"Heb je al een six-pack?" vraag ik J. grappend als hij het weer eens over zijn fitnessdieet heeft. "Nee, nog niet," zegt hij, "maar die zit wel klaar." J. is perfect, zo heb ik vandaag besloten. Hij bouwt niet alleen aan zijn eigen kathedraal van een lichaam, hij is ook onsterfelijk sympathiek, onmenselijk optimistisch en veel te tolerant.
Hij pakt R. bij de schouders en vraagt haar hoe het met haar gaat. R. hóúdt ervan om zo door hem vastgepakt te worden. J. heeft een vriendin en die ziet hij doodgraag. Het filmpje dat hij aan het maken is gaat over hóé graag hij haar wel ziet.
Een keeper is hij ook, en een dorpsmens. Hij is die jongen die in de voetbalkantine de tijd neemt om met iedereen een babbeltje te slaan. Dat kost hem geen moeite, dat vindt hij normaal. Hij is perfect, als in een boek. Hij doet mij onwillekeurig wat denken aan Dik Trom.
En hij is altijd in diezelfde state of mind. Ik schaam me dat ik nog niet een vijfde van zijn moed bezit. Als ik me slecht voel blijf ik uit zijn buurt. Met sarcastische of cynische praat val ik hem niet lastig. Dan vraagt hij me wat er scheelt, waarom ik zeg wat ik zeg. Dan verwondert hij zich kennelijk over het feit dat ik me niet goed lijk te voelen. Zou hij zelf kunnen lijden?
"Politiek ben ik nogal rechts" zegt hij, alsof hij het heeft over zijn voorkeur qua yoghurtsmaak. "Jij eerder links zeker, nee? Nogal groen?" Hij heeft het bij het rechte eind en dat zeg ik hem ook. Dat rechts van hem maakt me al wat cynisch, maar zijn ongedwongen losse houding snoert me de mond. En net op het moment dat ik wil riposteren dat hij toch zeker niet op Vlaams Belang stemt, want dat die het toch niet zullen oplossen, neemt hij T. eventjes bij de schouders en geeft haar een immens vriendschappelijke knuffel. Zomaar.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten