaats, een eindje bij hem vandaan, maar wel op een plaats waar ik hem goed kon zien. Wie was die man met zijn bruine anorak, met afgedragen schoenen (eerder sloffen) in dezelfde kleur en een onbestemde blauwe broek? Wie was die man die zeker niet ouder dan 70 kon zijn maar die toch de indruk wekte de seniliteit op de hielen te zitten? Hoe was hij geworden wie hij nu is? Waar ging hij naartoe? Hij stond op, met enige moeite. Ging hij afstappen? Nee. Hij drukte niet op de bel. Maar hij bleef staan. Zou hij weten waar hij is, vroeg ik me af. Straks is hij zijn halte voorbij. Hij drukte op de bel en stapte af daar waar de ‘proffen van de KUL’ wonen, oftewel de villawijk in Heverlee op een steenworp van Leuven. De man leek gedesoriënteerd, hij keek naar links en hij keek naar rechts. Hij slofte ten slotte richting de villawijk. Triestig, dacht ik. Knal mij neer als het met mij ook zo afloopt.

Geen opmerkingen: