woensdag 25 april 2018

Dromen die je deelt

Ik voelde me niet helemaal lekker en ging met ‘De opwindvogelkronieken’ op mijn bed liggen. Later legde ik dat boek weg en was ik nog de enige die op mijn bed lag. Ik viel in slaap.
De volgende dingen herinner ik me uit mijn droom:
- Ik praat met iemand, met Ai Weiwei als ik me niet vergis, over Dyab Abou Jahjah. Ai Weiwei denkt dat Abou Jahjah voor het Internationaal Strafhof zal moeten verschijnen op basis van onbekende feiten. Ik merk aan Ai, een man van weinig woorden, dat hij dat onrechtvaardig en belachelijk vindt en dat hij het veroordeelt. Hij rolt met zijn ogen om zoveel onnozele rechterlijke beslissingen.
- Ik ben in een lege kamer van een gebouw en wanneer ik de deur naar een andere kamer open, zie ik drie baby’s.. vechten. Ze vechten echt, zoals volwassenen, ik schrik me kapot. Ze nemen elkaar in houdgrepen en slingeren elkaar tegen de vlakte. Ik schat hen met hun pampers niet ouder dan twee jaar. Ik besluit hen uit elkaar te halen, maar dan verschijnt er een vrouw (een kleuterleidster?) die zegt dat ze het wel van mij zal overnemen. Wat is er aan de hand met onze peuters, vraag ik me af.
- Ik bevind me in een kamer met enkele andere mensen. In een van hen herken ik een voormalige klasgenoot van mijn broer en we maken een praatje. Ik krijg ook een prachtige dame in het vizier in wie ik eveneens een oud-klasgenote van mijn broer herken. Ik raak met haar aan de praat en flirt met haar. We houden handjes vast, lopen samen naar huis, kussen.
- Nog steeds in mijn droom besef ik dat ik al langer met het gevoel rondloop dat er mensen in mijn omgeving zijn die wat ik doe maar ‘zozo’ vinden (en met ‘wat ik doe’ bedoel ik: dat ik de persoon ben die ik ben). Ergens op een vreemde plek - op een schouw of in een schuur? - vind ik een briefje dat aan mij is gericht. Het is een kort briefje en ik lees erin dat ik een beetje moet opletten met wat ik zeg en doe - dat ik daarin soms wat te ver ga. Het briefje is ondertekend door vier mensen. Twee van hen zijn kennissen, van de twee anderen kan ik de naam niet lezen.
*
Toen ik wakker werd, voelde ik me opnieuw prima. Fantastisch gedroomd, daarom alleen al. Ik liep naar de nachtwinkel en kocht er Ice Tea Zero en Ice Tea met citrus-smaak. Op de terugweg kwam ik een vrouw met een hond tegen. Zij stonden stil en mevrouw zei tegen haar hond: “moet ge niet kakken?” Nu ik na mijn dutje weer in een vrolijke stemming was, flapte ik eruit: “Zoveel te beter als hij niet moet kakken!”.
Mevrouw moest luidop lachen. Ik grinnikte alleen.

maandag 23 april 2018

Let Down

Ik wilde graag de vraag beantwoord zien wat nu in feite mijn favoriete liedje aller tijden is. Ik dacht onmiddellijk aan ‘Let Down’ van Radiohead, maar speurde toch mijn Spotify-playlist met all time favorieten af of er toch geen nummer was dat met ‘Let Down’ kon concurreren. ‘Everlong’ van Foo Fighters is een mooie tweede, besloot ik, maar ‘Let Down’ bleef onomstotelijk mijn nummer één.
Hoe het zover is kunnen komen?
Wel, om te beginnen is het geen toeval dat ‘Let Down’ (en ‘Everlong’) nummers uit de late jaren 90 zijn. Ik heb deze liedjes voor het eerst gehoord toen ik een jaar of 13 moet zijn geweest en omdat op die leeftijd, omstreeks het jaar 2000, voor mij nog ‘alles moest beginnen’ wat mijn muzikale ontdekkingstocht betreft, had de muziek die ik toen beluisterde op mij nog een grote impact. Aan het begin van deze eeuw ging alles ook nog veel trager dan nu en er waren toen enkele Grote Groepen waar je niet omheen kon. ‘Pretty Fly (For a White Guy)’ van The Offspring was in 1999 een grote hit (de clip van dat nummer was om het uur te zien op MTV - ja, we leefden nog in fantastische tijden, in tegenstelling tot..) en ‘Americana’ van The Offspring was in januari 2000 het eerste album van een groep dat ik ooit kocht (voor 775 Belgische frank). Voordien had ik wel wat Hitclub-verzamelalbums gekocht met Ultratopliedjes, maar de aankoop van ‘Americana’ was de opstap naar Echte Muziek. In maart 2000 kocht ik het nog steeds fantastische ‘Californication’ van Red Hot Chili Peppers en samen met ‘Americana’ was dat de muziek die ik grijs draaide. Er was geen internet om nieuwe muziek te ontdekken, er waren enkel de radio en de Humo.
Intussen had ik wel al van het bestaan van Studio Brussels Tijdloze 100 en Album 100 gehoord en die lijsten waren als het ware mijn bijbel. ‘Smells Like Teen Spirit’, ‘Grace’ van Jeff Buckely’, Pearl Jam,.. allemaal leren kennen tussen 1999 en 2001. ‘OK Computer’ van Radiohead stond op twee in de Album 100, ná ‘Nevermind’ van Nirvana en vóór ‘Grace’. Ik herinner me niet precies hoe ik die albums in hun volledigheid heb leren kennen, ‘Nevermind’ heb ik, denk ik, pas gekocht toen er al in euro’s werd gerekend, maar ‘OK Computer’ was denk ik de eerste cd die ik ooit uit bibliotheek Tweebronnen heb ontleend en ik herinner me dat ik ‘Grace’ gekocht heb voor 380 Belgische frank in het ondertussen reeds lang ter ziele gegane JJ Records.
‘Nevermind’ vind ik vandaag vrij gedateerd klinken en ik beluister die plaat in feite niet meer, al vind ik nog steeds dat ze vol geweldige nummers staat, maar ‘Grace’ en ‘OK Computer’ reken ik tot mijn favoriete platen ooit. Die albums hebben echt iets voor mij betekend, op een manier waarop muziek vandaag die kracht heeft verloren. Ik luister nog steeds doodgraag naar muziek en ontdek nog maandelijks geweldige nummers, maar de impact van ‘OK Computer’, ‘Grace’, ‘Californication’ of ‘Songs For The Deaf’ van Queens of The Stone Age zal nooit meer worden geëvenaard. Het ‘nieuwe’ van muziek is doorheen al die jaren verdwenen en ik ben geen tiener meer die kan opkijken naar volwassen mannen.
Maar om terug te komen op mijn favoriete nummer aller tijden, ‘Let Down’. Dat nummer is niet altijd zo speciaal voor mij geweest. Toen ik ‘OK Computer’ (de plaat waar ‘Let Down’ op staat) pas begon te beluisteren was 'Let Down' eigenlijk niet veel meer dan het nummer tussen ‘Exit Music’ en ‘Karma Police’, twee nummers die ik ‘hoger inschatte’. ‘Karma Police’ had een vaste plek in de Tijdloze en ‘Exit Music’ was gewoon héél mooi. ‘Let Down’ was een uitstekende albumtrack, maar geen nummer dat echt op zichzelf kon staan. Ik ben daarover pas jaren later, misschien pas tien jaar later, van mening veranderd. Radiohead was intussen al lang een ‘andere groep’ geworden (met ‘Kid A’, ‘Amnesiac’, e.a. was de groep een fundamenteel andere richting ingeslagen) en in mijn ogen had de groep wat van haar pluimen verloren - zo goed als ‘OK Computer’ zou het nooit meer worden, dat was intussen wel duidelijk (wat mensen ook over ‘Kid A’ en het naar mijn mening wat overschatte ‘In Rainbows’ mogen beweren). Ik bleef dus naar ‘OK Computer’ teruggrijpen en ergens rond 2010 (ik plak er maar een jaartal op) openbaarde zich aan mij plots de enorme schoonheid van ‘Let Down’ (en ook openingstrack ‘Airbag’ ging ik in diezelfde periode plots geweldig vinden). Ik luisterde, geloof ik, héél aandachtig naar ‘OK Computer’ en plots werd ik echt overrompeld door de bloedmooie intro van ‘Let Down’ en de daaropvolgende eerste strofe. Ik viel plots als een blok voor die melancholieke melodie die toch ook enorm ‘uplifting’ is. En dan de klaaglijke zang van Thom Yorke, die mij begon te fascineren. Waar ging dit over? De malaise van het leven aan het eind van de twintigste eeuw? De grootstad? De drukte? “Transport, motorways and tramlines / starting and then stopping / the emptiest of feelings / disappointed people / clinging on to bottles / and when it comes it’s oh so disappointing”, laat Thom Yorke weinig aan de verbeelding over. Dit ging ergens over, hier ging engagement vanuit. Het ontroerde mij. En we zaten nog niet eens aan het refrein. Want dat refrein, dat korte, eenvoudige refrein, dat is hartverscheurend. Hoe ‘Let Down’ zich opnieuw op gang trekt voor de tweede, al even onheilspellende strofe om daarna opnieuw uit te monden in dat epische refrein.
Dan volgt de ‘bridge’, zoals dat heet in het jargon, en daarin wordt bloedmooi, grotendeels instrumentaal, de spanning opgebouwd voor de, iets meer uptempo en aanzwellende, derde strofe die de opstap betekent voor de laatste keer het refrein, waarna de mooie, bij de intro aansluitende, outro volgt.
‘Let Down’ zou veel minder geweldig zijn, mocht het tijdens de sublieme bridge niet ‘opstijgen’ (ik kan er geen ander woord voor bedenken). Na de bridge zwelt de muziek aan en krijgt het trage nummer iets meer tempo. De melancholie wordt nog tastbaarder en ‘iets’ lijkt ‘onafwendbaar’ te zijn geworden. Alsof het nummer aan hoge snelheid op een muur afstevent, om genadeloos uit elkaar te spatten (wat mij meteen doet denken aan wat Thom Yorke in ‘Airbag’ zingt - “In a fast german car / I’m amazed that I survived / An airbag saved my life / I’m back to save the universe”).
‘Let Down’ dus. Mijn favoriete nummer aller tijden en tevens de vijfde track op ‘OK Computer’, misschien wel mijn favoriete plaat aller tijden, al was het maar omdat ze zo belangrijk voor mij is geweest tijdens mijn tienerjaren.

zondag 22 april 2018

VRT niet nu

Het volgende is belangrijk. Het heeft betrekking op wie wij zijn en gaat over de vreemde bubbel waarin wij leven.
Onze (hoogopgeleide) twintigers, dertigers en veertigers die denken dat we nu (eindelijk) wel allemaal ‘mee’ zijn met de digitale revolutie zitten er in hun eigendunk compleet naast. Bijlange niet iedereen is mee. Bijlange niet. Ikzelf al niet, maar ook niet de intelligente 65-jarige vrouw met wie ik laatst sprak over het internetplatform van de VRT, VRT NU.
Deze vrouw en ik hadden het over Canvas (de zender waar zij het meest naar kijkt), het profiel van die zender, of die zender nog lang zou blijven bestaan, enzovoort. Ik opperde dat Canvas weleens zou kunnen stoppen te bestaan op tv en dat Canvasprogramma’s enkel nog via VRT NU zouden kunnen worden aangeboden. Mijn gesprekspartner kende VRT NU voorlopig enkel van horen zeggen, dus bood ik haar aan te tonen hoe die website zo’n beetje functioneert.
Maar voor ik verder ga vind ik het van belang dat u mijn gesprekspartner, deze 65-jarige vrouw, een beetje beter leert kennen. Zij komt uit een eerder welgesteld milieu, heeft hogere studies gedaan en heeft gedurende haar loopbaan (ze is al een jaar of vijf gepensioneerd) respectabele jobs gehad op ambassades en op een ministerieel kabinet. Ze is alleenstaand (momenteel) en kinderloos, heeft 15 jaar in het buitenland gewoond en gewerkt, gaat graag op reis en kan vlot meepraten over allerlei maatschappelijke onderwerpen. Ze is iemand met een brede algemene kennis, iemand die een intelligente indruk maakt en het goed kan uitleggen. Haar voornaamste bezigheden zijn wandelen, lezen, vrijwilligerswerk en (culturele) uitstapjes maken. Deze vrouw is kortom vrij ‘gewoon’, een hele gewone hooggeschoolde 65-jarige vrouw zoals er daarvan in ons land tienduizenden rondlopen.
Ik surfte op de laptop van deze hele gewone vrouw - ze heeft trouwens ook een tablet - naar VRT NU. Ik klikte door naar ‘De afspraak’ en klikte de laatste uitzending aan. Ik deed dat alles op automatische piloot, voor mij was dit niet nieuw. De hele gewone vrouw daarentegen zat reeds met tal van vragen. Of het volstond om in haar Google-zoekbalk ‘VRT NU’ te typen om die site te bereiken. Hoe ze dan op die site ‘De afspraak’ moest zoeken en hoe ze een uitzending moest aanklikken. (Voor sommige mensen blijkt het nog steeds niet duidelijk te zijn dat je pas op een link kan klikken wanneer het pijltje van de cursor een handje wordt.)
(Ik begon op dit punt duidelijk te merken dat deze hele gewone 65-jarige vrouw op internet slechts enkele ‘routes’ kent. Ze kent de route naar haar mailbox en weet ook Facebook te vinden (Facebook dat ze gebruikt om contact te houden met bepaalde oude kennissen en vrienden). Voor het overige kan deze vrouw nog wel haar weg naar een aantal sites vinden, maar veel méér moet je haar niet vragen. Google Maps, Twitter en dergelijke, nee, daar waagt ze zich niet aan. En haar rondleiden op een website die ze nooit eerder heeft gezien, is voor haar bepaald geen pretje, dat kon ik duidelijk merken. Ze had, geloof ik, al spijt van onze VRT NU-expeditie.)
Ik klikte de laatste uitzending van ‘De afspraak’ aan, maar de toegang werd ons geweigerd omdat de hele gewone vrouw niet was ingelogd. “Oei, wat nu?” zei ze verschrikt. Ik legde haar uit dat ze zich moest registreren als gebruiker als ze op VRT NU naar programma’s wilt kijken, maar merkte aan haar reactie dat ze daarop afknapte. Ze knapte niet af op het registratie-principe, nee, ze vreesde het ‘gedoe’ dat dit proces met zich zou meebrengen. “Weet je, we zullen het maar zo laten”, zei ze daarom bedaard. “Zo belangrijk is het ook niet.”
Intussen kwam ik tot mijn verrassing te weten dat ze in de veronderstelling leeft dat ze enkel vanop haar eigen laptop in haar gmail-inbox kan. Ze keek me verbaasd aan toen ik zei dat je vanop elke computer met een internetverbinding je e-mails kan checken. “Is e-mail ook internet?”, vroeg ze vertwijfeld. Ik antwoordde verbaasd dat e-mail inderdaad ook via internet gaat.
Men zou als jongeling achterover vallen van de onwetendheid die er heerst over wat het de digitale wereld betreft. Nee, mensen zijn echt niet massaal ‘mee’. Wel integendeel. Alleen al in België zijn er ongetwijfeld tienduizenden mensen (wellicht gaat het vooral om mensen van vijftig en ouder) die effectief in de veronderstelling leven dat ze hun e-mails enkel op hun eigen PC kunnen lezen, en dergelijke meer. Ongetwijfeld zijn er mensen die bang zijn dat ze hun Facebook nooit meer gaan ‘terugvinden’ als ze hun browser sluiten. Er zijn ontieglijk veel doodgewone mensen in ons land die niet eens weten wat dat is, een browser.
Dus, nu zeg ik u: wie denkt dat het voor iedereen papgemakkelijk is om online zijn plan te trekken en her en der profieltjes aan te maken, staat niet met zijn twee voeten in de realiteit. Zoveel elementen weerhouden een mens ervan om zich comfortabel te voelen op een website zoals VRT NU (om nu deze te noemen). Het begint met de onvermijdelijke cookiesbanner. Heel wat mensen haken dáár al op af. (“Oei, wat doet dat hier? Moet ik daar nu op klikken? Dat vind ik dus vervelend hé, op die sites..”) Mensen zijn online heel snel ontmoedigd. Ze voelen zich dom, hulpeloos en een beetje vernederd. Ze verlangen al gauw naar de veilige wereld die ze wél begrijpen en waar ze niet in verdwalen - de wereld waarin je tv-programma’s op tv bekijkt.
De gewone vrouw van 65 werd op VRT NU geconfronteerd met cookies en met begrippen als ‘profiel’, ‘registreren’ en ‘inloggen’ (wat op drie verschillende manieren kon - via Facebook, via mail,..). Ach, waarom moest het allemaal zo’n ‘gedoe’ zijn, kon ik haar horen denken. Toen ze uiteindelijk een poging tot registratie ondernam en deze zag mislukken (er verscheen een bestraffende rode banner op het scherm) was voor haar de maat vol. Laat maar, zei ze uiterlijk onaangedaan, maar ik ben er zeker van dat ze het als een nederlaag ervoer. De computer had haar, toch een vrouw met enige bagage, teveel obstakels voor de voeten geworpen. Dan maar geen VRT NU, dan maar níét mee met de digitale revolutie van de VRT.
Ik vind het nogal belangrijk dat hier aandacht voor is. Er leeft een significant percentage mensen in ons land dat de digi-taal niet goed beheerst. Het is dan ook gevaarlijk om ‘digitaal’ als het nieuwe normaal voor te stellen (het “Neem even je smartphone erbij”-gezwets is niet van de lucht, hoewel heel wat mensen het bij zo’n zin nog steeds in Keulen horen donderen). Velen voelen zich bedreigd door de digitale revolutie. Ze kunnen niet mee en voelen zich dom. Ze haken af en blijven achter. En dat zijn niet alleen de ‘arbeidersprofielen’ zonder veel scholing, nee, er zitten ook heel wat hooggeschoolden bij.
De digitale omwenteling is als een schip dat de haven uitvaart en zij die zo onnozel zijn geweest om op de wal te blijven staan, zien dat schip steeds verder uit het zicht verdwijnen. Het schip vaart naar de Toekomst met grote T en de mensen (‘early adopters’) die erop zitten voelen zich, goochelend met Engelse termen, geweldig belangrijk. Deze mensen denken al niet meer aan het vaste land, laat staan dat ze zouden denken aan de mensen die daar zijn achtergebleven. Maar die mensen staan daar nog wel. En we mogen ze in al onze zelfgenoegzaamheid niet vergeten, anders creëren we een kloof die niet meer te overbruggen valt.

dinsdag 17 april 2018

Tranen

Ik heb geweend vandaag. Bij mijn psycholoog. We zijn al een tijdje specifiek mijn hardnekkige faalangst aan het aanpakken en werken daarvoor met de psychotherapeutische methode EMDR. EMDR staat voor ‘Eye Movement Desensitisation and Reprogramming’ en in het kort komt het erop neer dat je in je hoofd terugkeert naar pijnlijke, traumatische, gebeurtenissen die emotie oproepen en dat je door hierop een ‘milde’ blik te laten schijnen, door jezelf niet te veroordelen voor wat er is misgegaan, tot een minder heftige perceptie van de feiten komt, dat je je hersenen als het ware herprogrammeert en dat je je herinnering aan deze gebeurtenis herdefinieert.
Een vraag die in dit proces gesteld wordt, is hoe je dan had gewild dat de gebeurtenis waaraan je nare herinneringen bewaart zich wél zou hebben voltrokken, en omdat je verdriet hebt over de manier waarop het gebeurde gebeurd is, kan deze vraag voor een verrassend emotionele reactie zorgen.
De herinnering, de spijt, het verdriet, de angst, de pijn - alles kan terugkomen of zich meer dan ooit laten voelen wanneer je erover nadenkt hoe het ánders had kunnen lopen. En dan kan het gebeuren dat je tranen laat.
Er zit veel verdriet in mij. Verdriet omdat er dingen gegaan zijn zoals ze niet hadden moeten gaan. Had het aan mij gelegen, het was anders gelopen. Gemakkelijker. Minder stroef. Zonder misverstanden. Met meer wederzijds begrip. Met minder strenge oordelen over elkaar. Maar ik was bang en veel te weinig assertief. Ik deed mijn mond niet open en probeerde onzichtbaar te zijn.
Nu ben ik 31 jaar en op sommige dagen, in sommige omgevingen, in het gezelschap van sommige mensen, ben ik zo bang om te falen, om stommiteiten te begaan, dat ik niet helemaal helder kan nadenken en over mijn woorden struikel als was ik een zwakzinnige. Dat stemt me vaak enorm droef.
Dus ik heb geweend vandaag. Omdat ik terugdacht aan een van die keren dat iemand mij had getoond hoe ik iets moest aanpakken en dat ik het niet van de eerste keer begrepen had maar dat ik dat niet had durven te bekennen omdat ik dacht dat ik zo de indruk zou wekken dat ik traag van begrip of van slechte wil was, en dat ik er dan toch maar stilletjes aan begonnen was maar fouten had gemaakt, waarna men mij daar ontgoocheld/geërgerd/vol onbegrip op had aangesproken en men mij onder mijn voeten had gegeven, en ik die niet de moed had gehad om voor mezelf op te komen of om uit te leggen waarom het was misgegaan, omdat ik me niet kwetsbaar had durven opstellen omdat ik vreesde dat ze me dan liever kwijt dan rijk zouden zijn. Ik herinnerde me zo’n situatie en ik weende.
Hoe ik dan graag had gewild dat het was gelopen, vroeg mijn psycholoog. Dat ik de moed had gehad om toe te geven dat ik de opdracht niet begrepen had, zei ik. Dat ik de moed had gehad om iets over mijn beperkingen te zeggen. Dat ik niet zo bang zou zijn geweest voor de eventuele gevolgen van een mislukking. Dat negatieve opmerkingen mij minder hard zouden hebben geraakt. Dat mensen beter zouden begrijpen wie ik ben en dat ik mij minder zou schamen om over mezelf te spreken.
Ik werk aan mijn faalangst en we gaan in de goede richting. En als daar tranen bij komen kijken dan zij het zo. Bloed en zweet mogen wel figuurlijk blijven.

zaterdag 14 april 2018

Chantal Akerman

Ik heb veel bewondering voor Chantal Akerman. (Lees ook wat ik eergisteren over haar schreef in ‘Anderhalf uur met Jeanne’.) Ik heb veel bewondering voor de cineaste Chantal Akerman omdat ze als 25-jarige een gerenommeerde diva-actrice als Delphine Seyrig van haar eigenwijze project wist te overtuigen.
Het bonusmateriaal bij de DVD-versie van ‘Jeanne Dielman, 23 quai du commerce, 1080 Bruxelles’ bevat een lange opname van repetities waarbij Akerman aan Seyrig uitlegt hoe zij (Akerman) wil dat Seyrig het personage Jeanne Dielman vertolkt. De ervaren, met haar wenkbrauwen fronsende, Seyrig stelt een hoop vragen aan Akerman en je kan zien dat Akerman zich daar niet altijd even comfortabel bij voelt, ze lijkt toch wat ‘onder de indruk door de omstandigheden’. ‘Dééd ze het nu maar gewoon’, zie je Akerman denken als ze andermaal uitlegt hoe Seyrig deze of gene scène moet spelen. Toch zet de 25-jarige door en biedt ze de ruim twintig jaar oudere, ervaren Seyrig het hoofd. Akerman weet wat ze wil en ook al heeft ze als jonge regisseur nog niks bewezen (‘Jeanne’ is pas haar tweede film), ze zal ervoor zorgen dat haar film háár film wordt, zonder aangepaste scenario’s of een hoofdpersonage met een wat minder neurotisch karakter.
‘Jeanne Dielman’ dateert uit 1975 en anno 2018 weten we welk eigenwijs en experimenteel parcours de intussen overleden Chantal Akerman in haar verdere carrière heeft gelopen. Al op 25-jarige leeftijd beschikt ze echter over een compromisloze attitude en presteert ze het om een drie uur en twintig minuten durende film te maken die gemakkelijk als ‘oersaai’ kan worden weggezet. ‘Wie denkt die snotneus dat ze is?’ fantaseer je er zo een mopperende bobo bij. En die vraag zal inderdaad gesteld zijn geweest, want Akerman wist voor haar film een behoorlijk budget los te weken, zo las ik, een budget dat haar was toegekend op basis van een toegankelijk(er) filmscenario dat zij had ingediend en waar men blijkbaar wel wat in zag. Eens Akerman over dit behoorlijke budget kon beschikken, gooide zij echter volledig het roer om en maakte ze ‘Jeanne Dielman’, een onconventionele, ‘oersaaie’ arthousefilm. Dat deze film tóch potten wist te breken (zelfs ook in Amerika, zij het pas vijf jaar later) zal dan ook met enige zuchten van verlichting gepaard zijn gegaan.
Ik heb hier aandacht voor omdat ik opkijk naar een beginnende 25-jarige filmmaakster die bobo’s en diva’s het hoofd biedt opdat ze haar ‘creatieve ei’ zou kunnen leggen. Ik stel me in haar plaats en bewonder (of benijd) dat geloof in eigen kunnen, die zelfzekere houding, dat gevoel van ‘wat ik doe is het waard om gesubsidieerd en gezien te worden’. Ik kijk naar wie ik zelf ben en moet concluderen dat ik niet kan wat Akerman deed. Dat doorzettingsvermogen, dat geloof in eigen kunnen en dat op die leeftijd, er zijn er nog een hoop die het doen, maar voor mij is het allesbehalve vanzelfsprekend.
De actrice Delphine Seyrig lijkt me niet de gemakkelijkste persoon om mee samen te werken, maar ook zij was zich er natuurlijk van bewust dat Akerman een groot talent was. Ik ben er dan ook zeker van dat zij er alles aan gedaan heeft om Jeanne Dielman zo goed mogelijk te vertolken, iets waarin zij trouwens met glans in is geslaagd. Bovendien krijgt een acteur niet elke dag de kans om de hoofdrol te spelen in een drie uur en twintig minuten durende film waarin hij of zij nagenoeg permanent nadrukkelijk in beeld is. Als het personage Jeanne Dielman staat Delphine Seyrig op ons netvlies gebrand en omdat zij die rol zo fantastisch speelt, kan zij als actrice ook mee met de pluimen gaan lopen.
Ik wil maar zeggen: ‘Jeanne Dielman, 23 quai du commerce, 1080 Bruxelles’ is een film (een trip) die om vele redenen het bekijken meer dan waard is. De film doet je tot stilstand komen. Hij is hypnotisch en ánders dan eender wat je al eerder zag.
Voilà.

vrijdag 13 april 2018

In Cold Blood

‘In Cold Blood’ van Truman Capote is een waanzinnig goed boek. Het is een boek dat mij een dag of vijf, misschien een week, urenlang bezig gehouden heeft. Het is zo’n boek dat je niet kan wegleggen. Ik kan me niet herinneren hoe lang het geleden was dat ik nog eens een boek las dat mij zo van andere bezigheden weerhield. Bij het wakker worden begon ik meteen te lezen en ‘s avonds stelde ik er mijn slaap voor uit. Zo’n boek is het.
(Het moet van ‘Het smelt’ van Lize Spit geleden zijn dat ik nog eens zo door een boek werd opgeslorpt. Ja, lach maar, frons maar die wenkbrauwen, laat mij maar in uw achting dalen.)
Waarom ‘In Cold Blood’ zo beklijvend is? Ik ken de knepen van de schrijfkunst niet, maar dit boek houdt je aldoor op het puntje van je stoel. Steeds weer die vraag: wat wordt het volgende, wat komt er nu? Het stopt nooit, tot op het moment dat de twee hoofdpersonen, Dick en Perry - mensen die echt hebben bestaan, want dit verhaal is volledig gebaseerd op ware feiten - er zeker van zijn dat ze zullen worden opgehangen.
Dick Hickock en Perry Smith zijn twee geweldige, waanzinnig goed beschreven, personages. Hun niet voor de hand liggende partner in crime-schap en de spanningen die daar uit voortvloeien zijn heerlijk om te volgen. ‘In Cold Blood’ is trouwens (of: dan ook) een van die verhalen waarbij je als lezer of kijker een zekere sympathie opvat voor mensen die onmiskenbaar een gruwelijke, niet goed te praten, misdaad hebben gepleegd. Sympathie voel ik voor Dick omdat hij zo’n gewiekste, streetwise grappenmaker is die zijn lot hoegenaamd niet al te zeer aan zijn hart laat komen, en sympathie voel ik voor Perry omdat ik me kan voorstellen dat het wel slecht móét aflopen met iemand die zo zwaar verwaarloosd is in zijn jeugd en die zo weinig kansen heeft gekregen. Voor Perry voel ik behalve een bepaalde sympathie ook veel medelijden. Zijn leven is tragisch en het moest bijna wel zo eindigen. Perry is bovendien een man met verschillende talenten, talenten die hij helaas nooit heeft kunnen ontwikkelen - hij schildert, maakt muziek, schrijft gedichten. Dick verdient daarentegen niet het minste medelijden en net dat maakt hem dan ook weer iemand ‘om naar op te kijken’. Je vraagt je af waarom hij is wie hij is en hoe hij zo is kunnen worden. Je vraagt je af wat hem nu écht heeft bezield. Beide mannen hebben in hun leven wel dingen meegemaakt die hen als persoon hebben gedestabiliseerd, zo heeft Dick enige hersenschade overgehouden aan een verkeersongeluk, en daarin zitten aanwijzingen voor het feit dat ze hebben gedaan wat ze hebben gedaan. Niettemin zijn de moorden die ze hebben gepleegd onweerlegbaar misdadig en verdienen ze het om daarvoor te boeten.
Omdat een onderzoek door een psycholoog uitwijst dat Perry niet volledig toerekeningsvatbaar kan worden verklaard en omdat er in het boek nog meer sprake is van gedetineerden die niet volledig bij hun verstand zijn (psychopaten, e.a.), stel je je als lezer de vraag of een gevangenisstraf voor deze mensen wel de juiste oplossing is. Moeten zij beschouwd worden als misdadigers pur sang of zijn ze geestesgestoord? Ik heb me over een Marc Dutroux of een Ronald Janssen ook weleens die vraag gesteld. Kunnen zo’n mensen er ‘iets aan doen’? Dat een Dutroux een gevaar vormt voor een maatschappij weze duidelijk, maar is de man een crimineel of is hij zwaar psychisch gestoord? Is het verstandig om zo’n man volledig te criminaliseren of doen we dat omdat we het als maatschappij niet aankunnen, niet aandurven, om het ernstig over ‘s mans psychische gezondheid te hebben? (Ik vind dat een legitieme vraag.) In ‘In Cold Blood’ vat de sheriff die de speurtocht naar Dick en Perry leidt ook een zekere sympathie op voor Perry. Maar dat Perry naar een gesticht zou worden gestuurd in plaats van te worden opgehangen, daarvan is geen sprake.
‘In Cold Blood’ is ook geweldig omdat het een inkijk geeft in de Midwest (Kansas en omliggende staten) omstreeks het jaar 1960. Ik vind Amerika een geweldig boeiend land vanwege de grote verscheidenheid in mensen die je er, naar gelang de verschillende regio’s, aantreft. Ik geloof dat wij in Europa maar beperkte kennis hebben van dat land en dat wij veel te veel focussen op New York (het kloppende hart van de westerse wereld) en Los Angeles (vanwege de showbizz) als wij het over Amerika hebben, al is dat sinds de komst van Trump misschien een beetje veranderd; Trump herinnerde ons aan het bestaan van de rednecks, de mijnwerkers, de fabrieksarbeiders e.a.. New York en Los Angeles zijn totaal niet representatief als je iets wil zeggen over de Verenigde Staten als dusdanig. Om te weten wie of wat een Amerikaan is, moet je precies naar een staat als Kansas gaan, ver weg van de elite van Silicon Valley of Wall Street. Ver weg ook van mensen als de Obama’s of de Clintons die geen werkelijke belangstelling hebben voor (het lot van) ‘de gewone man’ - niet dat Trump wél interesse heeft voor die mensen, uiteraard.
Amerikanen vind je behalve in New York ook in een staat als Georgia, waar zwarte vrouwen van 25 hun vier kinderen van drie verschillende mannen actief beschermen door met een pistool over straat te lopen. Amerikanen vind je behalve op Sunset Boulevard ook in Alabama of Mississippi waar mensen je zeer scheef bekijken als je niet, net als zij, elke dag vijf keer tot God bidt. (Hoezo enkel radicale moslims? In Amerika vind je waanzinnig radicale christenen die ook in staat moet worden geacht om in een bomauto te kruipen.). Amerikanen vind je ook in de Appalachen (Kentucky, West-Virginia), een zeer armoedige regio waar mensen een levensstandaard hebben die letterlijk te vergelijken is met die in bepaalde streken in Afrika (er staan daarover onthutsende documentaires op YouTube die zeer de moeite waard zijn om te bekijken). En Amerikanen vind je ook in South-Dakota, waar de echte cowboys leven (ga alstublieft in de cinema naar ‘The Rider’ kijken, echt een prachtige film).
En Amerika vind je dus ook terig in ‘In Cold Blood’, waarin Dick en Perry in gestolen auto’s door Kansas, Nevada en andere zeer dun bevolkte staten sjeezen, op weg naar Geluk, Rijkdom en Vrijheid.
Lees ‘In Cold Blood’ en stel al doende en nadien vast dat dat zoveel meer de moeite was dan het liken van weer maar eens een vluchtige Instagramfoto van een verre vriend. Lees ‘In Cold Blood’ en belééf iets. Omdat dit the real deal is.

donderdag 12 april 2018

Anderhalf uur met Jeanne

Jeetje. Ik had er geen rekening mee gehouden dat ‘Jeanne Dielman, 23 quai du commerce, 1080 Bruxelles’ van Chantal Akerman ruim drie uur duurt, toen ik rond 21:30 nietsvermoedend naar dIe film begon te kijken. Het is intussen 23:15 en ik heb het eerste anderhalf uur van de film achter de kiezen. De resterende anderhalf uur spaar ik op voor morgenavond, anders wordt het nu gewoon veel te laat.
‘Jeanne’ - ik zal het voor het gemak op ‘Jeanne’ houden - is een Belgische ‘cultfilm’ uit 1975. Het is de film waarmee regisseuse Chantal Akerman bekend werd (bij een select publiek) en nog steeds is deze film er een waar je niet omheen kan als je iets zinnigs over de Belgische filmgeschiedenis wil zeggen. Ik heb door de jaren heen wel een en ander gelezen over ‘Jeanne’ en Chantal Akerman (al heb ik er weinig van onthouden), maar vanavond ging ik dus voor het eerst voor deze klassieker zitten.
Ik neem even de synopsis over die achteraan op de DVD-doos staat: ‘Jeanne, keurige weduwe en moeder van een tiener, knoopt de eindjes aan elkaar met betaalde liefde thuis. Ze plant haar afspraken netjes tussen de huishoudtaken door, volgens een vast patroon, elke dag opnieuw. Op een dag rinkelt de wekker een uur vroeger en gooit haar zielloze routine ondersteboven. Alle teruggedrongen angst komt in één keer naar boven...’
(Wat een vreemde zin, die voorlaatste uit de synopsis. Taalkundig gewoon onjuist. Maar bon.)
Ik ben allesbehalve een cultuurcriticus en kan naar mijn gevoel geen zinnig woord over deze film zeggen. Ik kan hem niet in een culturele of sociale context plaatsen noch weet ik wat Chantal Akerman ermee heeft willen zeggen. Wel kan ik zeggen, hier gaat het immers om mijn mening, dat er van ‘Jeanne’ een hypnotiserende kracht uitgaat. Dit is een film zonder bewegende camera, dus de taferelen die je als kijker te zien krijgt zijn statisch, je kijkt als het ware door een frame. Omdat de camera niet mee beweegt, gebeurt er ook nogal wat buiten beeld. De niet meebewegende camera werkt een bepaalde hypnose in de hand want doet ook de kijker stilstaan. Zo kijk je secondenlang naar een gedekte tafel of een gesloten deur. De traagheid van het verhaal wordt er alleen nog trager door. ‘Jeanne’ valt volgens kenners, geloof ik, evenzeer onder de noemer ‘kunst’ als onder de noemer ‘cinema’. Ik zal het internet er nog eens op moeten nalezen om te kijken of dat klopt.
Ik ben nu halverwege de film en vind het eigenlijk erg jammer dat ik de ‘trip’ heb moeten onderbreken. Het is natuurlijk geen toeval dat deze film ruim drie uur duurt. Je zou hem immers makkelijk saai of zelfs oersaai kunnen noemen, of toch wanneer je er niet door gehypnotiseerd wordt. Dáárom moet hij dus ook zo lang duren. Om de steeds gelijkaardige taferelen op je in te laten werken, om helemaal tot stilstand te komen. Het punt van deze trage film is dat je hem moet ondergaan, je moet je overgeven aan minutenlange stiltes, aan zich steeds herhalende huishoudelijke handelingen en aan een niet meebewegende camera. Je moet begrijpen dat ‘Jeanne’ meer is dan een film. De film valt waarschijnlijk ook onder de noemer ‘videokunst’.
Ik heb het eerste anderhalf uur van ‘Jeanne Dielman, 23 quai du commerce, 1080 Bruxelles’ niet saai gevonden, of misschien een heel klein beetje. Maar toen zag ik op mijn horloge dat het 23u werd (het is inmiddels 23:44) en aangezien de ‘teruggedrongen angsten’ uit de synopsis nog niet naar boven aan het komen waren, keek ik even of het einde al een beetje in zicht kwam. Helemaal niet dus.
Morgen kijk ik verder naar deze ‘trip’. Of ik er daarna iets over zal kunnen zeggen dat wat interessanter is dan voorgaands valt sterk te betwijfelen. Ik ben niet de man van de inhoudelijke cultuurkritiek. Daarvoor mis ik elke culturele bagage. Een cd-bespreking kan ik aan, maar meer hoef je mij niet te vragen. Goede cultuurkritiek is een stiel apart en niets voor mensen die weinig studies hebben gedaan. Ik ben niet ironisch, ik heb veel bewondering voor goede cultuurcritici. Rekto:verso lees ik bijvoorbeeld heel graag (sinds het wat toegankelijker is geworden).
Slaapwel (voor mij) en nog een fijne dag (voor u).

woensdag 11 april 2018

Droomkieken

Ik word wakker, lees een uur of twee in Truman Capotes ‘In Cold Blood’ - fantastisch boek, een echte peejdzjteurner - en draai me nog eens om; ik ben nog moe en heb hoofdpijn.
In een droom zit ik samen met enkele medebewonders van de residentie waarin ik woon in een klein zaaltje. Ik ken geen van hen; de meesten onder hen zijn niet van oorsprong Nederlandstalig (en dat verbaast me niet, want inderdaad lijkt een groot aantal van de bewoners van deze residentie van buitenlandse komaf te zijn - dat zie je aan de naambordjes in de inkomhal).
We zitten in een klein zaaltje in een halve kring en vooraan staat een mevrouw met naast haar een stapeltje boeken. Ze neemt een boek van de stapel, noemt misschien de titel van het boek, maar dat kan ik me niet herinneren, en vraagt wie van ons geïnteresseerd is om het boek te hebben. Ik aarzel, maar als niemand anders zijn hand opsteekt, steek ik de mijne op. De vrouw geeft mij het boek - ik herinner me niet om welk boek het gaat, maar het is geen roman, het is niet het soort boek dat ik spontaan zou lezen.
De vrouw steekt nu een stripalbum de hoogte in, ik kan niet zien om welk album het gaat (het is nogal donker in de kamer). Ik steek mijn hand op om aan te geven dat ik kandidaat ben om dit album te hebben en omdat niemand anders er belangstelling voor toont, komt ook dit album mijn richting uit. Het blijkt om een Kiekeboestrip te gaan die ik nog niet eerder gelezen heb.
Een derde boek, eigenlijk een tweede stripalbum, wordt van de stapel gehaald. Het is nog steeds te donker in de kamer om goed te kunnen zien wat er op de cover staat. “Wat is er zo speciaal aan dit album?”, vraagt de vrouw. Niemand komt met een antwoord. “Dit is het nieuwste album van De Kiekeboes”, zegt de vrouw. “Kiekeboe heet sinds een tijdje De Kiekeboes.” Ik ben kandidaat om ook dit album te claimen. Niemand anders blijkt geïnteresseerd. Omdat ze geen Nederlands kennen?
Later in mijn droom fiets ik op de Geldenaaksebaan. (Het is niet geheel toevallig dat ik over de Geldenaaksebaan droom, want gisteren sprak ik daar nog met iemand over.) Ik fiets op de Geldenaaksebaan in het zog van een residentiegenoot en probeer een praatje met hem aan te knopen. Hij van zijn kant lijkt daar weinig voor te voelen. Later ontmoeten wij elkaar opnieuw, op de fiets, maar opnieuw wimpelt hij mij af. Geen tijd, ofzo. (In het echt weet ik niet om welke residentiebewoner het gaat. Zijn gezicht komt me niet bekend voor.)
Ik word wakker. Van Kiekeboestrips geen spoor. Jammer.

maandag 9 april 2018

Sevilia

Ik overweeg het héél eventjes. Aankloppen of toch maar niet? Toch maar niet, natuurlijk.
Ze woont in de kamer tegenover mij op de gang. Ik kan me niet herinneren haar ooit eerder te hebben gezien in de acht maanden dat ik hier nu woon. Ik twijfelde er zelfs aan of die kamer überhaupt verhuurd was. Nu, daarnet, parkeerden we onze fiets toevallig op hetzelfde moment in de residentiële fietsenstalling en nadien liepen we nietsvermoedend achter elkaar de trap op. Ik had echt niet verwacht dat ze in de kamer tegenover mij woont. Ze draaide haar sleutel in het sleutelgat, opende en sloot haar deur. Ik deed hetzelfde.
Het is dán dat je contact legt of je doet het nooit meer. Denk ik. Het is dán dat je kan aankloppen en dat je jezelf kan voorstellen. Omdat je immers tegenover elkaar op de gang woont. Je zit als het ware op een meter of tien van elkaar verwijderd op je toetsenbord te tokkelen. Vlakbij en toch zo ontiegelijk veraf. Dat schept een band..
Ik weet helemaal niks, nougatbollen, over de persoon tegenover wie ik woon. Ze zit niet meer dan tien meter van mij verwijderd, weliswaar met twee gesloten deuren ertussen. De afstand is schier eindeloos.
Maar interesseert het me om kennis met haar te maken? In deze residentie kent niemeand elkaar heb ik de indruk. Ik ken hier alleszins niemand. Ik knik naar de mensen die ik in de inkomhal tegenkom. Meer niet. Of ‘daag’, dat zeg ik ook nog weleens. Het is in residenties als deze niet gebruikelijk om elkaar te leren kennen, denk ik. En ik heb daar eerlijk gezegd geen enkel probleem mee. Ik hoef mijn overbuurvrouw niet te leren kennen om hier gelukkig te zijn.
*
Oké. Dit is dan natuurlijk weer veel en veel te verregaand voor de meesten, maar het kan me niks schelen. Die naambordjes heb ík er niet gehangen, in de inkomhal - wie hier woont, gooit zijn naam te grabbel. Ik ben in de inkomhal gaan kijken wie er in de kamer tegenover mij op de gang woont. Ze heet Sevilia met haar voornaam. Sevilia, inderdaad. Haar achternaam is ook de moeite, maar die houd ik om privacyredenen natuurlijk voor mezelf. Het is een Russisch-klinkende naam, dat kan ik wel verklappen. En het zou me niet verbazen mocht ze Russisch zijn, ik zag het al aan haar huid. Ze is blank, maar ánders blank. Een beetje geler blank. Het slavische type.
Nu ik haar naam ken, kan ik haar googlen en dat ga ik ook doen. Morgen. Ik veronderstel dat ze aan de KU Leuven studeert, want ze reed op een fiets van de universiteit. Misschien is ze een Erasmusstudente. Dat zou weleens kunnen.
*
Het leven zit bomvol niet-ontmoetingen. Het leven is een aaneenschakeling van niet-ontmoetingen. Eens Sevilia afgestudeerd is, zal ik kunnen terugkijken op hoe ik haar heb niet-ontmoet. We woonden tegenover elkaar op de gang, zaten vele uren letterlijk op enkele meters van elkaar verwijderd, maar kenden elkaar van haar noch pluim.
Het leven zit vol niet-ontmoetingen met mensen die je één of twee keer toevallig tegenkomt. Je staat bijvoorbeeld met hen aan de bushalte, maar dat volstaat niet als aanleiding voor (diepgaand) contact. In dit leven niet-ontmoet je mensen die in een ander leven je beste vrienden zouden zijn, mensen die je uren en dagen zouden kunnen boeien, en je niet-ontmoet in dit leven ook minstens duizend keer de vrouw van je dromen. De vrouw die het best bij je past, wandelt je in minstens vijf gedaantes minstens tien keer per maand voorbij in de winkelstraat. Je merkt haar niet op en hebt er bijgevolg geen benul van dat zij de vrouw van je leven is. Je niet-ontmoet haar, want toevallig (of helaas) zaten jullie niet samen in de klas of in dezelfde muziekschool. Zo is het leven. Totale willekeur. Zoveel boeiende mensen die je nooit zal leren kennen, gewoon omdat er zich geen concrete gelegenheid aandient.
*
Ik kan niet uitsluiten dat mijn overbuurvrouw Sevilia - eigenlijk móét je iemand met zo’n naam aanspreken -, ik kan niet uitsluiten dat zij de vrouw van mijn leven is. Toch zal ik het nooit te weten komen, want tenzij ik nu op haar deur ga kloppen, leer ik haar waarschijnlijk nooit meer kennen. Maar als ik op haar deur ga kloppen, dan jaag ik haar waarschijnlijk schrik aan, want, godallemachtig, wie zit er te wachten op een ongemakkelijke, niets terzakedoende, kennismaking met zijn overbuur in een anonieme residentie waar niemand contact heeft met een ander? In haar plaats zou ik liever niet hebben dat ik op haar deur kwam kloppen. Ze zou maar eens niet meer haar studio durven te verlaten uit angst om mij tegen het lijf te lopen. Ja, ik kan me daar iets bij voorstellen. Toch moet ik zeggen dat ik het zelf niet onprettig zou vinden, mocht Sevilia op mijn deur komen kloppen. Met zo’n naam kan je op mijn belangstelling rekenen.
Maar ik weet natuurlijk dat het niks kan worden tussen Sevilia en mij. Een non-ontmoeting met dat ietsje extra, dat is het. Maar niettemin een non-ontmoeting.

dinsdag 3 april 2018

Kim Jong-Goedele

Er hangt al een aantal maanden een foto van Kim Jong-Un bij mij aan de muur. Kim staat erop met een sigaret tussen zijn vingers, terwijl hij zijn krankzinnige lach lacht en zijn gekke kapsel fier overeind staat. Het is een foto die ik instant geweldig vond toen ik hem, bij een artikel over ‘s mans bewind, in Humo aantrof. Ik wist meteen dat ik die foto tegen mijn muur wilde hebben. En ja, natuurlijk vroeg ik me af of dat wel ‘oké’ was en natuurlijk wist ik meteen dat dat ‘niet oké’ was, maar ik vond het een leuke foto en daarmee basta.
Als ik naar die foto kijk, denk ik helemaal niet aan de misdaden die die man begaat of aan zijn autoritaire bewind, ik zie alleen maar dat grappige gezicht, los van de psychopathische persoonlijkheid die erachter schuilgaat. Is dat aanvaardbaar? Het zal wel niet, maar ik trek het me niet aan.
Eveneens uit Humo scheurde ik een prachtige foto van Goedele Wachters (het kost me enige moeite om dit op te schrijven). Een prachtige foto van een mooie vrouw, want ja, of ge haar nu graag hebt of niet, Goedele is onmiskenbaar een mooie vrouw. Helaas kan deze foto onmogelijk aan mijn muur, want hoe mooi Goedele op deze foto ook is, als ik naar haar kijk zie ik toch dat overijverige nieuwsanker dat mij in Het Journaal toespreekt alsof ik een kleuter ben. Want dat toontje van haar, ik word er knettergek van. Dus nee, Goedele niet, maar Kim wel.
Toch moet ik naar een oplossing zoeken voor deze foto van Goedele Wachters, want als ik hem bij het oud papier gooi zal ik er ook spijt van krijgen. Ik zal hem in een map bewaren waar ik hem soms nog eens kan bekijken. Dat is wat ik ga doen. Maar aan mijn muur, da’s echt geen optie. Aan mijn muur enkel foto’s of afbeeldingen die bij mij een goed gevoel oproepen. Afbeeldingen, bijvoorbeeld, van de president van Noord-Korea.

maandag 2 april 2018

Nergens beter dan thuis

Stel dat ik naar een ander land verhuis en me minder met de Belgische actualiteit ga bezighouden, komt dat dan mijn geluk ten goede? Ik heb me die vraag bij mijn weten nooit eerder gesteld.
Om te beginnen weet ik al niet voor welk land ik zou kiezen.
Ik heb een Belgische vriendin die sinds een jaar of twee in Zwitserland woont. Ons contact is daardoor een beetje verwaterd. Sowieso was zij niet iemand die zich erg druk maakte over de vaderlandse actualiteit. Ergernissen over sommige tendensen, dat wel, maar over politiek hadden we het niet vaak. Zwitserland vond ze aanvankelijk het paradijs op aarde (of toch in vergelijking met België), maar na een jaar of twee schijnt ze daar van teruggekomen te zijn en overweegt ze om terug te keren.
Ik kan me daar wel iets bij voorstellen.
Ik denk dat het op een ander niet beter is, ook al is de verleiding soms groot om dat wél te geloven.
Ik denk dat wij in België - ik ging ‘Vlaanderen’ schrijven en laat ik het inderdaad maar op Vlaanderen houden - , ik denk dat wij in Vlaanderen al bij al niet mogen klagen (al schijnen net wij, Vlamingen, er heel goed in te zijn). In vergelijking met heel veel andere landen hebben wij een goed media-aanbod, een goed cultuuraanbod, een uitstekende muziekscene en weet ik veel wat nog allemaal. Heel wat dingen zijn hier echt goed in orde. Ik denk dat zelfs onze BV’s niet moeten onderdoen voor, pakweg, Zwitserse ‘BV’s’. Ik kan me best voorstellen dat de Zwitserse of de Colombiaanse Lieven Van Gils of Kathleen Cools niet minder irritant is dan de echte Lieven Van Gils of Kathleen Cools (hoewel, wat die laatste betreft..).
En wat politici betreft: ook op dat vlak denk ik dat het hier al bij al nog wel meevalt. Hoewel..
Wat wonen in het buitenland volgens mij helemaal anders maakt, is dat je je zelden of nooit even emotioneel betrokken zal voelen bij wat er daar zoal gebeurt als bij gebeurtenissen in je land van oorsprong. Je hebt er nu eenmaal je wortels niet. Je vóélt het niet en je hebt er niet het soort netwerk dat in je eigen land hebt. Stel dat ik sedert tien jaar in Barcelona woon, voel ik dan ook dat vuur van de onafhankelijkheidsstrijders? Nee toch? Misschien is zo’n Puigdemont eigenlijk niet minder erg dan Bart De Wever. Maar weet ik veel? Ook het Zwitserse of het Colombiaanse equivalent van Bart De Wever of Theo Francken zal er nooit in slagen om je in dezelfde mate op de kast te jagen. Want je deelt niet dezelfde roots, je voert een andere strijd die je niet helemaal ‘voelt’. Alle volkeren zijn ook verschillend qua temperament, cultuur, gewoontes,..
Omdat ik ben wie ik ben (kleine comfortzone, geen grote ondernemingen) zal ik niet snel naar het buitenland verhuizen. Maar tevens denk ik niet dat het op een ander, waar dan ook, beter is (voor mij). Nee, voor mij valt hier wellicht heel goed mee. Wat ik wél eens zou willen ervaren is hoe onze Vlaamse actualiteit minder door mijn hoofd zou spoken. Dat ik daaraan maar zo weinig zou worden herinnerd als aan het bestaan van de Ronde van Vlaanderen voor vrouwen, bijvoorbeeld. Eén keer per jaar dus. Dat ik maar één keer per jaar zou worden herinnerd aan het bestaan van Bart De Wever. Wat zou zoiets met mij doen? Zou er een last van mijn schouders vallen? Zou ik ‘Vlaanderen’ nog steeds een lichtjes besmet begrip vinden? Wie zal het zeggen. Het is niet zo en het kan niet zo worden. Ik ben gedoemd om bijna elke dag aan het bestaan van figureren als De Wever en Francken te worden herinnerd. En al lopen er in het buitenland nog veel grotere malloten rond, ik zal me nooit in die mate aan die mensen kunnen ergeren.
Als ik zo naar de zaken kijk, begrijp ik trouwens hoe onmogelijk volledige integratie is - integratie, waar wij maar al te graag assimilatie onder verstaan. Je kan onmogelijk van een nieuwkomer verwachten dat hij ooit zal voelen wat een Vlaming voelt. Ik vind dat interessant. Toen ik nog vrijwilliger was bij een praatgroep Nederlands voor anderstaligen moest ik niet met onze vaderlandse politiek afkomen. Ook, bijvoorbeeld, een hoogopgeleide Spanjaard stond met zijn mond vol tanden als je hem vroeg welke Belgische politici hij kende. Bart De Wever? Nooit van gehoord.
Ik kon die mensen zo benijden..