Kijk eens naar deze foto. Dit is een printscreen vanop mijn laptop. Wat je ziet is het nieuwe record (en de split-tijden) dat ik op het Engeland-racetrack in de demo van Colin McRae Rally 2.0 gevestigd heb.
Check it out, dit is belangrijk voor mij. 02:42:73, dat is een waanzinnige tijd. Er is nog wel marge om er enkele tienden af te doen, maar deze nieuwe topchrono is er ook al eentje om U tegen te zeggen.
Of ik gek ben geworden? Waar ik het in godsnaam over heb? Wel ja, ik ben altijd een fan van racespelletjes geweest. Niet dat ik in het verleden met spelconsoles in de weer ben geweest (Playstation e.a., allemaal nooit gehad), maar ik downloadde weleens een demo van een of ander racespel op mijn pc. Zo ook Colin McRae Rally 2.0, enkele jaren geleden. Dit spel kwam al uit in 2000 en ongetwijfeld zijn er nu eindeloos veel nieuwe race-games met veel meer mogelijkheden enz, maar dat interesseert mij allemaal niet. Mij interesseert het Engeland-racetrack op Colin McRae en de supersonische chrono die ik op dat parcours kan neerzetten. Ik rijd graag tegen de klok, ik hou van chrono’s en chrono’s verbeteren. Geen Grand Theft Auto voor mij. Ken ik niet, boeit me niet, couldn’t care less. Ik wil gewoon racen. Zonder gedoe, zonder ‘verhaal’.
Dus, kijk nog eens naar deze printscreen. Links zie je de nieuwe toptijd (en ik daag u uit om die te verbeteren - ge gaat fameus uit uw pijp mogen komen, fámeus!), rechts zie je de voormalige toptijd. 44 honderdsten heb ik eraf gedaan. Vier tienden en ook nog eens vier honderdsten. Dat lijkt niet veel, maar dat is het wél. Ik zit helemaal op de limiet met deze chrono, hier gaat het niet meer om seconden hier of daar, hier gaat het om één stuurfout die de hele race kan verknallen. En of ik zo veel stuurfouten gemaakt heb.. Duizenden. Het is verdomd moeilijk om dit parcours feilloos af te werken. Eerst heb je een lang, bochtig, stuk tussen de bomen, daarna zit je in open veld met vervelende hekken en glibberig zand, vervolgens heb je een hachelijke passage langs een kasteel (waar je tussen grote stenen moet slalommen) en eens je daar gepasseerd bent zit het moeilijkste werk er in principe op, maar je krijgt nog een hele moeilijke bocht, een akelige, zeer verraderlijke, rotonde, een brug waar je niet tegenaan wil knallen en dan finaal opnieuw een hachelijk stuk tussen de bomen. Om dát allemaal aan een rotvaart en zonder één stuurfout af te werken, het is me ook na 500 pogingen nog steeds niet gelukt. Maar opnieuw: deze 02:42:73 is echt wel een tijd om U tegen te zeggen.
Ik herinner me dat het best een poos geduurd heeft voor ik überhaupt onder de 02:50:00 geraakte (ruim zeven (7) seconden trager dan mijn huidige toptijd!). Het duurt wel even voor je echt weet hoe je een bepaalde bocht moet aansnijden, en dergelijke meer. Maar eens ik onder die 02:50:00 dook, had ik het in de vingers en schoot het wel op met het verleggen van records. Zo herinner ik me een supersonische 02:47:38. Sneller wordt het niet meer, dacht ik toen, maar hé, de aanhouder wint, en je raadt het al, even later stond er een 02:46:31 op het bord.
Het gekke is dat je zou verwachten dat je, eens je bij die toptijden bent aanbeland, je records nog maar met kleine marges kan verbeteren. Maar dat is niet noodzakelijk het geval. Wil je geloven dat mijn voormalige toptijd (02:43:17, rechts op de foto) een verbetering was van mijn record tot dan toe met maar liefst 85(!) honderdsten. Ik had mijn al zeer scherpe record, dat tot dan op 02:44:02 stond) met bijna een volledige seconde scherper gesteld. En dan te weten dat ik ook al van 02:44:52 naar 02:44:02 was gegaan (ook weer meteen een halve seconde).
Om in de 02:44 te rijden mag je al serieus vroeg opstaan. Ik heb het zelf maar hooguit een keer of acht gedaan tot nu toe. Ik rijd makkelijk onder de 02:50:00, maar 44 is absoluut niet evident, zeg dat ik het u zeg. Meestal rijd ik 02:47 of 02:48. Zoals ik al zei, één stuurfout, één slipper, en je kan het vergeten. Alles moet nagenoeg vlekkeloos gaan. Oneindig veel keren lag ik op toptijdschema maar moest ik mijn race halverwege afbreken vanwege een stomme slipper. En hoeveel keren heb ik wel niet puur van de zenuwen een inschattingsfout gemaakt waardoor mijn topchrono foetsie was? Tientallen keren.
Onder de 02:50 rijden blijft ook nu nog een prestatie, maar mits voldoende concentratie (hoewel ook niet té veel, want te veel concentratie is ook niet goed), mits voldoende concentratie kan ik op vrij regelmatige basis tussen de 02:46 en de 02:48 rijden. 02:45 rijden wordt al moeilijker en, zoals ik al zei, heb ik maar hooguit een keer of acht in de 02:44 gereden. Ik heb maar twéé keer in de 02:43 gereden (eerst mijn (intussen voormalige) record (02:43:17) en ook nog eens 02:43:60). Het is gewoon kei- keimoeilijk om zo snel te rijden. En nu ben ik dus in de 02:42 aanbeland.
Ik weet dat het nóg sneller kan, ik ben ervan overtuigd dat ik er nog een halve seconden kan afpitsen en misschien is het ultiem zelfs mogelijk om in de 41 te rijden, maar ik heb nu het gevoel dat ik een chrono heb neergezet waarop ik oprecht trots op mag zijn en dat die halve seconde eraf wel kán, maar niet echt meer hoeft. Ik heb mezelf naar die 42 gepusht, nadat ik het al een wonder vond dat ik laag in de 43 was geraakt, maar om nu nog verder naar de 41 te willen gaan, het hoeft niet meer zo. Ik zou er mijn tanden op stukbijten en ik heb daar precies niet zo veel zin (meer) in, de motivatie is minder aanwezig. Ik herhaal: het is al verdomd lastig om 02:45 te rijden. Dus 02:41... Het kán, maar of het ook zál.
En jij? Wat is jouw topchrono? Ik wil weten wat jouw topchrono is! Ben jij ook een racer? Ben jij ook een racer??? Laat het me weten in de comments! Kunnen we samen racen! Yeeeees!!
dinsdag 26 juni 2018
zondag 24 juni 2018
Over de wanhoopsdaad
(Niet voor mensen die van paardrijden houden II)
Laatst voelde ik me wanhopig, echt enorm wanhopig. Ik kan me niet herinneren me ooit eerder zo wanhopig te hebben gevoeld. Eigenlijk had ik zelfs de indruk dat ik nooit eerder echte wanhoop had ervaren, wat ik doormaakte kwam me voor als een volledig nieuwe sensatie. Op een vrij basaal niveau wist ik even totaal niet meer hoe mijn leven nu verder moest. De zogenaamde ‘wanhoopsdaad’ leek me voor het eerst het overwegen waard. Ik had nooit eerder zó diep in de put gezeten, denk ik.
Overigens vind ik niet dat een mens een reden moet hebben om tot de wanhoopsdaad over te gaan. Een reden is absoluut niet nodig, niemand hoeft mij te zeggen wat ik al dan niet met mijn leven mag doen. Tegen je wil in word je geboren en dat maakt het legitiem om met volle goesting te sterven. Toch maakt ook die wetenschap het er niet gemakkelijker op om de daad in de praktijk te brengen. De mensen die met volle goesting een einde aan hun leven maken, lijken me eerder dun gezaaid.
De wanhoopsdaad kan zich voltrekken in een ‘moment’. Het hoeft helemaal niet zo te zijn dat de wanhopige werkelijk ten einde raad is, een bijna onvoorziene impuls kan volstaan. Op het moment van de daad hoeft de persoon in kwestie niet per se enorm diep in de put te zitten. Hij kan ook simpelweg van mening zijn dat ‘het’ gewoon ‘genoeg’ is geweest. Hij is niemand een uitleg verschuldigd.
(Je kan zomaar op een zonnige zaterdag in de krant het ene na het andere onheilsbericht lezen en voor jezelf uitmaken dat het niet de moeite waard is om de zondvloed (vluchtelingen, Artificiële Intelligentie, klimaatopwarming, een onbehandelbare kanker,..) af te wachten. Zonder dat je je intens wanhopig voelt, kan je bij je volle verstand een einde aan je leven maken. Men zal geschokt zijn, want men zal zich er niet aan verwacht hebben, maar dat doet er niet toe - het is (of was) jouw leven, en dat van jou alleen.)
Ik heb zelf soms kortstondig dat gevoel, dat het genoeg is geweest. En dat zijn niet noodzakelijk de momenten waarop ik diep in de put zit. Ik kan me dan op een bijna willekeurig moment eenvoudige vragen stellen zoals: Wil ik dit eigenlijk? Wil ik dit nog? Of: Moet dit echt? Het antwoord op de vraag of ik dit nog wil is ja. Het antwoord op de vraag of ik dit wil is nee. Het antwoord op de vraag of dit echt moet is natuurlijk ook nee. En toch. En toch. Het is verdomme niet eenvoudig om je ervan af te maken, van het leven. Zelf ben ik nog nooit op een punt aanbeland waarop ik geen enkel toekomstperspectief meer zag. Ik ben te goed omringd om geen enkele uitweg meer te zien. Ik beschik ook over de verbale vaardigheden die mij toelaten om over mijn gevoelens te praten en ‘erover praten’ is meer dan wat ook cruciaal. Zolang ik erover kan praten, zal ik niet tot de wanhoopsdaad overgaan. Daar ben ik zo goed als zeker van. Een intens verlangen om dood te zijn heeft bij mij nog nooit langer dan een dag geduurd.
Een onderscheid dat ik in deze context nog graag wil maken is dat tussen de daad en de ‘poging’. Ik heb eerlijk gezegd een grote minachting voor de poging. De daad ten uitvoer brengen is niet zo moeilijk dat je het moet ‘proberen’. Wie echt dood wilt, weet heel goed wat hij moet doen om ook echt dood te zijn. De poging is een gecamoufleerde, redelijk dramatische, schreeuw om aandacht van iemand die blijkbaar niet in staat is om ‘erover’ te praten. Ik heb daar wel respect voor en je moet de poger ernstig nemen, maar je moet niet concluderen dat hij echt dood wilde. En mocht de poger toch overlijden dan mag dat beschouwd worden als een ongelukkig accident. De persoon in kwestie wilde blijven leven, maar het is helaas anders uitgedraaid. Beste lullig, als je erover nadenkt.
De wanhoopsdaad is niet eervol (en dat is nog een reden waarom ik ze wellicht nooit ten uitvoer zal brengen - ik ben te trots). De wanhoopsdaad is gênant en zorgt voor een hoop gedoe - gedoe waar men zijn ‘nabestaanden’ mee opzadelt. En daar schuilt meteen nog een andere interessante kwestie: in hoeverre heb je als individu het recht om een ander te laten lijden? ‘Lijden’ is natuurlijk een zeer discutabel begrip en in feite is het niet het probleem van de dader dat zijn nabestaanden lijden. Maar toch. Jouw daad laat sporen na en brengt het welzijn van andere mensen in gevaar, met soms ernstige gevolgen.
Heb je daar als individu een verantwoordelijkheid in? Kan je je de daad als het ware ‘permiteren’ zonder je familie en vrienden erover in te lichten, zonder hen voor te bereiden? En hoe ga je er dan mee om wanneer ze je (logischerwijze) op andere gedachten proberen te brengen?
Goh, wat boeiend allemaal.
Toen ik wanhopig was en het gevoel had dat ik er met niemand (meer) over kon praten, heb ik een afspraak gemaakt met mijn dokter. Te weten dat ik mijn dokter zou zien deed mij al heel veel deugd. Daarna duurde het nog een dag of twee voor de wanhoop wegtrok tot op een punt waarop ze te verdragen is. Wanhopig ben ik altijd al een beetje geweest en ik zal het ook wel blijven, neem ik aan, maar als je het een plaats weet te geven kan je je er best goed bij voelen.
En nog een wistjedatje om te besluiten:
Al diegenen (Vreedzame Betogers e.a.) die de laatste jaren met veel zin voor drama over Hoop met hoofdletter h hebben lopen toeteren (in de nasleep van terreuraanslagen vooral), handelen vanuit Angst met hoofdletter a. En ik weet niet wat erger is: wanhoop of angst.
Overigens vind ik niet dat een mens een reden moet hebben om tot de wanhoopsdaad over te gaan. Een reden is absoluut niet nodig, niemand hoeft mij te zeggen wat ik al dan niet met mijn leven mag doen. Tegen je wil in word je geboren en dat maakt het legitiem om met volle goesting te sterven. Toch maakt ook die wetenschap het er niet gemakkelijker op om de daad in de praktijk te brengen. De mensen die met volle goesting een einde aan hun leven maken, lijken me eerder dun gezaaid.
De wanhoopsdaad kan zich voltrekken in een ‘moment’. Het hoeft helemaal niet zo te zijn dat de wanhopige werkelijk ten einde raad is, een bijna onvoorziene impuls kan volstaan. Op het moment van de daad hoeft de persoon in kwestie niet per se enorm diep in de put te zitten. Hij kan ook simpelweg van mening zijn dat ‘het’ gewoon ‘genoeg’ is geweest. Hij is niemand een uitleg verschuldigd.
(Je kan zomaar op een zonnige zaterdag in de krant het ene na het andere onheilsbericht lezen en voor jezelf uitmaken dat het niet de moeite waard is om de zondvloed (vluchtelingen, Artificiële Intelligentie, klimaatopwarming, een onbehandelbare kanker,..) af te wachten. Zonder dat je je intens wanhopig voelt, kan je bij je volle verstand een einde aan je leven maken. Men zal geschokt zijn, want men zal zich er niet aan verwacht hebben, maar dat doet er niet toe - het is (of was) jouw leven, en dat van jou alleen.)
Ik heb zelf soms kortstondig dat gevoel, dat het genoeg is geweest. En dat zijn niet noodzakelijk de momenten waarop ik diep in de put zit. Ik kan me dan op een bijna willekeurig moment eenvoudige vragen stellen zoals: Wil ik dit eigenlijk? Wil ik dit nog? Of: Moet dit echt? Het antwoord op de vraag of ik dit nog wil is ja. Het antwoord op de vraag of ik dit wil is nee. Het antwoord op de vraag of dit echt moet is natuurlijk ook nee. En toch. En toch. Het is verdomme niet eenvoudig om je ervan af te maken, van het leven. Zelf ben ik nog nooit op een punt aanbeland waarop ik geen enkel toekomstperspectief meer zag. Ik ben te goed omringd om geen enkele uitweg meer te zien. Ik beschik ook over de verbale vaardigheden die mij toelaten om over mijn gevoelens te praten en ‘erover praten’ is meer dan wat ook cruciaal. Zolang ik erover kan praten, zal ik niet tot de wanhoopsdaad overgaan. Daar ben ik zo goed als zeker van. Een intens verlangen om dood te zijn heeft bij mij nog nooit langer dan een dag geduurd.
Een onderscheid dat ik in deze context nog graag wil maken is dat tussen de daad en de ‘poging’. Ik heb eerlijk gezegd een grote minachting voor de poging. De daad ten uitvoer brengen is niet zo moeilijk dat je het moet ‘proberen’. Wie echt dood wilt, weet heel goed wat hij moet doen om ook echt dood te zijn. De poging is een gecamoufleerde, redelijk dramatische, schreeuw om aandacht van iemand die blijkbaar niet in staat is om ‘erover’ te praten. Ik heb daar wel respect voor en je moet de poger ernstig nemen, maar je moet niet concluderen dat hij echt dood wilde. En mocht de poger toch overlijden dan mag dat beschouwd worden als een ongelukkig accident. De persoon in kwestie wilde blijven leven, maar het is helaas anders uitgedraaid. Beste lullig, als je erover nadenkt.
De wanhoopsdaad is niet eervol (en dat is nog een reden waarom ik ze wellicht nooit ten uitvoer zal brengen - ik ben te trots). De wanhoopsdaad is gênant en zorgt voor een hoop gedoe - gedoe waar men zijn ‘nabestaanden’ mee opzadelt. En daar schuilt meteen nog een andere interessante kwestie: in hoeverre heb je als individu het recht om een ander te laten lijden? ‘Lijden’ is natuurlijk een zeer discutabel begrip en in feite is het niet het probleem van de dader dat zijn nabestaanden lijden. Maar toch. Jouw daad laat sporen na en brengt het welzijn van andere mensen in gevaar, met soms ernstige gevolgen.
Heb je daar als individu een verantwoordelijkheid in? Kan je je de daad als het ware ‘permiteren’ zonder je familie en vrienden erover in te lichten, zonder hen voor te bereiden? En hoe ga je er dan mee om wanneer ze je (logischerwijze) op andere gedachten proberen te brengen?
Goh, wat boeiend allemaal.
Toen ik wanhopig was en het gevoel had dat ik er met niemand (meer) over kon praten, heb ik een afspraak gemaakt met mijn dokter. Te weten dat ik mijn dokter zou zien deed mij al heel veel deugd. Daarna duurde het nog een dag of twee voor de wanhoop wegtrok tot op een punt waarop ze te verdragen is. Wanhopig ben ik altijd al een beetje geweest en ik zal het ook wel blijven, neem ik aan, maar als je het een plaats weet te geven kan je je er best goed bij voelen.
En nog een wistjedatje om te besluiten:
Al diegenen (Vreedzame Betogers e.a.) die de laatste jaren met veel zin voor drama over Hoop met hoofdletter h hebben lopen toeteren (in de nasleep van terreuraanslagen vooral), handelen vanuit Angst met hoofdletter a. En ik weet niet wat erger is: wanhoop of angst.
vrijdag 22 juni 2018
Over langdurige werkloosheid
(Niet voor mensen die van paardrijden houden)
Als je het niet zelf lange tijd bent geweest, weet je niet wat het is om werkloos te zijn. Vanuit je onbegrip kan je de werkloze uitzeiken omdat hij werkloos is (het is tenslotte zijn ‘schuld’, hij is ‘lui’ of koeioneert de maatschappij op andere manieren) of je kan de werkloze doodknuffelen omdat je denkt dat dat je stemmen zal opleveren. Ook kan je de werkloze ‘tips’ geven om bij sollicitaties een goede (betere) indruk te maken, maar nog het best van al stuur je de werkloze interessante vacatures door die de werkloze niet zelf via de geijkte kanalen kan vinden (omdat deze vacatures ‘intern’ blijven en dus niet op jobsites worden gepubliceerd).
Het is intussen bekend dat de werkloze er fysiek en mentaal slechter aan toe is dan de werkende mens. Eén verklaring daarvoor is dat de werkloze per maand over een beperkt budget beschikt. Hij zal, bijvoorbeeld, sneller een dure medische ingreep uitstellen of hij zal, hoewel hij zich suf piekert, geen psycholoog consulteren, omdat die zo duur is.
Je kan schrikbarend weinig doen met 850 euro per maand. Met dat bedrag kan je een studio huren en eten, maar daar stopt het ook. Er blijft geen geld over voor ‘foliekes’, wat wil zeggen dat je geen uitstapjes maakt, dat je niet op restaurant gaat, dat je niet naar de cinema gaat, dat je niet op reis gaat, dat je niet naar festivals gaat, dat je niet naar de dokter gaat, dat je geen kleren koopt en dat je met andere woorden niet leeft. Wel ja, je leeft natuurlijk wel, in de strikte zin van het woord, maar wat je doet heeft meer te maken met overleven dan met leven.
(Een studio huren is voor een werkloze trouwens zo goed als onmogelijk omdat hij de altijd gevraagde loonfiches niet kan voorleggen.)
Het is wel vanuit deze overlevingsmodus dat de werkloze geacht wordt om te solliciteren en er dus zijn beste beentje voor te zetten. Hoewel zijn gezondheid onder druk staat, schrijft hij sollicitatiebrieven waar de levensvreugde vanaf spat. Hoewel hij van de arbeidsmarkt vervreemd is en minder dan gemiddeld onder de mensen komt, beweert hij dat hij morgen kan beginnen en dat hij dan dynamisch, flexibel, hands on en niet 9 to 5 ingesteld zal zijn.
Nee, als je het niet zelf lange tijd bent geweest, weet je niet wat het is om werkloos te zijn.
Ik merk het zelf in mijn omgeving. Hoewel niemand mij werkelijk het vuur aan de schenen legt, voel ik een gebrek aan ernstig inzicht in mijn situatie of maatschappelijke positie. Men is er immers niet bij wanneer ik rond 9:30 opsta in het besef dat ik nog gerust drie uur in mijn bed kan blijven liggen (steeds een confronterende, vaak pijnlijke, vaststelling). Dat hij zelf om 9:30 koffie staat te drinken met collega’s brengt de werkende mens niet in rekening. De werkende mens beseft niet dat het sociale contact waarvan hij op de werkplek geniet vreselijk belangrijk is, voor hem en voor mensen in het algemeen. De werkloze ontbreekt het daarentegen precies aan dat sociale contact en om 9:30 drinkt hij geen koffie met collega’s en maakt hij geen geanimeerd praatje over die voetbalmatch die gisteren voor zoveel opwinding heeft gezorgd. De werkloze is alleen en gaat straks in zijn eentje op een zo productief mogelijke manier enkele uren verslijten.
Mijn eigen leven speelt zich voor de helft in ‘het verborgene’ af en wanneer ik niet in het verborgene zit (de momenten waarop de werkende mens mij te zien krijgt), toon ik mij van een andere kant. Dan ben ik ‘er volop mee bezig’ en ‘hoopvol’.
Maar in het verborgene ben ik alleen en evenmin heb ik collega-werklozen tegen wie ik wat kan zagen. Werklozen komen nergens samen; we zijn geen collega’s van elkaar die met over voetbal praten of over welke onbenulligheid dan ook. Ik sta ‘s morgens op en weet dat ik me vandaag niet nuttig ga maken voor de maatschappij. Ik weet dat ik wederom niet ‘meedraai’ en niet ‘meetel’. Die gedachten op zich zijn schadelijk voor mijn gezondheid. Het isolement en het gepieker maken het solliciteren aanzienlijk moeilijker, want je zelfrespect en je zelfvertrouwen worden aangevreten. In een maatschappij waarin men zich voorstelt door zijn naam te noemen en meteen daarna zijn beroep te vermelden, is het niet evident om buiten te komen (en buiten komen is op zich al niet evident vanwege een gebrek aan geld).
Ik heb ook niet het gevoel dat de werkende mens er zich een voorstelling van kan maken hoe lang de dag van een werkloze duurt. Ik zou de werkende mens graag uitnodigen om het leven van een werkloze gedurende een half jaar over te nemen. Tot zijn tevredenheid zal de werkende mens dan vaststellen dat hij ‘s morgens in zijn bed kan blijven liggen, maar daarna zal hij merken dat het al twee uur in de namiddag is en dat hij van de hele dag nog met niemand gesproken heeft. Niemand heeft hem begroet of gebeld. Hij is alleen.
Het uitgavepatroon van deze werkende mens die nu de plaats van de werkloze heeft ingenomen, zal (aanzienlijk) veranderen. Hij zal ondervinden dat 1.500 euro (ik noem maar wat) een ander bedrag is dan 850 euro. De groepsreis naar zuid-Spanje die hij voor augustus op het oog had, zal hij uit zijn hoofd moeten zette, hij heeft er nu eenmaal het geld niet meer voor. Hij zal ook nadenken over zijn koopgedrag. Hij zal bewust of onbewust de winkelstraten mijden en in de supermarkt zal hij twee keer meer tijd doorbrengen nu hij specifiek op zoek moet gaan naar producten die binnen zijn budget passen. De werkende mens die nu werkloos is zal schrikken, gaan twijfelen, gaan balen, met vanalles en nog wat geconfronteerd worden, piekeren, slecht slapen, zich schamen, onzeker worden, zijn gezondheid verwaarlozen en liegen in zijn sollicitatiebrieven.
De (langdurige) werkloosheid beschadigt een mens. Afgesneden van de werkende bevolking bevindt hij zich in een vacuüm. Hij weet het niet goed meer, hij is het kwijt. Kansarm waagt hij zijn steeds kleinere kans.
Sommige mensen in zijn omgeving blijven hem steunen, met anderen verwatert het contact. Maar liegen doet hij sowieso. Over hoe hij zich écht voelt, daar liegt hij over. Ook tegen zijn beste vrienden. Omdat ze hem toch niet zouden begrijpen. Niet écht.
Het is intussen bekend dat de werkloze er fysiek en mentaal slechter aan toe is dan de werkende mens. Eén verklaring daarvoor is dat de werkloze per maand over een beperkt budget beschikt. Hij zal, bijvoorbeeld, sneller een dure medische ingreep uitstellen of hij zal, hoewel hij zich suf piekert, geen psycholoog consulteren, omdat die zo duur is.
Je kan schrikbarend weinig doen met 850 euro per maand. Met dat bedrag kan je een studio huren en eten, maar daar stopt het ook. Er blijft geen geld over voor ‘foliekes’, wat wil zeggen dat je geen uitstapjes maakt, dat je niet op restaurant gaat, dat je niet naar de cinema gaat, dat je niet op reis gaat, dat je niet naar festivals gaat, dat je niet naar de dokter gaat, dat je geen kleren koopt en dat je met andere woorden niet leeft. Wel ja, je leeft natuurlijk wel, in de strikte zin van het woord, maar wat je doet heeft meer te maken met overleven dan met leven.
(Een studio huren is voor een werkloze trouwens zo goed als onmogelijk omdat hij de altijd gevraagde loonfiches niet kan voorleggen.)
Het is wel vanuit deze overlevingsmodus dat de werkloze geacht wordt om te solliciteren en er dus zijn beste beentje voor te zetten. Hoewel zijn gezondheid onder druk staat, schrijft hij sollicitatiebrieven waar de levensvreugde vanaf spat. Hoewel hij van de arbeidsmarkt vervreemd is en minder dan gemiddeld onder de mensen komt, beweert hij dat hij morgen kan beginnen en dat hij dan dynamisch, flexibel, hands on en niet 9 to 5 ingesteld zal zijn.
Nee, als je het niet zelf lange tijd bent geweest, weet je niet wat het is om werkloos te zijn.
Ik merk het zelf in mijn omgeving. Hoewel niemand mij werkelijk het vuur aan de schenen legt, voel ik een gebrek aan ernstig inzicht in mijn situatie of maatschappelijke positie. Men is er immers niet bij wanneer ik rond 9:30 opsta in het besef dat ik nog gerust drie uur in mijn bed kan blijven liggen (steeds een confronterende, vaak pijnlijke, vaststelling). Dat hij zelf om 9:30 koffie staat te drinken met collega’s brengt de werkende mens niet in rekening. De werkende mens beseft niet dat het sociale contact waarvan hij op de werkplek geniet vreselijk belangrijk is, voor hem en voor mensen in het algemeen. De werkloze ontbreekt het daarentegen precies aan dat sociale contact en om 9:30 drinkt hij geen koffie met collega’s en maakt hij geen geanimeerd praatje over die voetbalmatch die gisteren voor zoveel opwinding heeft gezorgd. De werkloze is alleen en gaat straks in zijn eentje op een zo productief mogelijke manier enkele uren verslijten.
Mijn eigen leven speelt zich voor de helft in ‘het verborgene’ af en wanneer ik niet in het verborgene zit (de momenten waarop de werkende mens mij te zien krijgt), toon ik mij van een andere kant. Dan ben ik ‘er volop mee bezig’ en ‘hoopvol’.
Maar in het verborgene ben ik alleen en evenmin heb ik collega-werklozen tegen wie ik wat kan zagen. Werklozen komen nergens samen; we zijn geen collega’s van elkaar die met over voetbal praten of over welke onbenulligheid dan ook. Ik sta ‘s morgens op en weet dat ik me vandaag niet nuttig ga maken voor de maatschappij. Ik weet dat ik wederom niet ‘meedraai’ en niet ‘meetel’. Die gedachten op zich zijn schadelijk voor mijn gezondheid. Het isolement en het gepieker maken het solliciteren aanzienlijk moeilijker, want je zelfrespect en je zelfvertrouwen worden aangevreten. In een maatschappij waarin men zich voorstelt door zijn naam te noemen en meteen daarna zijn beroep te vermelden, is het niet evident om buiten te komen (en buiten komen is op zich al niet evident vanwege een gebrek aan geld).
Ik heb ook niet het gevoel dat de werkende mens er zich een voorstelling van kan maken hoe lang de dag van een werkloze duurt. Ik zou de werkende mens graag uitnodigen om het leven van een werkloze gedurende een half jaar over te nemen. Tot zijn tevredenheid zal de werkende mens dan vaststellen dat hij ‘s morgens in zijn bed kan blijven liggen, maar daarna zal hij merken dat het al twee uur in de namiddag is en dat hij van de hele dag nog met niemand gesproken heeft. Niemand heeft hem begroet of gebeld. Hij is alleen.
Het uitgavepatroon van deze werkende mens die nu de plaats van de werkloze heeft ingenomen, zal (aanzienlijk) veranderen. Hij zal ondervinden dat 1.500 euro (ik noem maar wat) een ander bedrag is dan 850 euro. De groepsreis naar zuid-Spanje die hij voor augustus op het oog had, zal hij uit zijn hoofd moeten zette, hij heeft er nu eenmaal het geld niet meer voor. Hij zal ook nadenken over zijn koopgedrag. Hij zal bewust of onbewust de winkelstraten mijden en in de supermarkt zal hij twee keer meer tijd doorbrengen nu hij specifiek op zoek moet gaan naar producten die binnen zijn budget passen. De werkende mens die nu werkloos is zal schrikken, gaan twijfelen, gaan balen, met vanalles en nog wat geconfronteerd worden, piekeren, slecht slapen, zich schamen, onzeker worden, zijn gezondheid verwaarlozen en liegen in zijn sollicitatiebrieven.
De (langdurige) werkloosheid beschadigt een mens. Afgesneden van de werkende bevolking bevindt hij zich in een vacuüm. Hij weet het niet goed meer, hij is het kwijt. Kansarm waagt hij zijn steeds kleinere kans.
Sommige mensen in zijn omgeving blijven hem steunen, met anderen verwatert het contact. Maar liegen doet hij sowieso. Over hoe hij zich écht voelt, daar liegt hij over. Ook tegen zijn beste vrienden. Omdat ze hem toch niet zouden begrijpen. Niet écht.
(Dit gaat maar zeer ten dele over mijzelf. Ik ben al enige tijd een geprivilegieerde langdurig werkloze. Maar wel nog steeds een werkloze en onbegrepene.)
woensdag 20 juni 2018
Philippeville en mooie vrouwen
(twee gegevens die niks met elkaar te maken hebben)
Philippeville. Je moet nogal wat moeite doen om er te geraken. Eerst met de trein naar Brussel-Zuid, dan verder naar Charleroi, en dan met de stoptrein richting Couvin. Maar hé, het is het waard (althans voor mij). Al mijn vrienden wonen in Philippeville.
Toch is elke dag twee uur en vijftien minuten op de trein zitten ook voor mij wat van het goede teveel en ik denk er ernstig over na om naar ginder te verhuizen. Daarom heb ik gisteren in Philippeville enkele leegstaande panden bezocht. Weet je dat je er al een villa met vier slaapkamers kan kopen vanaf - gestoorde prijs - 125.000 euro? Onwaarschijnlijk hoe goedkoop de woonprijzen zijn op sommige plaatsen in Wallonië.
Ik heb vrienden gemaakt in Philippeville nadat ik lid werd van de Facebookgroep ‘J’habite à Philippeville, donc...’. Dat ik niet werkelijk in P’ville woonde, stoorde niemand (Walen zijn heel gastvrij). Algauw mengde ik me in tal van discussies over de stad (waar ik tot dan toe nog nooit was geweest) en zodoende leerde ik een aantal sympathieke mensen kennen, mensen die ik nu mijn beste vrienden mag noemen. Alain, Amedé en Josianne zijn mij al herhaaldelijk in Leuven komen bezoeken en ik van mijn kant ben dit jaar al bijna elk weekend naar Philippeville afgezakt. De laatste tijd ga ik zelfs bijna elke dag, want samen met mijn copains heb ik het super gezellig in de cafétjes op la Place d'armes. Maar de lange treinreis tussen P’ville en Leuven put me uit. Vandaar mijn plan om naar ginder te verhuizen. (Ik begrijp trouwens niet waarom er geen rechtstreekse treinverbinding is tussen Leuven (of Heverlee) en Philippeville. Die trein zou stampvol zitten, cos P’ville is da place 2 b.)
Bon, genoeg serieus gedaan, nu zever. Philippeville is echt de moeite van het bezoeken niet waard. Je denkt ‘ville’, dus je verwacht je aan een stad, maar dat valt lelijk tegen. Dat Philippeville slechts een tussenhalte is op de treinverbinding tussen Charleroi en of all places Couvin doet in feite al het ‘ergste’ vermoeden. Wereldsteden liggen niet halverwege een treintraject; ze zijn het eindpunt en het begin ervan.
Je stapt in Philippeville van de trein en komt meteen in een soort no man’s land terecht. ‘Is hier überhaupt íéts?’ vroeg ik me af toen ik rond me keek en enkel een doorsnee woonwijk aantrof. Het was dat er nog enkele mensen uit de trein waren gestapt en dat ik die achterna kon lopen, of ik had zelfs helemaal niet geweten waar ik heen moest.
Maar goed, genoeg over Philippeville. Er valt gewoon geen fuck over dat gat te zeggen. Het is er saai, ga er nooit naartoe.
Veel meer het vertellen waard is dat de meisjes in Wallonië aanzienlijk minder knap zijn dan die in Vlaanderen. Over het algemeen zien de meisjes die ik gisteren in Philippeville en Charleroi zag er ordinairder uit dan hun Vlaamse tegenhangsters. Ik kan niet echt benoemen waarin het ‘m zit, maar zeker is wel dat de gelaatstrekken van Waalse vrouwen gemiddeld genomen minder gepolijst zijn dan die van Vlaamse. De haren van Vlaamse vrouwen glanzen meer en Waalse vrouwen zien er in vergelijking met Vlaamse vrouwen vaak een beetje ‘goedkoop’ uit. Misschien is het feit dat Waalse vrouwen (of Walen tout court) gemiddeld minder koopkracht hebben daarbij een factor, maar dat verklaart nog niet waarom de gelaatstrekken van Vlaamse vrouwen mooier zijn dan die van Waalse. Zet twintig Belgische vrouwen, waarvan 10 Waalse en 10 Vlaamse, naast elkaar en ik beloof u dat ik op basis van hun gelaatstrekken de Waalse van de Vlaamse kan onderscheiden. Of toch in 80% van de gevallen. Je herkent ze gewoon.
Qua mooie vrouwen is Vlaanderen trouwens ook internationaal gezien lang geen slechte regio. Ik vind dat er enorm veel mooie Vlaamse vrouwen zijn (en nu lijkt het alsof ik het over vogels heb, ofzo). Nederlandse vrouwen zijn groot en blond (maar meestal niet op een ‘aantrekkelijke’ manier). Franse vrouwen kunnen enorm knap zijn, maar voor elke knappe heb je er twee gatlelijke. Spanje en Italië zijn qua mooie vrouwen een beetje overschat, naar mijn gevoel. Lang zwart haar biedt niet noodzakelijk garantie op een mooi gezicht. Engelse vrouwen zijn bijna zonder uitzondering aan de lelijkere kant. Duitse vrouwen lijken misschien nog het meest op Vlaamse vrouwen, maar ze zien er gemiddeld genomen toch wat ‘fouter’ uit (en dan bedoel ik niet ‘goedkoper’, zoals de Waalse), nee, Duitse vrouwen zijn naar mijn gevoel gewoon niet zo vrouwelijk. Duitsland is een land van mannen. En dan zijn er de Centraal-Europese en Oost-Europese vrouwen, vrouwen wier naam steevast eindigt op ‘ova’, ‘ic’ of ‘’ka’. Deze vrouwen kunnen wedijveren met Vlaamse vrouwen, maar ze neigen toch al gauw in ordinariteit te vervallen - ordinariteit die je bij Vlaamse vrouwen eigenlijk verrassend weinig aantreft. En laat ik ook de Scandinavische vrouwen niet vergeten. Met hun hoogblonde haar zijn ze heel apart en herkenbaar, maar hun bleke gezichtjes zijn me iets te uniform. Er zit zo weinig afwisseling in.
Dus, Vlaamse vrouwen, ik ben pro. Je kan in onze regio niet buiten komen zonder een mooie vrouw te spotten.En daar ben ik dankbaar voor. Een omgeving vol lelijke vrouwen is onleefbaar.Mooie vrouwen zijn de lucht in onze longen en de zon op onze huid. We hebben ze nodig.
Bedankt om er te zijn, mooie vrouwen. Jullie zijn de belangrijkste reden waarom ik leef.
Toch is elke dag twee uur en vijftien minuten op de trein zitten ook voor mij wat van het goede teveel en ik denk er ernstig over na om naar ginder te verhuizen. Daarom heb ik gisteren in Philippeville enkele leegstaande panden bezocht. Weet je dat je er al een villa met vier slaapkamers kan kopen vanaf - gestoorde prijs - 125.000 euro? Onwaarschijnlijk hoe goedkoop de woonprijzen zijn op sommige plaatsen in Wallonië.
Ik heb vrienden gemaakt in Philippeville nadat ik lid werd van de Facebookgroep ‘J’habite à Philippeville, donc...’. Dat ik niet werkelijk in P’ville woonde, stoorde niemand (Walen zijn heel gastvrij). Algauw mengde ik me in tal van discussies over de stad (waar ik tot dan toe nog nooit was geweest) en zodoende leerde ik een aantal sympathieke mensen kennen, mensen die ik nu mijn beste vrienden mag noemen. Alain, Amedé en Josianne zijn mij al herhaaldelijk in Leuven komen bezoeken en ik van mijn kant ben dit jaar al bijna elk weekend naar Philippeville afgezakt. De laatste tijd ga ik zelfs bijna elke dag, want samen met mijn copains heb ik het super gezellig in de cafétjes op la Place d'armes. Maar de lange treinreis tussen P’ville en Leuven put me uit. Vandaar mijn plan om naar ginder te verhuizen. (Ik begrijp trouwens niet waarom er geen rechtstreekse treinverbinding is tussen Leuven (of Heverlee) en Philippeville. Die trein zou stampvol zitten, cos P’ville is da place 2 b.)
Bon, genoeg serieus gedaan, nu zever. Philippeville is echt de moeite van het bezoeken niet waard. Je denkt ‘ville’, dus je verwacht je aan een stad, maar dat valt lelijk tegen. Dat Philippeville slechts een tussenhalte is op de treinverbinding tussen Charleroi en of all places Couvin doet in feite al het ‘ergste’ vermoeden. Wereldsteden liggen niet halverwege een treintraject; ze zijn het eindpunt en het begin ervan.
Je stapt in Philippeville van de trein en komt meteen in een soort no man’s land terecht. ‘Is hier überhaupt íéts?’ vroeg ik me af toen ik rond me keek en enkel een doorsnee woonwijk aantrof. Het was dat er nog enkele mensen uit de trein waren gestapt en dat ik die achterna kon lopen, of ik had zelfs helemaal niet geweten waar ik heen moest.
Maar goed, genoeg over Philippeville. Er valt gewoon geen fuck over dat gat te zeggen. Het is er saai, ga er nooit naartoe.
Veel meer het vertellen waard is dat de meisjes in Wallonië aanzienlijk minder knap zijn dan die in Vlaanderen. Over het algemeen zien de meisjes die ik gisteren in Philippeville en Charleroi zag er ordinairder uit dan hun Vlaamse tegenhangsters. Ik kan niet echt benoemen waarin het ‘m zit, maar zeker is wel dat de gelaatstrekken van Waalse vrouwen gemiddeld genomen minder gepolijst zijn dan die van Vlaamse. De haren van Vlaamse vrouwen glanzen meer en Waalse vrouwen zien er in vergelijking met Vlaamse vrouwen vaak een beetje ‘goedkoop’ uit. Misschien is het feit dat Waalse vrouwen (of Walen tout court) gemiddeld minder koopkracht hebben daarbij een factor, maar dat verklaart nog niet waarom de gelaatstrekken van Vlaamse vrouwen mooier zijn dan die van Waalse. Zet twintig Belgische vrouwen, waarvan 10 Waalse en 10 Vlaamse, naast elkaar en ik beloof u dat ik op basis van hun gelaatstrekken de Waalse van de Vlaamse kan onderscheiden. Of toch in 80% van de gevallen. Je herkent ze gewoon.
Qua mooie vrouwen is Vlaanderen trouwens ook internationaal gezien lang geen slechte regio. Ik vind dat er enorm veel mooie Vlaamse vrouwen zijn (en nu lijkt het alsof ik het over vogels heb, ofzo). Nederlandse vrouwen zijn groot en blond (maar meestal niet op een ‘aantrekkelijke’ manier). Franse vrouwen kunnen enorm knap zijn, maar voor elke knappe heb je er twee gatlelijke. Spanje en Italië zijn qua mooie vrouwen een beetje overschat, naar mijn gevoel. Lang zwart haar biedt niet noodzakelijk garantie op een mooi gezicht. Engelse vrouwen zijn bijna zonder uitzondering aan de lelijkere kant. Duitse vrouwen lijken misschien nog het meest op Vlaamse vrouwen, maar ze zien er gemiddeld genomen toch wat ‘fouter’ uit (en dan bedoel ik niet ‘goedkoper’, zoals de Waalse), nee, Duitse vrouwen zijn naar mijn gevoel gewoon niet zo vrouwelijk. Duitsland is een land van mannen. En dan zijn er de Centraal-Europese en Oost-Europese vrouwen, vrouwen wier naam steevast eindigt op ‘ova’, ‘ic’ of ‘’ka’. Deze vrouwen kunnen wedijveren met Vlaamse vrouwen, maar ze neigen toch al gauw in ordinariteit te vervallen - ordinariteit die je bij Vlaamse vrouwen eigenlijk verrassend weinig aantreft. En laat ik ook de Scandinavische vrouwen niet vergeten. Met hun hoogblonde haar zijn ze heel apart en herkenbaar, maar hun bleke gezichtjes zijn me iets te uniform. Er zit zo weinig afwisseling in.
Dus, Vlaamse vrouwen, ik ben pro. Je kan in onze regio niet buiten komen zonder een mooie vrouw te spotten.En daar ben ik dankbaar voor. Een omgeving vol lelijke vrouwen is onleefbaar.Mooie vrouwen zijn de lucht in onze longen en de zon op onze huid. We hebben ze nodig.
Bedankt om er te zijn, mooie vrouwen. Jullie zijn de belangrijkste reden waarom ik leef.
woensdag 13 juni 2018
Zou je toch moeten weten?
[Vrij naar 'You Oughta Know' van Das Racist]
Je zou moeten leren dat je nooit meer moet studeren, baby
Zou je toch moeten weten?
Je zou moeten leren dat je nooit meer moet studeren, baby
‘t Leven is echt veel te kort.
(x2)
Zou je toch moeten weten?
Je zou moeten leren dat je nooit meer moet studeren, baby
‘t Leven is echt veel te kort.
(x2)
Een diploma halen, niet lang blijven dralen
Heel veel pintjes drinken en dan ‘s ochtens van je kater balen
Maar tja, voor een duim van je pa
Die zelf advocaat, diplomaat of in een winkel staat
En da’s ook wel cool, ja, zelfs bijna zo cool, ja, als volgende test
Met vork en mes
Daar kan je soep mee eten, valt altijd te proberen
Maar tuurlijk effe wennen en dan stilletjes bekennen, ‘t is een moeilijk proces
Scheppen of harken - schransen als een varken?
Nee, soep eten of drinken dat leren ze je niet op school
Nog voor je ‘t weet doe je het fout, geraak je op de dool
Slurpen? smakken? Nee, da’s alvast niet hoe het moet
Observeer je vrienden, doe hen na en kijk vooral heel goed
Let ook op wat ze dragen - een pyjama en wie weet een hoed?
Of kies je eigen stijl - overwin jezelf, smaakt altijd zoet
Bel je ouders, vraag hen om geld, maar sta wel steeds op goede voet
En zuip dan coma, plas dan wild, dans op combi’s - wees officieel de coolste dude
Heel veel pintjes drinken en dan ‘s ochtens van je kater balen
Maar tja, voor een duim van je pa
Die zelf advocaat, diplomaat of in een winkel staat
En da’s ook wel cool, ja, zelfs bijna zo cool, ja, als volgende test
Met vork en mes
Daar kan je soep mee eten, valt altijd te proberen
Maar tuurlijk effe wennen en dan stilletjes bekennen, ‘t is een moeilijk proces
Scheppen of harken - schransen als een varken?
Nee, soep eten of drinken dat leren ze je niet op school
Nog voor je ‘t weet doe je het fout, geraak je op de dool
Slurpen? smakken? Nee, da’s alvast niet hoe het moet
Observeer je vrienden, doe hen na en kijk vooral heel goed
Let ook op wat ze dragen - een pyjama en wie weet een hoed?
Of kies je eigen stijl - overwin jezelf, smaakt altijd zoet
Bel je ouders, vraag hen om geld, maar sta wel steeds op goede voet
En zuip dan coma, plas dan wild, dans op combi’s - wees officieel de coolste dude
Want
Je zou moeten leren dat je nooit meer moet studeren, baby
Zou je toch moeten weten?
Je zou moeten leren dat je nooit meer moet studeren, baby
‘t Leven is echt veel te kort.
(x2)
Je zou moeten leren dat je nooit meer moet studeren, baby
Zou je toch moeten weten?
Je zou moeten leren dat je nooit meer moet studeren, baby
‘t Leven is echt veel te kort.
(x2)
We loeren steels naar de meisjes, geven hen punten, achtjes, zesjes of vijfjes
Ik voel me soms wat stijfjes - wrijf met je lenige handjes over mijn lijfje
Languit in de zetel, beetje overdrijvend, blijvend aandacht vragen, nooit versagen
Met de overgave van een niet zo brave halvegare, bijzondere rare
Laat ik mij masseren, zonder heel veel kleren, drijf ik op wolken, koeien gemolken
In mijn rug geen dolken en geen nood aan tolken, voor jouw lichaamstaal waarin ik verdwaal
Blijf maar rustig kneden, vrouw van lichte zeden, ‘t is zo lang geleden, was bijna vergeten
Al die doffe proffen, dito leerstoffen en ik op mijn sloffen naar de aula
Nou ja, zou ja, haha
Leidt die abracadabra nu echt naar een diploma?
Ik voel me soms wat stijfjes - wrijf met je lenige handjes over mijn lijfje
Languit in de zetel, beetje overdrijvend, blijvend aandacht vragen, nooit versagen
Met de overgave van een niet zo brave halvegare, bijzondere rare
Laat ik mij masseren, zonder heel veel kleren, drijf ik op wolken, koeien gemolken
In mijn rug geen dolken en geen nood aan tolken, voor jouw lichaamstaal waarin ik verdwaal
Blijf maar rustig kneden, vrouw van lichte zeden, ‘t is zo lang geleden, was bijna vergeten
Al die doffe proffen, dito leerstoffen en ik op mijn sloffen naar de aula
Nou ja, zou ja, haha
Leidt die abracadabra nu echt naar een diploma?
Je zou moeten leren dat je nooit meer moet studeren, baby
Zou je toch moeten weten?
Je zou moeten leren dat je nooit meer moet studeren, baby
‘t Leven is echt te kort.
(x2)
Zou je toch moeten weten?
Je zou moeten leren dat je nooit meer moet studeren, baby
‘t Leven is echt te kort.
(x2)
maandag 11 juni 2018
Rachel
Het lukt me in het echte leven al vier jaar niet meer om op iemand verliefd te worden. Heel eventjes heb ik iets gevoeld voor iemand die mij gewoon heel veel aandacht gaf, maar die vrouw had al een relatie, en nog wel een met een andere vrouw bovendien (en ik wist dat al voor ik kortstondig (een week) verliefd op haar werd).
En trouwens, ik zeg dat het me niet is ‘gelukt’, maar dat zou impliceren dat ik het heb ‘geprobeerd’, en laat dat nu allesbehalve het geval zijn. Ik heb niet geprobeerd om verliefd te worden, want ik stond niet open voor de liefde ‘in the first place’. Ik zou elke boot hardnekkig hebben afgehouden. Toen ik voor het laatst echt verliefd was, heb ik er alles aan gedaan om die gevoelens de kop in te drukken, en dat is me al bij al vrij makkelijk gelukt. Het meisje waar ik een week of twee zo intens naar verlangde schreef in een sms het woord ‘eigenlijk’ als ‘eiglijk’ ofzo, en dat was voor mij al ongeveer genoeg om op haar af te knappen. Stel je voor. En je wil niet weten hoe blij ik was om van mijn gevoelens ‘verlost’ te zijn. Het scheelde geen haar of ik had een feestje gegeven om het te vieren.
Ik heb altijd de pest gehad aan verliefdheid. Het was een virus waartegen geen vaccin bestond. Het was een probleem dat moest opgelost worden. Als ik verliefd was voelde ik me nog kwetsbaarder dan anders, vond ik mezelf nog pathetischer dan normaal. Ik ging me dan ook als een (nog grotere) idioot gedragen en het liefst zou ik mezelf terug getrokken hebben in een bos, ofzo. Verliefd zijn is vernederend. Je hebt jezelf niet in de hand. Plots loop je rond met een onnozele grijns op je gezicht en is het leven ‘leuk’. Zo vreselijk oncool.
Ja, dan is het zoveel comfortabeler, zoveel minder dramatisch, om verliefd te zijn op een personage uit een tv-serie. Ik ben verliefd op Rachel uit ‘Friends’ en daar voel ik me perfect gelukkig bij. Ik denk de hele dag aan haar en hoe we samen onder een dekentje tegen elkaar aan zouden kruipen, maar in de wetenschap dat Rachel niet bestaat heb ik totaal geen last van de stress en de wanhoop die mij zouden overvallen mocht ze wel deel uitmaken van mijn kennissenkring.
Op een bepaalde manier bekijk ik ‘Friends’ als een handleiding voor hoe je moet daten. Allemaal gaan ze bij een eerste date uit eten en dan praten ze over zichzelf als om zich aan de ander voor te stellen. Het gekke bij ‘Friends’ is dat je zelden te weten komt hoe of waar de ‘main characters’ hun date hebben ontmoet. Als dat dan toch eens duidelijk wordt, blijkt het meestal via hun werk te zijn gegaan. En het blijkt dan vaak niet moeilijker te zijn geweest dan gewoon op de man af vragen of de date in kwestie eens iets wil gaan drinken.
Gaat het in het echt ook zo? Ik weet dat niet, ik heb nog nooit gedatet, ik weet niet hoe dat in zijn werk gaat.
Wat me wel gerust stelt is dat ik in de afgelopen jaren heb geleerd hoe je dat doet, ‘iets gaan eten’. Vroeger zou ik me daar op voorhand vreselijke zorgen over hebben gemaakt, nu echter heb ik dat kunstje wel onder de knie. Door geregeld met vriendinnen iets te gaan eten heb ik geleidelijk aan mijn angst overwonnen om publiekelijk met mes en vork aan de slag te gaan en ik beschouw dat als een prestatie waar ik trots op mag zijn. In die zin zou ik nu dus ook niet bang meer zijn om iets te gaan eten met mijn date.
Ik vraag me af of Rachel iets in mij zou zien. Ik heb er werkelijk geen idee van. Alle vrouwen in ‘Friends’ vallen weleens op een rare snuiter, maar dan duurt het ook nooit lang (wel ja, in ‘Friends’ duurt geen enkele relatie langer dan twee afleveringen). Zelf zou ik Rachel, vrees ik, nooit mee uit durven vragen. Daarvoor sta ik voorlopig echt niet sterk genoeg in mijn schoenen (maar volgens mij komt dat nog wel, ooit). Op die dag zou ik Rachel kwansuis aanspreken in Central Perk, waar ze werkt, enkel maar met de vraag of ze eens iets met mij wil gaan drinken. Of nee, dat alleen zou waarschijnlijk niet volstaan. Sowieso zou ik me ook wel op z’n minst al een keer of vijf in dat etablissement moeten hebben laten zien. En ik vrees trouwens dat ik heel geïntimideerd zou zijn door die vijf vrienden die constant rond haar heen fladderen. Want als je een relatie met Rachel begint, moet je die vijf anderen erbij nemen, of je nu wilt of niet. Daar ontkom je gewoon niet aan, en ik zou daar enorm van balen. Waarschijnlijk zou ik er ook vreselijk onzeker van worden, en bovendien lijkt geen van hen me het type dat mij zou ‘begrijpen’. Waarschijnlijk (maar ik moet niet in een ander zijn plaats denken) vinden ze me alleen al raar vanwege mijn schrijfsels. Nu ja, ik heb geen idee. Misschien is Joey nog wel de meest tolerante. Chandler lijkt me daarentegen een vreselijke lul en Monica is sowieso een ergerlijke trut. Phoebe zou dan weer in mijn gezicht zeggen dat ik raar ben of niet kan schrijven, ofzo. En ik kan niet voorspellen hoe ik daarmee zou omgaan. Het zou er waarschijnlijk mee eindigen dat ik op Rachel afknap vanwege haar vrienden, en misschien zou ik me daar dan wel enorm opgelucht over voelen. Zoals het misschien ook in het echte leven zou of zal gaan.
En trouwens, ik zeg dat het me niet is ‘gelukt’, maar dat zou impliceren dat ik het heb ‘geprobeerd’, en laat dat nu allesbehalve het geval zijn. Ik heb niet geprobeerd om verliefd te worden, want ik stond niet open voor de liefde ‘in the first place’. Ik zou elke boot hardnekkig hebben afgehouden. Toen ik voor het laatst echt verliefd was, heb ik er alles aan gedaan om die gevoelens de kop in te drukken, en dat is me al bij al vrij makkelijk gelukt. Het meisje waar ik een week of twee zo intens naar verlangde schreef in een sms het woord ‘eigenlijk’ als ‘eiglijk’ ofzo, en dat was voor mij al ongeveer genoeg om op haar af te knappen. Stel je voor. En je wil niet weten hoe blij ik was om van mijn gevoelens ‘verlost’ te zijn. Het scheelde geen haar of ik had een feestje gegeven om het te vieren.
Ik heb altijd de pest gehad aan verliefdheid. Het was een virus waartegen geen vaccin bestond. Het was een probleem dat moest opgelost worden. Als ik verliefd was voelde ik me nog kwetsbaarder dan anders, vond ik mezelf nog pathetischer dan normaal. Ik ging me dan ook als een (nog grotere) idioot gedragen en het liefst zou ik mezelf terug getrokken hebben in een bos, ofzo. Verliefd zijn is vernederend. Je hebt jezelf niet in de hand. Plots loop je rond met een onnozele grijns op je gezicht en is het leven ‘leuk’. Zo vreselijk oncool.
Ja, dan is het zoveel comfortabeler, zoveel minder dramatisch, om verliefd te zijn op een personage uit een tv-serie. Ik ben verliefd op Rachel uit ‘Friends’ en daar voel ik me perfect gelukkig bij. Ik denk de hele dag aan haar en hoe we samen onder een dekentje tegen elkaar aan zouden kruipen, maar in de wetenschap dat Rachel niet bestaat heb ik totaal geen last van de stress en de wanhoop die mij zouden overvallen mocht ze wel deel uitmaken van mijn kennissenkring.
Op een bepaalde manier bekijk ik ‘Friends’ als een handleiding voor hoe je moet daten. Allemaal gaan ze bij een eerste date uit eten en dan praten ze over zichzelf als om zich aan de ander voor te stellen. Het gekke bij ‘Friends’ is dat je zelden te weten komt hoe of waar de ‘main characters’ hun date hebben ontmoet. Als dat dan toch eens duidelijk wordt, blijkt het meestal via hun werk te zijn gegaan. En het blijkt dan vaak niet moeilijker te zijn geweest dan gewoon op de man af vragen of de date in kwestie eens iets wil gaan drinken.
Gaat het in het echt ook zo? Ik weet dat niet, ik heb nog nooit gedatet, ik weet niet hoe dat in zijn werk gaat.
Wat me wel gerust stelt is dat ik in de afgelopen jaren heb geleerd hoe je dat doet, ‘iets gaan eten’. Vroeger zou ik me daar op voorhand vreselijke zorgen over hebben gemaakt, nu echter heb ik dat kunstje wel onder de knie. Door geregeld met vriendinnen iets te gaan eten heb ik geleidelijk aan mijn angst overwonnen om publiekelijk met mes en vork aan de slag te gaan en ik beschouw dat als een prestatie waar ik trots op mag zijn. In die zin zou ik nu dus ook niet bang meer zijn om iets te gaan eten met mijn date.
Ik vraag me af of Rachel iets in mij zou zien. Ik heb er werkelijk geen idee van. Alle vrouwen in ‘Friends’ vallen weleens op een rare snuiter, maar dan duurt het ook nooit lang (wel ja, in ‘Friends’ duurt geen enkele relatie langer dan twee afleveringen). Zelf zou ik Rachel, vrees ik, nooit mee uit durven vragen. Daarvoor sta ik voorlopig echt niet sterk genoeg in mijn schoenen (maar volgens mij komt dat nog wel, ooit). Op die dag zou ik Rachel kwansuis aanspreken in Central Perk, waar ze werkt, enkel maar met de vraag of ze eens iets met mij wil gaan drinken. Of nee, dat alleen zou waarschijnlijk niet volstaan. Sowieso zou ik me ook wel op z’n minst al een keer of vijf in dat etablissement moeten hebben laten zien. En ik vrees trouwens dat ik heel geïntimideerd zou zijn door die vijf vrienden die constant rond haar heen fladderen. Want als je een relatie met Rachel begint, moet je die vijf anderen erbij nemen, of je nu wilt of niet. Daar ontkom je gewoon niet aan, en ik zou daar enorm van balen. Waarschijnlijk zou ik er ook vreselijk onzeker van worden, en bovendien lijkt geen van hen me het type dat mij zou ‘begrijpen’. Waarschijnlijk (maar ik moet niet in een ander zijn plaats denken) vinden ze me alleen al raar vanwege mijn schrijfsels. Nu ja, ik heb geen idee. Misschien is Joey nog wel de meest tolerante. Chandler lijkt me daarentegen een vreselijke lul en Monica is sowieso een ergerlijke trut. Phoebe zou dan weer in mijn gezicht zeggen dat ik raar ben of niet kan schrijven, ofzo. En ik kan niet voorspellen hoe ik daarmee zou omgaan. Het zou er waarschijnlijk mee eindigen dat ik op Rachel afknap vanwege haar vrienden, en misschien zou ik me daar dan wel enorm opgelucht over voelen. Zoals het misschien ook in het echte leven zou of zal gaan.
zondag 10 juni 2018
Reizen? Pfff
Reizen interesseert mij maar weinig. Net als met zoveel andere dingen vind ik het in de eerste plaats ‘een hoop gedoe’ en veel te vaak verlang ik er tijdens de reis naar om gewoon thuis te zijn. Want thuis hoef ik niet zo nodig een monument te bezichtigen of een tent op te zetten, thuis kan ik gewoon een vriend bellen en gezellig iets gaan drinken - geen ‘gedoe’.
Musea, kerken, prachtige pleinen, het heeft mij nooit veel gezegd. Ik ben niet erg visueel ingesteld en ik ben in staat om drie keer langs hetzelfde gebouw te lopen zonder dat gebouw te herkennen.
Een jaar of tien geleden was ik met mijn broer en mijn moeder in Granada. Wij hebben daat het Alhambra bezocht, dé trekpleister van die stad. En weet je wat de mop is? Ik kan me nu, tien jaar later, niet herinneren wat het Alhambra precies is. Is het een kasteel of een museum, of allebei? Ik weet het niet. Ik vertelde dat aan mijn broer, die zelf heel graag reist, en hij verweet mij geen interesse voor cultuur te hebben. Hij ging een beetje kort door de bocht, maar in se had hij wel een punt. Ik ben inderdaad niet enorm geïnteresseerd in het wat en waarom van het Alhambra. En ik ga me daar ook niet voor excuseren.
Ik herinner me eigenlijk helemaal niks van die reis naar Granada, en dat ligt volledig aan mij. Als ik me er iets van herinner, is het dat ik graag naar huis wou, en ook dat lag volledig aan mij. Ik was op stap met twee enthousiastelingen en ik kon alleen maar mijn best doen om de sfeer voor hen niet te verpesten. Wat maar matig is gelukt.
In 2010 ging ik mijn toenmalige vriendin bezoeken in Italië (zij was een Italiaanse, vandaar). Op zich was dat een hele fijne week, we brachten alle tijd samen door. Toch verlangde ik er na een dag of vijf naar om terug thuis te zijn, ik had het wel gehad met rondrijden, op terrasjes zitten en weet ik veel wat nog in een stad die niet de mijne was en waarin het onmogelijk was om eventjes gewoon mijn eigen gang te gaan. Verliefd of niet, ik wil ook gewoon graag eens alleen zijn, en dat kan ik alleen maar wanneer ik in mijn eigen woonomgeving ben, daar waar ik volledig op mijn gemak ben.
Ik was heel blij om mijn vriendin te zien, maar een en ander stemde me na een tijd heel melancholisch en zelfs droevig. Ik wilde gewoon thuis zijn, daar waar ik het ken. Toen die Ijslandse vulkaan - ja, dat was precies in die week - al het vluchtverkeer verstoorde en ik mijn terugreis met twee dagen moest uitstellen, baalde ik daar enorm van.
Nog één keer ben ik daarna op reis gegaan. In 2011. Naar Tallinn en Helsinki, met mijn broer. Sindsdien weigert mijn broer om nog langer dan één dag met mij op stap te gaan. We springen weleens op de trein naar Mons of Charleroi, maar we zorgen ervoor dat we ‘s avonds weer thuis zijn. En zo heb ik het zelf ook het liefst. Ik wil binnen de twee à drie uur terug thuis kunnen zijn.
Oh ja, in 2014 ben ik op een zonnige namiddag in augustus in een impuls op de trein naar Luxemburg gestapt. Ik vertrok in Leuven rond de middag en kwam tegen 18u in Luxemburg-stad aan. Daar aangekomen stapte ik op de bus richting de enige jeugdherberg die die stad telt. Die jeugdherberg bleek echter vol te zitten. Ik keerde terug naar het centrum en vond een klein kamertje in een hotel in de hoofdstraat
Helemaal in mijn eentje in Luxemburg kon ik precies doen wat ik wilde en dat vond ik best fijn. Ik hoefde alleszins geen monumenten of kerken te bezoeken of ergens in een rij aan te schuiven. Ik doolde een beetje rond in het centrum van de stad en ging een hamburger eten in de plaatselijke McDonald’s. Ik was van plan om de volgende dag nog wat in Luxemburg-stad te blijven rondhangen, maar zou tegen de avond wel weer naar huis terugkeren.
Vroeg in de ochtend stapte ik op een bus richting het Museum voor Moderne Kunst van Luxemburg en voor je je nu gaat afvragen waarom ik een museum zou gaan bezoeken als ik het helemaal zelf voor het kiezen heb - ik wilde naar dat museum omdat het het vertrekpunt was voor een mooie wandeling van de bovenstad naar de benedenstad, en opnieuw naar de bovenstad. Het was bovendien schitterend weer die dag en het zou onnozel zijn om daar niet ten volle van te profiteren.
Ik heb toch dat museum bezocht - musea bezoeken is trouwens veel leuker als je het alleen doet, want dan hoef je op niemand te wachten - maar ben daarna via wandelpaden naar de benedenstad afgedaald. Het was schitterend weer en ik was zo blij om helemaal zelf te kunnen beslissen wat ik zou doen en waar ik zou gaan. Ik herinner me dat ik van bovenaf op de historische benedenstad uitkeek en dat ik het voor het eerst (en voorlopig ook voor het laatst) in mijn leven spijtig vond dat ik daarvan geen fotootje op Facebook kon plaatsen. Eigenlijk wilde ik daar, op dat moment, toch aan mijn vrienden laten weten dat ik in Luxemburg was. Hun verbijsterde gezichten zouden priceless zijn geweest.
Ik daalde af naar de benedenstad en liep verder door naar het stadscentrum. Daar heb ik door een park gekuierd en heb ik een blikje frisdrank gekocht. Ik had nauwelijks iets meegenomen op mijn ‘reis’ (alles paste in een totebag) en heb, net zoals ik dat in Leuven zou doen, op een bank in het park zitten lezen (met name de ‘New York-trilogie’ van Paul Auster). En toen, tegen het eind van de namiddag, had ik het wel zo’n beetje gezien. Ik was het plots beu om alleen rond te hangen in een vreemde stad, ik wilde weer met iemand kunnen afspreken of gewoon op mijn kamertje naar muziek luisteren. Het was een uur of zes toen ik op de trein terug naar huis stapte. 24 uur in Luxemburg, dat kon wel volstaan. Net over de Belgische grens maakte ik nog een tussenstop van een uur in Arlon (wanneer zou ik dáár anders nog eens komen), maar daarna stapte ik weer op de trein en iets voor middernacht was ik terug in Leuven.
Het was goed geweest. Luxemburg was qua afstand oké. Binnen handbereik, als het ware.
Vorig jaar ben ik een namiddag in Londen geweest (tussen twaalf en zes), maar dat kan je zelfs geen citytrip noemen. Waarom ik er ook maar zo kort ben geweest, doet er hier niet toe, maar het zegt wel veel over mij. Dan ga ik naar Londen en beslis ik om er zelfs niet te overnachten. Wie zou nu zoiets doen?
Reizen, het is niks voor mij. En ik schaam me daar ook niet voor. De oordelen van de globetrotters in mijn kennissenkring interesseren mij even weinig als het Alhambra. En dat wil wat zeggen.
Musea, kerken, prachtige pleinen, het heeft mij nooit veel gezegd. Ik ben niet erg visueel ingesteld en ik ben in staat om drie keer langs hetzelfde gebouw te lopen zonder dat gebouw te herkennen.
Een jaar of tien geleden was ik met mijn broer en mijn moeder in Granada. Wij hebben daat het Alhambra bezocht, dé trekpleister van die stad. En weet je wat de mop is? Ik kan me nu, tien jaar later, niet herinneren wat het Alhambra precies is. Is het een kasteel of een museum, of allebei? Ik weet het niet. Ik vertelde dat aan mijn broer, die zelf heel graag reist, en hij verweet mij geen interesse voor cultuur te hebben. Hij ging een beetje kort door de bocht, maar in se had hij wel een punt. Ik ben inderdaad niet enorm geïnteresseerd in het wat en waarom van het Alhambra. En ik ga me daar ook niet voor excuseren.
Ik herinner me eigenlijk helemaal niks van die reis naar Granada, en dat ligt volledig aan mij. Als ik me er iets van herinner, is het dat ik graag naar huis wou, en ook dat lag volledig aan mij. Ik was op stap met twee enthousiastelingen en ik kon alleen maar mijn best doen om de sfeer voor hen niet te verpesten. Wat maar matig is gelukt.
In 2010 ging ik mijn toenmalige vriendin bezoeken in Italië (zij was een Italiaanse, vandaar). Op zich was dat een hele fijne week, we brachten alle tijd samen door. Toch verlangde ik er na een dag of vijf naar om terug thuis te zijn, ik had het wel gehad met rondrijden, op terrasjes zitten en weet ik veel wat nog in een stad die niet de mijne was en waarin het onmogelijk was om eventjes gewoon mijn eigen gang te gaan. Verliefd of niet, ik wil ook gewoon graag eens alleen zijn, en dat kan ik alleen maar wanneer ik in mijn eigen woonomgeving ben, daar waar ik volledig op mijn gemak ben.
Ik was heel blij om mijn vriendin te zien, maar een en ander stemde me na een tijd heel melancholisch en zelfs droevig. Ik wilde gewoon thuis zijn, daar waar ik het ken. Toen die Ijslandse vulkaan - ja, dat was precies in die week - al het vluchtverkeer verstoorde en ik mijn terugreis met twee dagen moest uitstellen, baalde ik daar enorm van.
Nog één keer ben ik daarna op reis gegaan. In 2011. Naar Tallinn en Helsinki, met mijn broer. Sindsdien weigert mijn broer om nog langer dan één dag met mij op stap te gaan. We springen weleens op de trein naar Mons of Charleroi, maar we zorgen ervoor dat we ‘s avonds weer thuis zijn. En zo heb ik het zelf ook het liefst. Ik wil binnen de twee à drie uur terug thuis kunnen zijn.
Oh ja, in 2014 ben ik op een zonnige namiddag in augustus in een impuls op de trein naar Luxemburg gestapt. Ik vertrok in Leuven rond de middag en kwam tegen 18u in Luxemburg-stad aan. Daar aangekomen stapte ik op de bus richting de enige jeugdherberg die die stad telt. Die jeugdherberg bleek echter vol te zitten. Ik keerde terug naar het centrum en vond een klein kamertje in een hotel in de hoofdstraat
Helemaal in mijn eentje in Luxemburg kon ik precies doen wat ik wilde en dat vond ik best fijn. Ik hoefde alleszins geen monumenten of kerken te bezoeken of ergens in een rij aan te schuiven. Ik doolde een beetje rond in het centrum van de stad en ging een hamburger eten in de plaatselijke McDonald’s. Ik was van plan om de volgende dag nog wat in Luxemburg-stad te blijven rondhangen, maar zou tegen de avond wel weer naar huis terugkeren.
Vroeg in de ochtend stapte ik op een bus richting het Museum voor Moderne Kunst van Luxemburg en voor je je nu gaat afvragen waarom ik een museum zou gaan bezoeken als ik het helemaal zelf voor het kiezen heb - ik wilde naar dat museum omdat het het vertrekpunt was voor een mooie wandeling van de bovenstad naar de benedenstad, en opnieuw naar de bovenstad. Het was bovendien schitterend weer die dag en het zou onnozel zijn om daar niet ten volle van te profiteren.
Ik heb toch dat museum bezocht - musea bezoeken is trouwens veel leuker als je het alleen doet, want dan hoef je op niemand te wachten - maar ben daarna via wandelpaden naar de benedenstad afgedaald. Het was schitterend weer en ik was zo blij om helemaal zelf te kunnen beslissen wat ik zou doen en waar ik zou gaan. Ik herinner me dat ik van bovenaf op de historische benedenstad uitkeek en dat ik het voor het eerst (en voorlopig ook voor het laatst) in mijn leven spijtig vond dat ik daarvan geen fotootje op Facebook kon plaatsen. Eigenlijk wilde ik daar, op dat moment, toch aan mijn vrienden laten weten dat ik in Luxemburg was. Hun verbijsterde gezichten zouden priceless zijn geweest.
Ik daalde af naar de benedenstad en liep verder door naar het stadscentrum. Daar heb ik door een park gekuierd en heb ik een blikje frisdrank gekocht. Ik had nauwelijks iets meegenomen op mijn ‘reis’ (alles paste in een totebag) en heb, net zoals ik dat in Leuven zou doen, op een bank in het park zitten lezen (met name de ‘New York-trilogie’ van Paul Auster). En toen, tegen het eind van de namiddag, had ik het wel zo’n beetje gezien. Ik was het plots beu om alleen rond te hangen in een vreemde stad, ik wilde weer met iemand kunnen afspreken of gewoon op mijn kamertje naar muziek luisteren. Het was een uur of zes toen ik op de trein terug naar huis stapte. 24 uur in Luxemburg, dat kon wel volstaan. Net over de Belgische grens maakte ik nog een tussenstop van een uur in Arlon (wanneer zou ik dáár anders nog eens komen), maar daarna stapte ik weer op de trein en iets voor middernacht was ik terug in Leuven.
Het was goed geweest. Luxemburg was qua afstand oké. Binnen handbereik, als het ware.
Vorig jaar ben ik een namiddag in Londen geweest (tussen twaalf en zes), maar dat kan je zelfs geen citytrip noemen. Waarom ik er ook maar zo kort ben geweest, doet er hier niet toe, maar het zegt wel veel over mij. Dan ga ik naar Londen en beslis ik om er zelfs niet te overnachten. Wie zou nu zoiets doen?
Reizen, het is niks voor mij. En ik schaam me daar ook niet voor. De oordelen van de globetrotters in mijn kennissenkring interesseren mij even weinig als het Alhambra. En dat wil wat zeggen.
zaterdag 9 juni 2018
VJ Sean, wat doe je nu?
Rare aflevering van ‘The Voice Kids’ gisteren. Sean D’hondt had twee kindjes uit zijn team wel erg vreemde opdrachten gegeven. De kleine, bijzonder schattige, Laura (een jaar of zeven, engelachtig wit haar) moest ‘Rid Of Me’ van PJ Harvey zingen, terwijl de de negenjarige Dieumerci, een kind van Rwandese migranten, ‘Chocolate Salty Balls’ van Chef uit ‘South Park’ ten gehore moest brengen.
Zeer ongepast, als je het nuchter bekijkt, want het is héél gênant om een onschuldig zevenjarig meisje dingen als “lick my legs, I’m on fire / lick my legs of desire” te horen te horen zeggen. Ook aan Laura’s ouders in de backstage kon je merken dat ze er een beetje mee verveeld zaten. “Don’t you wish you, never, never met her!” hoorden ze hun dochtertje bezield gillen (want ik moet er wel bij zeggen dat Laura zich het nummer heel goed had eigen gemaakt - credits for Sean).
En dan de kleine Dieumerci. “Suck on my chocolate salty balls / stick ‘m in your mouth and suck ‘m”. Toch wel heel erg op het randje hoor, om een kind van Afrikaanse origine een dergelijke tekst te laten zingen. Het lijkt me een zaak voor Unia om uit te maken of er er hier al dan niet sprake is van racisme of etnic prowfaailing. ‘The Voice Kids’ is een familieprogramma in primetime en zonder twijfel zijn er een drietal kijkers die de vulgariteit van ‘Chocalate Salty Balls’ niet is ontgaan. Met zijn chocalate salty balls lijkt tv-personage Chef immers op zijn zelfgemaakte chocoladen koekjes te doelen, maar in werkelijkheid heeft de notoire geilaard het over zijn joekels van testikels. Ik kan me moeilijk voorstellen dat de kleine Dieumerci dat beseft heeft terwijl hij het lied repeteerde en live, voor 1.000.000 kijkbuiskindertjes, ten gehore bracht, maar zijn ouders moeten toch iets hebben opgemerkt?
Het is mij echt niet duidelijk waarom VTM zijn ‘go’ gegeven heeft voor Sean D’hondts eigenaardige keuzes. Het zou me niet verbazen mochten enkele kijkers geschandaliseerd zijn over deze gang van zaken. Toen ik gisterenavond een kijkje ging nemen op Twitter was er van ophef echter nog helemaal niets te merken.
Mocht Sean op deze weg willen doorgaan, heb ik wel nog een aantal suggesties voor hem voor tijdens de battles.
Als daar zijn:
- “I wanna fuck you like an animal”
- “You and me, baby are nothing but mammals / so let’s do it like they do on the discovery channels”
- “I got a lion in my pocket and, baby, it is ready to roar”
Enzovoort.
Op deze manier wordt ‘The Voice Kids’ een programma met een edge waar ook de meerwaardezoeker voor zal willen thuis blijven. En dat kan VTM toch alleen maar toejuichen, neem ik aan.
Zeer ongepast, als je het nuchter bekijkt, want het is héél gênant om een onschuldig zevenjarig meisje dingen als “lick my legs, I’m on fire / lick my legs of desire” te horen te horen zeggen. Ook aan Laura’s ouders in de backstage kon je merken dat ze er een beetje mee verveeld zaten. “Don’t you wish you, never, never met her!” hoorden ze hun dochtertje bezield gillen (want ik moet er wel bij zeggen dat Laura zich het nummer heel goed had eigen gemaakt - credits for Sean).
En dan de kleine Dieumerci. “Suck on my chocolate salty balls / stick ‘m in your mouth and suck ‘m”. Toch wel heel erg op het randje hoor, om een kind van Afrikaanse origine een dergelijke tekst te laten zingen. Het lijkt me een zaak voor Unia om uit te maken of er er hier al dan niet sprake is van racisme of etnic prowfaailing. ‘The Voice Kids’ is een familieprogramma in primetime en zonder twijfel zijn er een drietal kijkers die de vulgariteit van ‘Chocalate Salty Balls’ niet is ontgaan. Met zijn chocalate salty balls lijkt tv-personage Chef immers op zijn zelfgemaakte chocoladen koekjes te doelen, maar in werkelijkheid heeft de notoire geilaard het over zijn joekels van testikels. Ik kan me moeilijk voorstellen dat de kleine Dieumerci dat beseft heeft terwijl hij het lied repeteerde en live, voor 1.000.000 kijkbuiskindertjes, ten gehore bracht, maar zijn ouders moeten toch iets hebben opgemerkt?
Het is mij echt niet duidelijk waarom VTM zijn ‘go’ gegeven heeft voor Sean D’hondts eigenaardige keuzes. Het zou me niet verbazen mochten enkele kijkers geschandaliseerd zijn over deze gang van zaken. Toen ik gisterenavond een kijkje ging nemen op Twitter was er van ophef echter nog helemaal niets te merken.
Mocht Sean op deze weg willen doorgaan, heb ik wel nog een aantal suggesties voor hem voor tijdens de battles.
Als daar zijn:
- “I wanna fuck you like an animal”
- “You and me, baby are nothing but mammals / so let’s do it like they do on the discovery channels”
- “I got a lion in my pocket and, baby, it is ready to roar”
Enzovoort.
Op deze manier wordt ‘The Voice Kids’ een programma met een edge waar ook de meerwaardezoeker voor zal willen thuis blijven. En dat kan VTM toch alleen maar toejuichen, neem ik aan.
vrijdag 8 juni 2018
De Standaard, onverantwoord mannelijk?
Hieronder een lijst van (langere) artikels uit De Standaard van zaterdag 15 april, met telkens tussen haakjes de naam en (indien nodig) het geslacht van de journalist erbij.
- Commentaarstuk over minister van Defensie Steven Vandeput (Bart Brinckman)
- Langer artikel over de zaak-Vandeput (Peter De Lobel en Matthias Verbergt)
- artikel over de video-arts op WK Voetbal (Pieter Van Dooren)
- artikel over Gents burgerkabinet (Simon Andries en Bert Staes)
- ‘Camera’s binden strijd aan met vrachtwagens’ (Jef Poppelmonde)
- ‘Na de hartstilstand: een leven zonder koers’ (Yves Delepeleire)
- Interview met oud-politicus (LDD) Boudewijn Bouckaert (Bart Brinckman)
- ‘Koop ik nog een dieselwagen?’ (Ruben Mooijman)
- Blikvanger: Arjen Lubach, Nederlands tv-fenomeen (Dominique Minten, man)
- ‘Belgisch rapport beschreef praktijken van Facebook al in 2015’ (Dominique Deckmyn, man)
- Fotoreportage (Frederik Buyckx)
- Interview met Tom Lanoye en Marianne Thamm (Wouter Woussen)
- artikel over post-natale depressie (Eline Bergmans)
- ‘Cosmetica zitten vol zorgwekkende stoffen’ (Dorien Knockaert)
- ‘Wordt Syrië het nieuwe Sarajevo?’ (Evita Neefs)
- ‘Mini-mei 68 aan Franse universiteiten’ (Bart Beirlant)
- ‘Marokko wil geen pottenkijkers in de Rif’ (Giselle Nath)
- Essay: ‘Voel je vrij om de liefde te doen’ (Marli Huijer, vrouw)
- Wekelijkse satirische rubriek ‘Parbleu’ (Jo Van Damme, man)
- ‘De Chinese ooievaar en zijn kinderen’ (Nicole Vliegen en Ann Van Eechaute)
- ‘Inclusief kan buitengewoon zijn’ (Ellen Vermeulen)
- ‘Laat vele poppy’s bloeien’ (Hendrik Winkelmans)
- column ‘De Verrijzenis’ (Michael Van Peel)
- Maandelijkse rubriek ‘Op de kop’ (Tom Naegels)
- Langer artikel over de zaak-Vandeput (Peter De Lobel en Matthias Verbergt)
- artikel over de video-arts op WK Voetbal (Pieter Van Dooren)
- artikel over Gents burgerkabinet (Simon Andries en Bert Staes)
- ‘Camera’s binden strijd aan met vrachtwagens’ (Jef Poppelmonde)
- ‘Na de hartstilstand: een leven zonder koers’ (Yves Delepeleire)
- Interview met oud-politicus (LDD) Boudewijn Bouckaert (Bart Brinckman)
- ‘Koop ik nog een dieselwagen?’ (Ruben Mooijman)
- Blikvanger: Arjen Lubach, Nederlands tv-fenomeen (Dominique Minten, man)
- ‘Belgisch rapport beschreef praktijken van Facebook al in 2015’ (Dominique Deckmyn, man)
- Fotoreportage (Frederik Buyckx)
- Interview met Tom Lanoye en Marianne Thamm (Wouter Woussen)
- artikel over post-natale depressie (Eline Bergmans)
- ‘Cosmetica zitten vol zorgwekkende stoffen’ (Dorien Knockaert)
- ‘Wordt Syrië het nieuwe Sarajevo?’ (Evita Neefs)
- ‘Mini-mei 68 aan Franse universiteiten’ (Bart Beirlant)
- ‘Marokko wil geen pottenkijkers in de Rif’ (Giselle Nath)
- Essay: ‘Voel je vrij om de liefde te doen’ (Marli Huijer, vrouw)
- Wekelijkse satirische rubriek ‘Parbleu’ (Jo Van Damme, man)
- ‘De Chinese ooievaar en zijn kinderen’ (Nicole Vliegen en Ann Van Eechaute)
- ‘Inclusief kan buitengewoon zijn’ (Ellen Vermeulen)
- ‘Laat vele poppy’s bloeien’ (Hendrik Winkelmans)
- column ‘De Verrijzenis’ (Michael Van Peel)
- Maandelijkse rubriek ‘Op de kop’ (Tom Naegels)
Enkele feiten op een rij:
- Deze lijst telt 24 stukken.
- 17 stukken zijn geschreven door een man of twee mannen, zeven door een vrouw of twee vrouwen.
- De eerste twaalf langere artikels in deze krant zijn geschreven door mannen; pas op pagina 24 van deze 40 pagina’s tellende krant staat er een door een vrouw geschreven stuk.
- De katernen Buitenland en Opinie & Analyse zijn samen goed voor tien stukken. Vijf daarvan zijn geschreven door vrouwen, vijf door mannen; drie buitenland-artikels door vrouwen (waaronder vaste correspondentes Giselle Nath en Evita Neefs), drie door mannen
- In deze krant schrijven vrouwen over post-natale depressie, cosmetica, oorlog in Syrië, conflict in Marokko, relaties, kinderen en onderwijs
- 19 stukken in deze krant zijn geschreven door vaste journalisten van De Standaard en van deze 19 stukken zijn er 15 geschreven door mannen
- Overigens heeft geen van deze 19 vaste journalisten een migratie-achtergrond
- Deze lijst telt 24 stukken.
- 17 stukken zijn geschreven door een man of twee mannen, zeven door een vrouw of twee vrouwen.
- De eerste twaalf langere artikels in deze krant zijn geschreven door mannen; pas op pagina 24 van deze 40 pagina’s tellende krant staat er een door een vrouw geschreven stuk.
- De katernen Buitenland en Opinie & Analyse zijn samen goed voor tien stukken. Vijf daarvan zijn geschreven door vrouwen, vijf door mannen; drie buitenland-artikels door vrouwen (waaronder vaste correspondentes Giselle Nath en Evita Neefs), drie door mannen
- In deze krant schrijven vrouwen over post-natale depressie, cosmetica, oorlog in Syrië, conflict in Marokko, relaties, kinderen en onderwijs
- 19 stukken in deze krant zijn geschreven door vaste journalisten van De Standaard en van deze 19 stukken zijn er 15 geschreven door mannen
- Overigens heeft geen van deze 19 vaste journalisten een migratie-achtergrond
Ik weet niet wat jij ervan denkt, maar ik vind dit zeer opvallende, zelfs onthutsende, cijfers. 70% van de langere artikels in deze krant zijn geschreven door mannen (de kortjes heb ik niet meegeteld, maar ook daarvan zijn er meer door mannen geschreven dan door vrouwen) en wat betreft de vaste journalisten van De Standaard gaat het zelfs om 80% mannen tegenover 20% vrouwen. Als we buitenlandcorrespondentes Giselle Nath en Evita Neefs buiten beschouwing laten, blijven er met Eva Bergmans en Dorien Knockaert in deze krant zelfs maar twee (2) journalistes van De Standaard over. Dorien Knockaert schrijft in deze krant over de gevaren van zonnecrème, doorgaans schrijft zij echter over voeding in al haar vormen. In het lifestyle-magazine van De Standaard schrijft ze regelmatig over de maaltijden die ze thuis klaarmaakt.
Ik vraag me af of deze cijfers problematisch zijn. De balans van 17-7 voor het totaal en die van 15-4 voor wat het alleen de vaste journalisten betreft. Persoonlijk vind ik dit een aangename krant om te lezen (al lees ik ze slechts diagonaal), maar vind ik dit een aangename krant omdat ik net zo ben als de meeste mensen die eraan hebben meegewerkt - mannelijk en blank?
Is dit een krant op maat van blanke mannen?
Hoe leest een vrouw deze krant?
Hoe leest een allochtoon deze krant?
Is dit een krant op maat van blanke mannen?
Hoe leest een vrouw deze krant?
Hoe leest een allochtoon deze krant?
zaterdag 2 juni 2018
Gesloten wegens beperking
Discriminatie op de arbeidsmarkt. We denken spontaan aan de allochtone medemens als het daarover gaat. Mensen met een gekke naam of een andere huidskleur dan de blanke krijgen minder kansen van werkgevers. En dat is discriminatie, zeer zeker. Maar discriminatie stopt niet bij naam en huidskleur. En ook niet bij gender (of toch wel: tegenwoordig zoeken werkgever aller lande heel politiek correct naar ‘m/v/x’). Nee, discriminatie zet zich door en zo word ik, blank als Michael Jackson, autochtoon als Bart De Wever en mannelijk als Boudewijn Van Spilbeeck bijvoorbeeld gediscrimineerd op basis van mijn handicap (en ik houd er echt niet van om over ‘handicap’ of ‘beperking’ te spreken, maar ik heb geen andere keuze).
Vorige week waren mijn trajectbegeleider en ik op visite bij de Bond Beter Leefmilieu. Op de communicatiedienst aldaar wilde men dolgraag een stagiair om te helpen met het schrijven van blogartikels en weet ik veel wat nog allemaal voor klusjes die ik zonder veel problemen tot een goed einde zou brengen. Ik was de enige kandidaat voor de positie dus alles leek in kannen en kruiken. Maar dat veranderde toen de mevrouw die ons te woord stond vroeg waarom ik een trajectbegeleider bij had. “Wel, mevrouw, het zit zo: vanwege een kleine arbeidshandicap is het voor mij niet zo gemakkelijk om via het reguliere circuit aan een job te komen en daarom krijg ik nu hulp van de vzw Emino die mensen met een beperking ondersteunt. Het is namelijk zo dat ik over het algemeen vaak iets meer tijd nodig heb om sommige dingen onder de knie te krijgen dan de meeste andere mensen met mijn opleidingsniveau. Dat gaat dan vooral om uitvoerende taken zoals het aanleren van een computerprogramma, het bedienen van een kopieermachine, en dergelijke meer. Praktische taken, zeg maar. Eenvoudig samengevat, gaat het ‘m er eigenlijk om dat wanneer een leidinggevende “ik ga je eens tonen hoe je dit of dat” zegt, dat ik dan al lichtjes in een kramp schiet, want vaak lukt het mij niet om bepaalde handelingen meteen te ‘begrijpen’ als ik ze maar één of twee keer heb zien voordoen. Vaak heb ik daar iets meer tijd voor nodig, heb ik iets meer herhaling nodig, kan ik het net allemaal iets minder snel dan wordt verwacht of gehoopt. In vorige werksituaties heb ik daar last mee gehad en daarom ben ik heel blij dat ik nu een trajectbegeleider heb die mij hier en daar een duwtje in de rug kan geven.”
De mevrouw van de Bond Beter Leefmilieu was heel begripvol en het was helemaal geen zielig gesprek waarbij ik een kneusje was dat een aai over zijn bolletje had verdiend omdat hij zelfs maar zijn weg tot aan het in Brussel gelegen BBL-kantoor had weten te vinden. De mevrouw zou nadenken over een aangepast takenpakket voor mij, zodat ik voor die korte tijd dat de stage zou duren niet overladen zou worden met werk dat ik toch niet gedaan zou krijgen. Ze zou me op de hoogte houden van de beslissing die ze in samenspraak met haar communicatiecollega’s zou nemen.
Hier wil ik even wat dingen herhalen: de Bond Beter Leefmilieu was dringend op zoek naar een stagiair voor haar communicatiedienst en ik was (geen idee waarom - omdat de stage zo kort was?) de enige kandidaat. Het takenpakket was zowat op mijn lijf geschreven: redactietaken allerhande, noem maar op, en ik had ook al meerdere professionele ervaringen met dergelijke taken.
Gisteren kreeg ik dan een mail van de mevrouw met de boodschap dat het helaas niet mogelijk was om mij de nodige ondersteuning te bieden. De organisatie had het momenteel ontzettend druk en het zou moeilijk worden om tijd te maken voor een stagiair. Er werd mij nog veel succes gewenst in mijn zoektocht naar een fijne werkomgeving en ik kreeg ook nog een vriendelijke groet.
(Hier wilde ik deze tekst stoppen, maar ik moet nog toevoegen dat ik het argument ‘we hebben heel veel werk en nauwelijks tijd over voor begeleiding’ ondertussen al heel wat keren gehoord heb. Aangenomen dat deze mensen dat niet zomaar verzinnen om ‘van mij af te zijn’ vind ik het triestig dat ze met z’n allen tot over hun oren in het werk zitten. Op middellange termijn houd je zo’n werktempo niet vol.)
Vorige week waren mijn trajectbegeleider en ik op visite bij de Bond Beter Leefmilieu. Op de communicatiedienst aldaar wilde men dolgraag een stagiair om te helpen met het schrijven van blogartikels en weet ik veel wat nog allemaal voor klusjes die ik zonder veel problemen tot een goed einde zou brengen. Ik was de enige kandidaat voor de positie dus alles leek in kannen en kruiken. Maar dat veranderde toen de mevrouw die ons te woord stond vroeg waarom ik een trajectbegeleider bij had. “Wel, mevrouw, het zit zo: vanwege een kleine arbeidshandicap is het voor mij niet zo gemakkelijk om via het reguliere circuit aan een job te komen en daarom krijg ik nu hulp van de vzw Emino die mensen met een beperking ondersteunt. Het is namelijk zo dat ik over het algemeen vaak iets meer tijd nodig heb om sommige dingen onder de knie te krijgen dan de meeste andere mensen met mijn opleidingsniveau. Dat gaat dan vooral om uitvoerende taken zoals het aanleren van een computerprogramma, het bedienen van een kopieermachine, en dergelijke meer. Praktische taken, zeg maar. Eenvoudig samengevat, gaat het ‘m er eigenlijk om dat wanneer een leidinggevende “ik ga je eens tonen hoe je dit of dat” zegt, dat ik dan al lichtjes in een kramp schiet, want vaak lukt het mij niet om bepaalde handelingen meteen te ‘begrijpen’ als ik ze maar één of twee keer heb zien voordoen. Vaak heb ik daar iets meer tijd voor nodig, heb ik iets meer herhaling nodig, kan ik het net allemaal iets minder snel dan wordt verwacht of gehoopt. In vorige werksituaties heb ik daar last mee gehad en daarom ben ik heel blij dat ik nu een trajectbegeleider heb die mij hier en daar een duwtje in de rug kan geven.”
De mevrouw van de Bond Beter Leefmilieu was heel begripvol en het was helemaal geen zielig gesprek waarbij ik een kneusje was dat een aai over zijn bolletje had verdiend omdat hij zelfs maar zijn weg tot aan het in Brussel gelegen BBL-kantoor had weten te vinden. De mevrouw zou nadenken over een aangepast takenpakket voor mij, zodat ik voor die korte tijd dat de stage zou duren niet overladen zou worden met werk dat ik toch niet gedaan zou krijgen. Ze zou me op de hoogte houden van de beslissing die ze in samenspraak met haar communicatiecollega’s zou nemen.
Hier wil ik even wat dingen herhalen: de Bond Beter Leefmilieu was dringend op zoek naar een stagiair voor haar communicatiedienst en ik was (geen idee waarom - omdat de stage zo kort was?) de enige kandidaat. Het takenpakket was zowat op mijn lijf geschreven: redactietaken allerhande, noem maar op, en ik had ook al meerdere professionele ervaringen met dergelijke taken.
Gisteren kreeg ik dan een mail van de mevrouw met de boodschap dat het helaas niet mogelijk was om mij de nodige ondersteuning te bieden. De organisatie had het momenteel ontzettend druk en het zou moeilijk worden om tijd te maken voor een stagiair. Er werd mij nog veel succes gewenst in mijn zoektocht naar een fijne werkomgeving en ik kreeg ook nog een vriendelijke groet.
(Hier wilde ik deze tekst stoppen, maar ik moet nog toevoegen dat ik het argument ‘we hebben heel veel werk en nauwelijks tijd over voor begeleiding’ ondertussen al heel wat keren gehoord heb. Aangenomen dat deze mensen dat niet zomaar verzinnen om ‘van mij af te zijn’ vind ik het triestig dat ze met z’n allen tot over hun oren in het werk zitten. Op middellange termijn houd je zo’n werktempo niet vol.)
Abonneren op:
Posts (Atom)