zaterdag 8 januari 2011

Ambitie

Pascal Digital heeft een rubriek op zijn blog die 'Mijn woordenboek' heet. Daarin geeft hij betekenis aan een woord door de abstracte betekenis ervan te ontleden en concrete voorbeelden te schetsen. Op 2 januari passeerde het woord 'ambitie' in zijn rubriek. Ik wil hier nu eveneens het woord 'ambitie' ontleden en zal dat doen op een geïmproviseerde manier zonder bepaalde structuur. Deze tekst op zich zal wellicht niet blaken van ambitie, mogelijk zal hij van nonchalance en puberale onvrede getuigen. Of misschien ook niet. Laten we eens van start gaan.

De aankondiging dat ik niet de ambitie heb om van deze tekst een pareltje te maken dat uw lof verdient, daarmee begint het eigenlijk al. De aankondiging dat ik met name die ambitie niet kan opbrengen, dat ik daar te lui en te puberaal voor ben. Dat ik daarvoor met te weinig fut ben opgestaan. Dat ik daarvan het nut niet inzie. Niet voor mezelf, niet voor wie dan ook. Als ik me maar amuseer met het schrijven hiervan, dat is de enige ambitie, mij amuseren. Misschien hoeft het niet eens meer te zijn dan dat. Zeker niet, in feite. Waar zeik ik toch weer over? Waar komt die eeuwige onvrede toch vandaan? Ik denk dat ik dat wel weet, maar daar zal het hier niet over gaan.

Pascal is in zijn tekst vrij hard voor de 'jeugd van tegenwoordig'. Zo stelt hij ondermeer dat de jeugd "omgekeerd ambitieus" is. Liever dan te streven naar het maximum (schoolvoorbeeld 10 op 10, of toch 9 op 10), streeft zij er naar om met een 5 op 10 hetzelfde te bereiken, met name 'geslaagd zijn', voldoen.
Dat doet de jeugd, aldus Pascal, om zijn cool te bevestigen. Streven naar het maximum is, toepasselijk, voor strevers. Met de hakken over de sloot springen moet een externe bezigheid - niet school - doen vermoeden, die de jongere dusdanig in beslag neemt dat hij school verwaarloost of moet verwaarlozen. School verwaarlozen en nipt voldoende halen staat stoer omdat je je op die manier de toorn van leerkrachten, zij het hoe langer hoe minder, en ouders, zij het eveneens hoe langer hoe minder, op de hals haalt. Je de toorn van volwassenen op de hals halen is cool omdat het impliceert dat je naast of zelfs boven die volwassenen staat. Als je 5 op 10 haalt kunnen ze je immers niks maken, je bent geslaagd en dat was toch de bedoeling? Als je buist wordt het wel zielig. Wie dat niet inziet, wie dat cool vindt, is gewoon dom en lastig.

Overigens pleit ik schuldig. In het middelbaar had ik een vriend die niet tevreden was met minder dan 9 op 10. Met andere vrienden gniffelde ik daar om. Wij zaten in hetzelfde jaar, maar in vergelijking met ons studeerde hij drie keer zo hard. Ik haalde op den duur gemiddeld 6 op 10, terwijl hij ook in het zesde middelbaar nog voor een 9 op 10 bleef gaan. We studeerden samen af, hij ging burgerlijk ingenieur studeren, moest daar na enkele weken al mee stoppen omdat hij het niveau niet aankon en ging, net als ik, naar een hogeschool. We stonden nog steeds op hetzelfde niveau. Dat was toch grappig, of niet?

Ik had in het middelbaar niet de ambitie om goede punten te halen. Ik zag het middelbaar niet als een plaats om me op dat vlak te bewijzen. Het middelbaar was een jungle waarin ik mezelf moest zien te redden. Ik probeerde 9 op 10 te halen in mijn strijd om 'de margi's' te verdragen. Elke dag die ik doorkwam zonder noemenswaardige ergernissen aan luidruchtige klasgenoten of ander in mijn ogen oervervelend gedrag, was een overwinning. Geen 9 op 10 die daar tegenop woog. Hoewel ik het eigenlijk toch telkens weer leuk vond om een goeie toets te maken. Met het ouder worden werd dat weer belangrijker voor mij maar dan om andere redenen. Met het ouder worden kreeg ik meer begrip voor leerkrachten, zag ik in dat dat ook maar mensen waren met een beroep zoals ikzelf later ook een beroep zou hebben. Waarom zou ik het die mensen nodeloos lastig maken? Zou ik het leuk vinden als ik later in mijn beroep duizenden horden zou moeten passeren? Ik dacht het niet en ik was trots op dat besef.

Op den duur was ik in bepaalde lessen op mijn eigenwijze manier zelfs een modelleerling. Maar enkel bij de leerkrachten die ik graag had en waarvan ik merkte dat ze mij graag hadden. Voor de anderen deed ik op geen enkele manier mijn best om aangenaam te zijn, al stak ik die mensen ook maar zelden stokken in de wielen. Eigenwijs als ik altijd was geweest gedroeg ik mij omgekeerd cool tegenover mijn klasgenoten en was ik ostentatief geen lastpak, wat hen duidelijk moest maken dat zij zich puberaal en belachelijk gedroegen. Geen idee of ze mijn gedrag ook zo interpreteerden maar ik voelde mij daar goed bij. Op den duur kon het me immers niet meer schelen wat ze van mij dachten. Ik was uitgekeken op het middelbaar en was toe aan iets anders. Gedaan met de kinderopvang. Maar of ik ambitieus was voor wat zou volgen? Neen.

Inderdaad, ik ging zonder ambitie studeren, of toch zonder de ambitie een gerenomeerde journalist te worden. Mijn enige ambitie was nog steeds om me te redden in de jungle van mensen. Vermoeiend en wel zodanig dat studeren of een andere bezigheid in casu bijzaak wordt.

In mijn eerste jaar journalistiek zag ik bijzonder af om allerhande redenen maar niet omdat ik de leerstof niet aankon. Ten gevolge van al die externe redenen had ik echter wel slechte punten. Op den duur zag ik ook daar van af. Een moeilijke periode waarin ik nog steeds enkel en alleen de ambitie had om mijn plaatsje te veroveren temidden van mensen die een dergelijke veroveringsdrang niet eens kenden. Voor hen viel er niets te veroveren, de situatie was vanzelfsprekend. Het was hen gegund maar niet altijd van harte. Ik was jaloers, gefrustreerd en cynisch.

Ook nu ben ik nog steeds niet ambitieus als het om prestaties gaat. Ik ben iemand die geweldig goed tegen zijn verlies kan. Ik kan geweldig goed aanvaarden dat iets niet lukt. Een job die ik niet kan krijgen, een prijs die ik niet kan winnen. Het glijdt heel makkelijk van me af. Ik ben zo weinig ambitieus dat ik er gelaten van word, wat betekent dat ik ambitieuzer zou willen zijn dan ik nu ben. Dat is ook zo want een beetje ambitie staat voor mij gelijk aan positivisme, goesting om ervoor te gaan, goesting om te leven. Maar momenteel - maak ik mezelf dat wijs? - ben ik daar nog niet aan toe. Ik ben nog steeds bezig met overleven, - klinkt melig hé? - dat neemt minimum de helft van mijn tijd in beslag. De veldslag om een glimp van het geluk. De veldslag tegen het monster dat cynisme is.

Moedig zeg ik sinds enkele jaren dat ik maar twee ambities heb: zelf gelukkig zijn en indien mogelijk anderen gelukkig maken. Daarvoor offer ik eventuele andere ambities op, ook al omdat ik hoegenaamd geen andere fundamentele of minder fundamentele ambities heb.

En dan zijn er ten slotte die momenten waarop ik ervan overtuigd ben dat ik moet proberen om van schrijven mijn beroep te maken. Dat is mijn enige concrete ambitie. Ik weet dat ik spijt zal hebben als het er niet van komt. Ik weet dat ik het als een nederlaag zal ervaren als ik het niet eens heb geprobeerd. Er zijn mensen die het met me eens zijn en zeggen dat ik moet schrijven. Ik probeer dat te nuanceren, maar daarin verschuilt zich mijn angst om op de voorgrond te treden, mijn vinger op te steken op de vraag wie er graag wil schrijven, om dan misschien op een podium - dat kan een column zijn - op structurele basis mijn kunstje te vertonen. Ik heb die ambitie wél en ik heb die ambitie níét. Ik heb ze wel want ik zal spijt hebben als ik het niet geprobeerd heb, ik zal vinden dat deze of gene columnist dat niet beter doet dan ikzelf dat zou kunnen. Anderzijds heb ik die ambitie niet, want ik zal weigerachtig staan tegen elke mogelijke zijstap die ik mogelijk zou kunnen of moeten maken. Ik heb niet de ambitie - lees: ik wil niet - om op tv te komen, ik wil geen 'gezicht' worden waarover gepraat wordt in een willekeurige Vlaamse huiskamer. Ik wil onbekend zijn. De gekke jongen die ik ben zegt mij dat er maar een beperkt aantal mensen moet weten dat ik een gekke jongen ben. Humo's geweldige (rv) is als columnist in zijn anonimiteit altijd mijn grote held geweest. Niet dat ik qua schrijven kan wat die man kan, maar zo'n beroep - in anonimiteit schrijven voor een groot publiek - zie ik, geloof ik, wel zitten. Die ambitie - als ik erover nadenk best wel een serieuze ambitie - koester ik eventueel wel. Gelukkig heb ik daarvoor nog tijd, denk ik. Ik heb namelijk het gevoel dat ik er eerst de scherpste kantjes van die gekke jongen moet afvijlen. Een ambitie in het kader van de optimalisatie van mijn levensvreugde.

Geen opmerkingen: