Natuurlijk gingen we naar die reünie, mijn vriend en ik. We waren zenuwachtig, zo belangrijk vonden we het. Waren wij niet dé mannen geweest, daar in de Ardèche? Waren wij niet de rebellen geweest die dat kamp van een injectie coolness hadden voorzien? We dachten van wel. Natuurlijk gingen wij, immer als twee-eenheid. Shit, wat vonden we onszelf cool. Ik had lang haar en droeg een uitegerafeld hemd van zeven euro. Helaas was ik nerveus en had ik knikkende knieën.
Ik was voorbereid maar desalniettemin gespannen. Ik vond het belangrijk. Mijn vriend had de zangpartij van de muziek gestript. Mijn vriend kon met computerprogramma's werken en ik bewonderde hem daarvoor. Wat was hij een doener, wat was ik, maakte ik mezelf wijs, een occasionele lefgozer. Ik had de tekst aangepast en volgepropt met verwijzingen naar onze week in de Ardèche. "Voor ik vergeet/ Die dag met jou daar in die stad/ Voor ik vergeet," en tientallen andere verwijzingen naar die intussen lang vervlogen zonnige week, waar ik op mijn laptop zelfs geen spoor meer van terugvind, waardoor ik zes jaar na datum niks meer van de tekst kan oprakelen. Mijn vriend zou op play duwen en ik zou zingen. Met een hemd van zeven euro en een sjaal, zo cool. Maar met knikkende knieën die me steeds onzekerder maakten.
Er was een jongen die 'Glycerine' van Bush zong. Dat deed hij veel te goed. Ik werd een jongen die gemeend had dat hij cool was, maar vergeten had dat hij geen grote groep kon temmen. Ik werd een jongen met een rothumeur en had al lang geen zin meer om te zingen. Ik werd een jongen die naar huis wilde en een vriend had die dat niet begreep en heel jammer vond. Ik was een jongen die vluchtte als een dief in de nacht en een ontgoocheling rijker was. Ik was een jongen die in de toekomst zijn plaats moest kennen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten