Ik ben een vreesachtige mens en nergens wordt dat zo duidelijk als in mijn dromen. In mijn dromen lijk ik situaties uit mijn dagelijks leven te herbeleven en lopen die situaties vaak slechter af dan ze in werkelijkheid afgelopen zijn. Gelukkig ben ik mij daar overdag maar weinig van bewust, maar ik leef wel degelijk in de vrees dat het op een dag in de niet zo verre toekomst eens helemaal fout zal lopen. Dat ik finaal door de mand zal vallen en ontmaskerd zal worden als een pathetische en lachwekkende loser. De ultieme keer dat ik als ‘heel raar’ of als ‘een autist ofzo’ bestempeld zal worden, waarna ik voor eens en voor altijd zal moeten toegeven dat ik gewoon niet mee kan met hen, de normale mensen (niet tussen enkele aanhalingstekens, voor één keer). Hoe, waar en wanneer mijn ontmaskering zal plaatsvinden weet ik niet, maar voor mij staat het buiten kijf dat ik - ik kan niet de héle tijd oplettend zijn - nog eens pijnlijk hard tegen een muur ga aanbotsen. En dat is jammer, want ik doe er echt bijna alles aan om dat te voorkomen. Ik ben daar actief mee bezig door vooral niet al te actief te zijn en door over dit soort gedachten te praten.
Vannacht had ik een nogal ongemakkelijke droom. Ik droomde dat ik Vincent Merckx contacteerde in verband met zijn roman ‘De man die niet schoot’. Ik zei of mailde hem dat ik zijn boek enkele weken geleden gelezen had en dat ik daar een stuk over had geschreven. Ik mailde hem dat stuk en zei dat hij maar moest zien wat hij ermee deed. Misschien vond hij het leuk dat iemand vrij uitgebreid aandacht aan zijn boek had besteed. Als ik het goed heb excuseerde ik me voor de mogelijkheid dat ik zijn boek misschien helemaal verkeerd begrepen heb. En precies dat is echt wel helemaal iets voor mij natuurlijk: op voorhand al mijn excuses aanbieden, zodat ik de klap kan opvangen wanneer hij mij laat weten dat ik zijn boek inderdaad helemaal verkeerd begrepen heb. Alsof ik voor zoiets bang zou moeten zijn. Alsof zoiets ertoe doet.
Ik ben een bang iemand. In bepaalde gezelschappen ben ik bijna voortdurend bezig ‘de schade te beperken’. De schade, oftewel: het ultieme gezichtsverlies. De gelegenheid waarbij er niets meer te herstellen valt en waarbij mijn jarenlange inspanningen om ‘normaal’ over te komen teniet worden gedaan. De gelegenheid waarna de moed noch de zin zal terugkeren.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten