Is het niet verbazend hoe een mens als vanzelfsprekend 'mooie' met 'lelijke' dingen combineert? Bij mij is dat toch zo, ik geef een voorbeeld. Ik begin met iets moois. Naar aanleiding van het bijzondere interview met dichter Leonard Nolens bij Ruth Joos op Radio 1 was ik uiterst benieuwd naar 's mans poëzie. In de waan dat er wel meer mensen naar de bib zouden rennen om een van zijn bundels, repte ik me naar Tweebronnen en leende er 'Woestijnkunde' uit, een bundel uit 2008, die 'Bres' opvolgde, een veelgeprezen boek uit 2007 dat door Het Parool als Nolens' magnum opus werd beschouwd. Opvallend overigens hoe recensenten de aandrang lijken te voelen om zelf met alliteraties en andere slimmigheden uit te pakken wanneer ze poëzie in gewone zinnen trachten te vatten. Zelf voel ik het ook jeuken,
moet ik toegeven, wanneer ik Nolens' gedichten lees en het genoegen ervaar dat ik die gedichten begrijp. Wanneer ik met name besef dat het in feite vaak ook maar om als verzen geschikte zinnen gaat, zoals ik er ook zou kunnen bedenken. Ahum.
Neen, van die hoogmoedige intentie om zelf een goed gedicht te schrijven – natuurlijk kan ik dat! -, komt vervolgens niks in huis. Want eens ik 'Woestijnkunde' opzij heb gelegd en mij eventjes op iets anders, iets makkelijkers, concentreer, is de Heilige Geest verdwenen die mij de woorden zou influisteren die van mij de grootste jonge dichter sinds Maarten Inghels zouden maken. Geen melig karamellenvers dat het papier nog haalt en ik die me daar in mijn luiheid al te makkelijk bij neerleg. Dan doe ik maar iets anders dan pogen een gedicht te schrijven. Iets totaal anders.
Dan verschijnt er bijvoorbeeld iets lelijks ten tonele. Dan blader ik door 'Op de camping', een boek van de Nederlandse cartoonist Gummbah dat ik bij datzelfde bibliotheekbezoek meegraaide. Was 'Woestijnkunde' nog van grote schoonheid, dan is 'Op de camping' zonder meer spuuglelijk. En met die bruuske overgang heb ik niet de minste moeite. Ik hoef geen knop om te draaien om van Nolens' kale maar schitterend beschreven wereld een kampeerplaats in te sukkelen waarin slechtgetekende en onpeilbaar lege personages elkaar de dood in praten en naakt of met een amazonebos van schaamhaar de show der lamlendigheid opvoeren. De geestelijke leegte waarin sommige mensen verzeild raken, wordt in 'Op de camping' treffend belicht, maar dan wel op zo'n gortige manier dat enkele gedegouteerde lezers hun abonnement op de Volkskrant opzegden, louter vanwege Gummbah's vulgaire tekeningen daarin. Ik lach me evenwel een breuk bij een prent waarop twee naakte dansende mannen bij de campinguitbater ontboden worden met de opdracht aan diens desk post te vatten, zodat hij even kan gaan schijten.
En terwijl ik nog steeds op de camping vertoef, luister ik naar muziek die je hooguit wat saai zou kunnen noemen, maar veel liever mooi en vooral: niét lelijk. Jij en ik kunnen geen vrienden zijn als 'Human' van de Brits-Indische Nitin Sawhney je niks doet. Sawhney is een elektronicawizzard, zo copy-paste ik uit een recensie, die soulvolle lounge maakt waarover hij zijn hoge hese stem drapeert. Bovendien behandelt hij op al zijn albums zogenaamde universele thema's en staan zijn lyrics bol van boodschappen over liefde, vriendschap, vrede en hoop. Klinkt behoorlijk hoogdravend, maar Sawhney klinkt oprecht en ik droom weg bij zijn muziek. 'Op de camping' ligt al lang aan de kant.
Ik droom weg en in mijn droom balanceer ik op de rand van een zwembad als ik mezelf voel wegglijden. Volledig gekleed tuimel ik het water in, een zaligheid, zo blijkt tot mijn verrassing. Maar wanneer ik druipnat bovenkom blijk ik plots een rugzak met daarin mijn laptop met me mee te dragen. In paniek besef ik dat die laptop onherroepelijk naar de kloten is, maar wanneer ik mijn rugzak open, blijkt hij kurkdroog te zijn gebleven. Het zwembad zinkt plots weg en het daglicht is terug van weggeweest. Een loomheid blijft echter door mijn lichaam zinderen en ik geef me over aan de luie impuls om dan toch maar aan seizoen vijf van 'Lost' te beginnen. Het loont al lang de moeite niet meer, het verhaal is geheel bij de haren getrokken, maar elke glimp van schoonheid vereist klaarblijk een lelijke tegenhanger.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten