Ik heb het niet voor laatkomers, echt, mensen die te laat komen, ik vind ze maar niks. Iemand zou vandaag om 12u bij mij op bezoek komen, ze zou mij een kalender brengen, ja, een kalender. Voor 2018. Toen ik haar gisteren aan de lijn had, scheen het niet te kunnen wachten met die kalender, ik begreep niet waarom het zo hoogdringend leek. Maar vandaag om 12u was het ik die zat te wachten.
En daar hou ik dus niet van. Echt niet. Alsof ik dat in mijn leven al teveel heb moeten doen, zo voelt het. Flauwekul natuurlijk, maar toch voelt het soms zo aan. Daarom wil ik wel met je afspreken om 12u (of op een ander uur), maar als je er dan tegen kwart na twaalf (een kwartier later) nog niet kan zijn, heb ik graag dat je me dat even laat weten, er zijn daar communicatiekanalen voor (bellen, sms’en,..). De persoon op wie ik zat te wachten, liet niks weten. Niet om tien na twaalf, niet om twintig na twaalf en ook niet om half één. Dat is oké, dat is geen ramp. Om kwart na twaalf moest ik aan het ‘academisch kwartiertje’ denken, zoals we dat kennen van de universiteit, en vanaf dan schakelde ik van de wachtmodus over op de vertrekmodus. Want zo ben ik dan ook wel weer. Wie na een half uur niet opdaagt en niks van zich laat horen, mag zich bij mij op bepaalde dagen aan een gesloten deur verwachten. Ik had zin om even de stad in te gaan, ik wilde nog een brief bussen, en tegen half één achtte ik het moment gekomen om op pad te gaan. Ik deed wel nog de moeite om de persoon met wie ik om 12u had afgesproken te bellen en sprak iets in op haar antwoordapparaat. Dat ik richting stad was vertrokken. Eén minuut later kreeg ik telefoon terug: “ik sta nu aan uw deur”. Tja. Ik was niet meer thuis. Ik was vier à vijf minuten stappen verwijderd van de residentie waarin ik woon en ik was niet van plan om op mijn stappen terug te keren. “Ik kan de kalender in uw brievenbus steken”, zei ze. “En ik heb ook suikerbonen mee, maar die geraken niet in de brievenbus. Ik zal ze boven op de brievenbus zetten. Ge zult ze daar wel vinden. Er staat Astrid op het doosje.” “Oké, alvast bedankt”, zei ik, ter afronding van het gesprek.
Als iemand zonder iets te laten weten een halfuur te laat op een afspraak komt opdagen en ik heb toevallig geen zin om te wachten, dan roep ik trouwens ook weleens het ‘misverstand’ in. Alsof er een miscommunicatie was, terwijl die in werkelijkheid niet heeft plaatsgevonden.
Maar bon, het is een mooie kalender, moet ik vaststellen, en van de suikerbonen kan ik maar beter afblijven. Niet alleen vind ik suikerbonen niet bepaald lekker, ze zijn vast ook niet gezond en slecht voor de tanden. Sneu trouwens voor dat baby’tje dat met de naam Astrid door het leven zal moeten gaan. Wat een ontzettend stomme naam.
En daar hou ik dus niet van. Echt niet. Alsof ik dat in mijn leven al teveel heb moeten doen, zo voelt het. Flauwekul natuurlijk, maar toch voelt het soms zo aan. Daarom wil ik wel met je afspreken om 12u (of op een ander uur), maar als je er dan tegen kwart na twaalf (een kwartier later) nog niet kan zijn, heb ik graag dat je me dat even laat weten, er zijn daar communicatiekanalen voor (bellen, sms’en,..). De persoon op wie ik zat te wachten, liet niks weten. Niet om tien na twaalf, niet om twintig na twaalf en ook niet om half één. Dat is oké, dat is geen ramp. Om kwart na twaalf moest ik aan het ‘academisch kwartiertje’ denken, zoals we dat kennen van de universiteit, en vanaf dan schakelde ik van de wachtmodus over op de vertrekmodus. Want zo ben ik dan ook wel weer. Wie na een half uur niet opdaagt en niks van zich laat horen, mag zich bij mij op bepaalde dagen aan een gesloten deur verwachten. Ik had zin om even de stad in te gaan, ik wilde nog een brief bussen, en tegen half één achtte ik het moment gekomen om op pad te gaan. Ik deed wel nog de moeite om de persoon met wie ik om 12u had afgesproken te bellen en sprak iets in op haar antwoordapparaat. Dat ik richting stad was vertrokken. Eén minuut later kreeg ik telefoon terug: “ik sta nu aan uw deur”. Tja. Ik was niet meer thuis. Ik was vier à vijf minuten stappen verwijderd van de residentie waarin ik woon en ik was niet van plan om op mijn stappen terug te keren. “Ik kan de kalender in uw brievenbus steken”, zei ze. “En ik heb ook suikerbonen mee, maar die geraken niet in de brievenbus. Ik zal ze boven op de brievenbus zetten. Ge zult ze daar wel vinden. Er staat Astrid op het doosje.” “Oké, alvast bedankt”, zei ik, ter afronding van het gesprek.
Als iemand zonder iets te laten weten een halfuur te laat op een afspraak komt opdagen en ik heb toevallig geen zin om te wachten, dan roep ik trouwens ook weleens het ‘misverstand’ in. Alsof er een miscommunicatie was, terwijl die in werkelijkheid niet heeft plaatsgevonden.
Maar bon, het is een mooie kalender, moet ik vaststellen, en van de suikerbonen kan ik maar beter afblijven. Niet alleen vind ik suikerbonen niet bepaald lekker, ze zijn vast ook niet gezond en slecht voor de tanden. Sneu trouwens voor dat baby’tje dat met de naam Astrid door het leven zal moeten gaan. Wat een ontzettend stomme naam.
Tijdens het wachten luisterde ik naar muziek. De volgende nummers passeerden (niet altijd even) random in mijn 2682 liedjes tellende Spotify-afspeellijst ‘Singles’.
Magnus: ‘Singing Man’ (feat. Thomas Smith)
Magnus: ‘My Gal Louise’
Run The Jewels: ‘Call Ticketron’
James Blake: ‘I Never Learnt To Share’
Sinkane: ‘New Name’
I LIKE TRAINS: ‘No Military Parade’
I LIKE TRAINS: ‘A Rookhouse For Bobby’
Noordkaap: ‘Verstandig, wispelturig en onhandig’
Magnus: ‘Singing Man’ (feat. Thomas Smith)
Magnus: ‘My Gal Louise’
Run The Jewels: ‘Call Ticketron’
James Blake: ‘I Never Learnt To Share’
Sinkane: ‘New Name’
I LIKE TRAINS: ‘No Military Parade’
I LIKE TRAINS: ‘A Rookhouse For Bobby’
Noordkaap: ‘Verstandig, wispelturig en onhandig’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten