Ik heb geweend vandaag. Bij mijn psycholoog. We zijn al een tijdje specifiek mijn hardnekkige faalangst aan het aanpakken en werken daarvoor met de psychotherapeutische methode EMDR. EMDR staat voor ‘Eye Movement Desensitisation and Reprogramming’ en in het kort komt het erop neer dat je in je hoofd terugkeert naar pijnlijke, traumatische, gebeurtenissen die emotie oproepen en dat je door hierop een ‘milde’ blik te laten schijnen, door jezelf niet te veroordelen voor wat er is misgegaan, tot een minder heftige perceptie van de feiten komt, dat je je hersenen als het ware herprogrammeert en dat je je herinnering aan deze gebeurtenis herdefinieert.
Een vraag die in dit proces gesteld wordt, is hoe je dan had gewild dat de gebeurtenis waaraan je nare herinneringen bewaart zich wél zou hebben voltrokken, en omdat je verdriet hebt over de manier waarop het gebeurde gebeurd is, kan deze vraag voor een verrassend emotionele reactie zorgen.
De herinnering, de spijt, het verdriet, de angst, de pijn - alles kan terugkomen of zich meer dan ooit laten voelen wanneer je erover nadenkt hoe het ánders had kunnen lopen. En dan kan het gebeuren dat je tranen laat.
Er zit veel verdriet in mij. Verdriet omdat er dingen gegaan zijn zoals ze niet hadden moeten gaan. Had het aan mij gelegen, het was anders gelopen. Gemakkelijker. Minder stroef. Zonder misverstanden. Met meer wederzijds begrip. Met minder strenge oordelen over elkaar. Maar ik was bang en veel te weinig assertief. Ik deed mijn mond niet open en probeerde onzichtbaar te zijn.
Nu ben ik 31 jaar en op sommige dagen, in sommige omgevingen, in het gezelschap van sommige mensen, ben ik zo bang om te falen, om stommiteiten te begaan, dat ik niet helemaal helder kan nadenken en over mijn woorden struikel als was ik een zwakzinnige. Dat stemt me vaak enorm droef.
Dus ik heb geweend vandaag. Omdat ik terugdacht aan een van die keren dat iemand mij had getoond hoe ik iets moest aanpakken en dat ik het niet van de eerste keer begrepen had maar dat ik dat niet had durven te bekennen omdat ik dacht dat ik zo de indruk zou wekken dat ik traag van begrip of van slechte wil was, en dat ik er dan toch maar stilletjes aan begonnen was maar fouten had gemaakt, waarna men mij daar ontgoocheld/geërgerd/vol onbegrip op had aangesproken en men mij onder mijn voeten had gegeven, en ik die niet de moed had gehad om voor mezelf op te komen of om uit te leggen waarom het was misgegaan, omdat ik me niet kwetsbaar had durven opstellen omdat ik vreesde dat ze me dan liever kwijt dan rijk zouden zijn. Ik herinnerde me zo’n situatie en ik weende.
Hoe ik dan graag had gewild dat het was gelopen, vroeg mijn psycholoog. Dat ik de moed had gehad om toe te geven dat ik de opdracht niet begrepen had, zei ik. Dat ik de moed had gehad om iets over mijn beperkingen te zeggen. Dat ik niet zo bang zou zijn geweest voor de eventuele gevolgen van een mislukking. Dat negatieve opmerkingen mij minder hard zouden hebben geraakt. Dat mensen beter zouden begrijpen wie ik ben en dat ik mij minder zou schamen om over mezelf te spreken.
Ik werk aan mijn faalangst en we gaan in de goede richting. En als daar tranen bij komen kijken dan zij het zo. Bloed en zweet mogen wel figuurlijk blijven.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten