donderdag 10 november 2011

Boudweg

Was het mijn huisdokter die me adviseerde om regelmatig te masturberen? Nee, het was niet mijn huisdokter, wat een geluk, het was mijn uroloog. Niet mijn uroloog als in: die van mij. Nee, de uroloog - ergens iemand anoniem, wist ik veel. Die specialist die ik natuurlijk niet persoonlijk kende, helemaal niet kende zelfs en vanzelfsprekend ook helemaal niet wilde kennen. De arts die me boudweg vertelde dat ik regelmatig moest masturberen, zoals een virusscanner je opdraagt om regelmatig een scan uit te voeren. Boudweg dus, of, welja, een ander woord, afhankelijk van de context. Boudweg zei mijn uroloog - het was een vrouw - dat ik regelmatig moest masturberen. Nee, dat woord gebruikte ze zelfs niet, ze sprak meer omzwachteld over 'zaadlozingen' waarmee ze, volledig terecht, in het midden liet of ik al dan niet een relatie had (dewelke ik toen niet had), maar ik intrepreteerde onmiddellijk: masturberen (wellicht ook omdàt ik toen geen relatie had). Masturberen op advies van de in dit soort aangelegenheden gespecialiseerde arts. Ze moest er zin in hebben, dacht ik. Ik had er bepaald géén zin in.

Ja, het was een 'speciaal' moment. En er schoot vanalles door mijn hoofd. Misschien had ik gewild dat een of andere gek vanalles door mijn hoofd was komen schieten, maar daar dacht ik toen niet aan, aan grapjes met 'door mijn hoofd schieten'. Daar kon ik toen niet aan denken.
Om de prostaat te ontgiften, had ze gezegd. Daarom moest ik regelmatig masturberen, daarom. Niet zomaar, of wat had u gedacht? En al zeker niet pal voor haar neus. Nee, omdat ik mezelf ermee zou helpen. Dus dat was dan eigenlijk nog niet eens zo gek. En ja, al was het dan een taboeonderwerp - wat het overigens nog steeds is, meer dan ooit lijkt me zelfs: als het zou helpen, masturberen, dan moest het gebeuren, masturberen. Dan moest het gebeuren.

Vijfentwintig euro lichter - ik spreek van de tijd dat er nog zoiets was ale de Euro en de Eurozone - en met het inmiddels bekende advies in gedachten keerde ik weer naar huis. Ik hobbelde meer, want stappen was geen sinecure met zo'n ongemak tussen m'n benen. Bij thuiskomst zou er gemasturbeerd worden, dat moest dan maar, wat had ik te kiezen. Op bevel nog wel, voor het eerst in mijn leven. Ik vroeg me af of het me dan zou lukken, op bevel. Moest ik op internet naar porno gaan zoeken of uit de archieven in mijn hoofd een droomprinsesje opdiepen? Welk droomprinsesje moest dat dan wel zijn? Of moest het zo'n P-magazinehoer zijn? (P-magazine, nog zo'n blad dat al jaren niet meer in de rekken ligt.) Of - oh nee - iemand met wie ik persoonlijk omging? Of was ik misschien verliefd? Nee, nee, nee. Shit!

Voorwaar geen makkelijke avond was dat. Ik zou zeker niet thuiskomen en masturberen, ik zou wachten tot ik zou gaan slapen en zou me dan de nacht inrukken, om het zo maar even boudweg te stellen. We waren immers toch boudweg bezig geweest bij de uroloog, dan kon ik er nu ook rustig mee doorgaan. Die uroloog - of is het urologe? - was anders niet mis, herinnerde ik me zodoende boudweg. Maar dat ging natuurlijk niet, wist ik daarna weer heel wat minder boudweg, want denk na, zag ik in: dan zou ik haar opnieuw onder ogen komen en onherroepelijk moeten denken aan hoe ik klaarkwam terwijl ik over haar fantaseerde, ergens ver weg van de dokterspraktijk. Maar wel haar opdracht uitgevoerd - ha! Vetzak die ik toen was.

Ja, in de tristesse van het moment zat ook een schijn van humor. Een prostaatontsteking, oh well. En als vanzelf maakte ik me plots de bedenking wat dat wijf - want plots was ze een wijf - er eigenlijk zelf allemaal van dacht. Zoals ze daar zo mooi had zitten zijn in haar dokterspraktijk. Het was haar job om de patiënt correct te adviseren, natuurlijk, maar zou ze er ooit bij stilgestaan hebben dat ze die patiënt dan mogelijk met vreemde gedachten huiswaarts stuurde? Zou ze zelf de, in dit geval, eigenlijk niet eens zo gekke link gelegd hebben tussen enerzijds haar mooie snoetje en anderzijds de gedachtengang van de man die ze de opdracht gaf te masturberen? Zou ze daar geen milliseconde aan gedacht hebben? Zou ze zo onschuldig of naïef kunnen geweest zijn? Nee, zo had ze er zeker niet uitgezien. Dat vroeg ik me toen allemaal af, op weg naar huis en die avond ongemakkelijk onderuitgezakt in een zetel in een te weinig verlichte woonkamer.

En de dagen daarna maar hobbelen, hobbelen, hobbelen. Ik herinner het me nog goed en het moet er heel vreemd hebben uitgezien, al vermeed ik het zoveel mogelijk om buiten te komen. En me altijd maar afvragen hoe ik die vervelende pijn kon verzachten. En - cynisch - of ik misschien een lekker klein kankertje aan 't kweken was.
En fuck wat lachtte het leven me (weer) uit in mijn gezicht. Ja, ik baalde die hele week, ik baalde verschrikkelijk. Ik voelde me belachelijk gemaakt, maar niet door iets of iemand. Door 'het'. Het leven. Het leven op deze planeet in al zijn gebrekkigheden, mijn eigen leven, de nietige mens.

Maar dat was toen. Nu zijn we verder.

Nu zijn we twaalf jaar verder en heb ik daadwerkelijk prostaatkanker, ik lig al een maand in het ziekenhuis. Maar volgens de dokters zal ik er meer dan waarschijnlijk ook weer vrij snel van herstellen, ik was er goed op tijd bij, hoe had het ook anders gekund. Nee, ik overwin dit, absoluut, ik kom hier door.
Maar wel stel ik me nog steeds diezelfde vraag van twaalf jaar geleden - niet dikwijls maar toch: waarom lacht het leven een mens soms toch zo hartelijk in zijn gezicht uit? Waarom laat het leven een man wekenlang ongemakkelijk 'hobbelen', godbetert? Opdat we niet te overmoedig zouden worden? Hoogstwaarschijnlijk. En in dat geval begrijp ik het nog ook. In dat geval vind ik het, en ik wik mijn woorden, zelfs nog dik oké.
Echt waar.

Geen opmerkingen: