Met dit soort weer is het niet gemakkelijk om de shwung erin te krijgen. Dit mistroostige gemiezer spoort niet aan om naar buiten te gaan. Zelf ben ik vandaag een kankerverwekkend product waarvan je maar beter uit de buurt kan blijven. Mocht ik een hond zijn, is het heel waarschijnlijk dat ik zou bijten. Ik zou waarschijnlijk doorbijten, jouw gezicht toetakelen tot je jezelf niet meer herkent en dood wilt.
Dit gezegd zijnde wil ik het over ernstige zaken hebben. Over het lot van de ijsbeer bijvoorbeeld. Dit prachtige dier weet al enige tijd niet meer van welk hout pijlen te maken. Zomers duren steeds langer op de Noordpool waardoor de ijsbeer minder tijd heeft om zeehonden te vangen en een vetlaag aan te leggen die hem door de warmste maanden moet sleuren. Heel veel ijsberen zijn vel over been of komen op jonge leeftijd om van de honger. De Noordpool ligt bezaaid met ijsbeerkarkassen. Langzaam maar zeker zal de ijsbeer volledig uitsterven. Het is voor een jonge moeder en haar kroost bijna onmogelijk geworden om nog te overleven. Zo’n mooi, groot en sterk dier, nochtans. Natuurlijk valt de ijsbeer nog te redden. Door ons. Maar waarom nadenken over dingen die toch niet gaan gebeuren? Waar dient dat toe? Wij, mensen, gaan niets doen voor de ijsbeer. Wij, mensen, gaan het hem blijvend onmogelijk maken om te overleven. Tot hij natuurlijk wég is.
Wij, mensen, zijn geen aanpassers. Ons gedrag is heilig, daar kom je niet aan. Wij zijn bruten die de plaats van een ander opeisen. Zonder gêne slachtofferen wij de mooiste dieren en pro forma noemen we dat jammer. En elkaar moorden we natuurlijk ook uit, maar dat vind ik persoonlijk minder van belang. Mensen zijn er genoeg (of zeg gerust: veel te veel). Ijsberen, olifanten en neushoorns zijn er dan weer te weinig. ‘t Is te zeggen, ooit waren er daar veel van. Maar wij, mensen, hebben hun soort gedecimeerd. ‘Sorry.’
Zeven miljard mensen, da’s echt nergens goed voor. Minstens 95% van de wereldbevolking kan makkelijk worden gemist. (Stel je eens een wereld voor met slechts 350 miljoen mensen. De plaats die dan vrijkomt, dat Lebensraum.. Wauw.. We zouden geen dieren hoeven te verjagen of te vermoorden..) Ik zou er niets mee inzitten mochten we wat mensen doodknuppelen (een beetje zoals wij dat met zeehonden doen) en aan de ijsberen voederen (maar eten die beesten mensenvlees?). Ik zou er ook niet mee inzitten mocht de halve wereldbevolking midden in een onmetelijke oceaan worden gedropt, temidden van de triljoenen tonnen plastiek die we daar hoogstpersoonlijk naartoe hebben laten drijven. (De Middellandse Zee ligt al vol, dus daar moeten we niet zijn om te gaan verzuipen.) En ach, ik wil daar dan zelf ook wel bijzijn, bij die helft van de wereldbevolking die de verdrinkingsdood sterft. Wat heb ik, Ale-x-andertje, uiteindelijk te zoeken in deze wereld? Binnen onze soort ben ik een eerder zwak exemplaar. Ik vind niet eens werk en draag niet eens bij aan de betere wereld waar wij zogezegd naar streven. (Zogezegd hé, want de facto voelen wij niks voor een betere wereld. Ons brein is te primitief om in het belang van de hele wereld te kunnen denken. We kunnen wel zéggen dat we een betere wereld willen, maar we kunnen die woorden niet omzetten in daden. Onze soort denkt aan zichzelf en eventueel aan zijn nabije omgeving. Daarna stopt het. Dat bewijzen we dag na dag.)
Van alle dieren heeft de mens het meest verdorven karakter. Waarschijnlijk omdat hij behalve instincten ook gedachten heeft. Gedachten als: ‘ik ben belangrijk’, ‘ik wil meer’, ‘ik heb daar recht op’. En de mens ís inderdaad beter. Hij kan beter dan andere soorten zijn biotoop onleefbaar maken en vanalles naar de kloten helpen. De mens is uit op méér, altijd maar méér. Hij is in-slecht en hopeloos banaal in zijn claim van superioriteit. Er zijn er veel en veel teveel, maar zelf vindt bijna elke mens zich onmisbaar. Hij wil altijd maar meer Lebensraum en andere soorten moeten voor hem plaatsruimen. En als die andere soorten niet opkrassen, dan verjaagt de mens hen, wat er op neer komt dat hij hen vermoordt (‘doodt’).
De gemiddelde mens komt nooit op de Noordpool, laat staan dat hij er leeft - dat kan hij niet, want hij is er niet sterk genoeg voor, de omstandigheden zijn er voor hem te zwaar - en dat de diersoorten die er leven door zijn toedoen uitsterven, dat gaat de mens maar weinig aan het hart (al stelt zijn brein hem in staat om daar over te liegen). Wat de mens met de ijsbeer, met de olifant, met de neushoorn en met zovele andere dieren doet, zou je ‘passieve genocide’ kunnen noemen. Opdat wij op onze condities zouden kunnen leven, offeren wij andere soorten op. ‘Jammer, maar ja, wat kunnen we eraan doen?’ Niks. Wij kunnen daar niks aan doen. Wij zijn als soort niet werkelijk in staat tot échte zelfkritiek. Wij zijn geen soort die een stap achteruit wil of kan zetten om een andere soort (ook) een leven te gunnen. In die zin is de mens zeer primitief. Hij is nauwelijks in staat om verder te kijken dan zijn neus lang is. Maar Hij waant zich superieur. Aan een dier maar evengoed aan een prachtige, eeuwenoude boom. Human supremacy, zonder gêne. Moordenaars zijn wij en niemand om ons ervoor te straffen. Wij zijn recidivisten en komen daar fluitend mee weg. Ik zou mij uit schaamte voor mijn soort door een uitgemergelde ijsbeer laten verscheuren.
Misschien maak ik de dag nog mee dat de ijsbeer, de neushoorn en de tijger wég zullen zijn. Uit solidariteit zou ik mezelf dan van kant moeten maken. Maar ik zal er te laf voor zijn. Ik zal zaniken dat we het hadden kunnen voorkomen, maar in concreto zal ik daar zelf weinig of niets aan hebben gedaan. Ik zal argumenteren dat ik niet op kon tegen de grote bedrijven en de machtige lobby’s en ik zal nog gelijk hebben ook.
Een van de allergrootste mankementen aan onze soort is dat arme mensen rijke mensen (blijven) adoreren. Ook al zullen we beweren dat het niet zo is, in werkelijkheid is het wél zo. Wij houden de imperia van de rijken gewillig in stand door gedachteloos hun producten te consumeren, zelfs als die producten onze leefomgeving en onszelf schade toebrengen. Zelfs ook als een Chinees jongentje van twaalf jaar 70 uur per week moet werken om onze levensstijl mogelijk te maken. Maar hé, met z’n (westerse) allen ‘kunnen wij daar toch niet veel aan doen’. Nee, dat klopt. Wij kunnen dat inderdaad niet. Omdat we er te achterlijk voor zijn.
Ik tekende in om 13,5 euro per maand aan Unicef te doneren. Voor kindjes in Jemen enz. Ik héb helemaal niks met kindjes in Jemen, maar vind het wel triestig dat zij, geheel onschuldig, het slachtoffer moeten zijn van de strapatsen van hun (voor)ouders en van bemoeizuchtige westerlingen. Eigenlijk is het onzinnig om kinderen in Jemen te helpen, aangezien die kinderen al verloren zijn nog voor ze de leeftijd van één jaar hebben bereikt. In de gewelddadige omgeving waar zij opgroeien lopen die kinderen al van bij hun geboorte trauma’s voor het leven op. Onherstelbare schade die ervoor zal zorgen dat ze hun leven lang mentaal instabiel zullen zijn met god weet welke drama’s tot gevolg. En over dertig jaar zullen ook de kinderen van déze kinderen mentaal niet in orde zijn (maar welke mens is dat wél?).
Te weten dat men in Jemen de dag van vandaag gemiddeld zes kinderen krijgt, wordt de zaak alleen maar hopelozer. En daar ga ik dus maandelijks voor storten. Waarschijnlijk niet voor lang.
Voor mijn part is het tegen pakweg 2100 volledig met de mens gedaan. Hij zal niet gemist worden. Hij is als soort te dom en te verwaand om zijn leefomgeving te respecteren (ook al beweert hij huichelachtig het tegendeel). Hij graaft zijn eigen graf en eigenlijk is het prima zo. Dat hij aldoende ook het graf van de ijsbeer en andere kostbare dieren graaft, is uiteraard minder fraai. Maar zo is de mens. Niet tegen te houden. Zoals een van een berg rollende, steeds groter wordende, sneeuwbal die je niet van richting kan doen veranderen en die aldus tegen een muur te pletter slaat. Ja, dát is onze toekomst. En om het met de slogan van KBC te zeggen: ‘Laat de toekomst maar komen.’
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten