Ik overweeg het héél eventjes. Aankloppen of toch maar niet? Toch maar niet, natuurlijk.
Ze woont in de kamer tegenover mij op de gang. Ik kan me niet herinneren haar ooit eerder te hebben gezien in de acht maanden dat ik hier nu woon. Ik twijfelde er zelfs aan of die kamer überhaupt verhuurd was. Nu, daarnet, parkeerden we onze fiets toevallig op hetzelfde moment in de residentiële fietsenstalling en nadien liepen we nietsvermoedend achter elkaar de trap op. Ik had echt niet verwacht dat ze in de kamer tegenover mij woont. Ze draaide haar sleutel in het sleutelgat, opende en sloot haar deur. Ik deed hetzelfde.
Het is dán dat je contact legt of je doet het nooit meer. Denk ik. Het is dán dat je kan aankloppen en dat je jezelf kan voorstellen. Omdat je immers tegenover elkaar op de gang woont. Je zit als het ware op een meter of tien van elkaar verwijderd op je toetsenbord te tokkelen. Vlakbij en toch zo ontiegelijk veraf. Dat schept een band..
Ik weet helemaal niks, nougatbollen, over de persoon tegenover wie ik woon. Ze zit niet meer dan tien meter van mij verwijderd, weliswaar met twee gesloten deuren ertussen. De afstand is schier eindeloos.
Maar interesseert het me om kennis met haar te maken? In deze residentie kent niemeand elkaar heb ik de indruk. Ik ken hier alleszins niemand. Ik knik naar de mensen die ik in de inkomhal tegenkom. Meer niet. Of ‘daag’, dat zeg ik ook nog weleens. Het is in residenties als deze niet gebruikelijk om elkaar te leren kennen, denk ik. En ik heb daar eerlijk gezegd geen enkel probleem mee. Ik hoef mijn overbuurvrouw niet te leren kennen om hier gelukkig te zijn.
Ze woont in de kamer tegenover mij op de gang. Ik kan me niet herinneren haar ooit eerder te hebben gezien in de acht maanden dat ik hier nu woon. Ik twijfelde er zelfs aan of die kamer überhaupt verhuurd was. Nu, daarnet, parkeerden we onze fiets toevallig op hetzelfde moment in de residentiële fietsenstalling en nadien liepen we nietsvermoedend achter elkaar de trap op. Ik had echt niet verwacht dat ze in de kamer tegenover mij woont. Ze draaide haar sleutel in het sleutelgat, opende en sloot haar deur. Ik deed hetzelfde.
Het is dán dat je contact legt of je doet het nooit meer. Denk ik. Het is dán dat je kan aankloppen en dat je jezelf kan voorstellen. Omdat je immers tegenover elkaar op de gang woont. Je zit als het ware op een meter of tien van elkaar verwijderd op je toetsenbord te tokkelen. Vlakbij en toch zo ontiegelijk veraf. Dat schept een band..
Ik weet helemaal niks, nougatbollen, over de persoon tegenover wie ik woon. Ze zit niet meer dan tien meter van mij verwijderd, weliswaar met twee gesloten deuren ertussen. De afstand is schier eindeloos.
Maar interesseert het me om kennis met haar te maken? In deze residentie kent niemeand elkaar heb ik de indruk. Ik ken hier alleszins niemand. Ik knik naar de mensen die ik in de inkomhal tegenkom. Meer niet. Of ‘daag’, dat zeg ik ook nog weleens. Het is in residenties als deze niet gebruikelijk om elkaar te leren kennen, denk ik. En ik heb daar eerlijk gezegd geen enkel probleem mee. Ik hoef mijn overbuurvrouw niet te leren kennen om hier gelukkig te zijn.
*
Oké. Dit is dan natuurlijk weer veel en veel te verregaand voor de meesten, maar het kan me niks schelen. Die naambordjes heb ík er niet gehangen, in de inkomhal - wie hier woont, gooit zijn naam te grabbel. Ik ben in de inkomhal gaan kijken wie er in de kamer tegenover mij op de gang woont. Ze heet Sevilia met haar voornaam. Sevilia, inderdaad. Haar achternaam is ook de moeite, maar die houd ik om privacyredenen natuurlijk voor mezelf. Het is een Russisch-klinkende naam, dat kan ik wel verklappen. En het zou me niet verbazen mocht ze Russisch zijn, ik zag het al aan haar huid. Ze is blank, maar ánders blank. Een beetje geler blank. Het slavische type.
Nu ik haar naam ken, kan ik haar googlen en dat ga ik ook doen. Morgen. Ik veronderstel dat ze aan de KU Leuven studeert, want ze reed op een fiets van de universiteit. Misschien is ze een Erasmusstudente. Dat zou weleens kunnen.
Nu ik haar naam ken, kan ik haar googlen en dat ga ik ook doen. Morgen. Ik veronderstel dat ze aan de KU Leuven studeert, want ze reed op een fiets van de universiteit. Misschien is ze een Erasmusstudente. Dat zou weleens kunnen.
*
Het leven zit bomvol niet-ontmoetingen. Het leven is een aaneenschakeling van niet-ontmoetingen. Eens Sevilia afgestudeerd is, zal ik kunnen terugkijken op hoe ik haar heb niet-ontmoet. We woonden tegenover elkaar op de gang, zaten vele uren letterlijk op enkele meters van elkaar verwijderd, maar kenden elkaar van haar noch pluim.
Het leven zit vol niet-ontmoetingen met mensen die je één of twee keer toevallig tegenkomt. Je staat bijvoorbeeld met hen aan de bushalte, maar dat volstaat niet als aanleiding voor (diepgaand) contact. In dit leven niet-ontmoet je mensen die in een ander leven je beste vrienden zouden zijn, mensen die je uren en dagen zouden kunnen boeien, en je niet-ontmoet in dit leven ook minstens duizend keer de vrouw van je dromen. De vrouw die het best bij je past, wandelt je in minstens vijf gedaantes minstens tien keer per maand voorbij in de winkelstraat. Je merkt haar niet op en hebt er bijgevolg geen benul van dat zij de vrouw van je leven is. Je niet-ontmoet haar, want toevallig (of helaas) zaten jullie niet samen in de klas of in dezelfde muziekschool. Zo is het leven. Totale willekeur. Zoveel boeiende mensen die je nooit zal leren kennen, gewoon omdat er zich geen concrete gelegenheid aandient.
Het leven zit vol niet-ontmoetingen met mensen die je één of twee keer toevallig tegenkomt. Je staat bijvoorbeeld met hen aan de bushalte, maar dat volstaat niet als aanleiding voor (diepgaand) contact. In dit leven niet-ontmoet je mensen die in een ander leven je beste vrienden zouden zijn, mensen die je uren en dagen zouden kunnen boeien, en je niet-ontmoet in dit leven ook minstens duizend keer de vrouw van je dromen. De vrouw die het best bij je past, wandelt je in minstens vijf gedaantes minstens tien keer per maand voorbij in de winkelstraat. Je merkt haar niet op en hebt er bijgevolg geen benul van dat zij de vrouw van je leven is. Je niet-ontmoet haar, want toevallig (of helaas) zaten jullie niet samen in de klas of in dezelfde muziekschool. Zo is het leven. Totale willekeur. Zoveel boeiende mensen die je nooit zal leren kennen, gewoon omdat er zich geen concrete gelegenheid aandient.
*
Ik kan niet uitsluiten dat mijn overbuurvrouw Sevilia - eigenlijk móét je iemand met zo’n naam aanspreken -, ik kan niet uitsluiten dat zij de vrouw van mijn leven is. Toch zal ik het nooit te weten komen, want tenzij ik nu op haar deur ga kloppen, leer ik haar waarschijnlijk nooit meer kennen. Maar als ik op haar deur ga kloppen, dan jaag ik haar waarschijnlijk schrik aan, want, godallemachtig, wie zit er te wachten op een ongemakkelijke, niets terzakedoende, kennismaking met zijn overbuur in een anonieme residentie waar niemand contact heeft met een ander? In haar plaats zou ik liever niet hebben dat ik op haar deur kwam kloppen. Ze zou maar eens niet meer haar studio durven te verlaten uit angst om mij tegen het lijf te lopen. Ja, ik kan me daar iets bij voorstellen. Toch moet ik zeggen dat ik het zelf niet onprettig zou vinden, mocht Sevilia op mijn deur komen kloppen. Met zo’n naam kan je op mijn belangstelling rekenen.
Maar ik weet natuurlijk dat het niks kan worden tussen Sevilia en mij. Een non-ontmoeting met dat ietsje extra, dat is het. Maar niettemin een non-ontmoeting.
Maar ik weet natuurlijk dat het niks kan worden tussen Sevilia en mij. Een non-ontmoeting met dat ietsje extra, dat is het. Maar niettemin een non-ontmoeting.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten