Punkerke wilde een vervolg op het vorige stukje over solliciteren. Wel, ik heb antwoord van dat meisje gekregen. Ze was gevleid, maar ze wilde niet daten met een onbekende. Als ik hallo zou knikken op de bus, zou zij hetzelfde doen. Ik antwoordde dat daten wel een heel groot woord was voor wat ik voor ogen had. Ik had voor ogen dat ik haar op een plein zou ontmoeten en dat we dan samen een beetje zouden improviseren, dat ik zou zeggen wat ik haar wilde zeggen en dat zij elk moment zou mogen weglopen. Ik heb haar niet meer gezien op de bus. Ze hoeft niet bang te zijn. Ik kan het toch moeilijk verknald hebben?
Met iemand anders zat ik twee keer op café. De eerste keer was dat leuk en vrijblijvend. Er zou een tweede keer komen, maar dat zou als bij toeval zijn, geen afspraken op voorhand, al wist ik natuurlijk wel beter. De tweede keer was desalniettemin toevallig, niet geënsceneerd van mijn kant, maar ik had er geen zin in. Altijd opnieuw heb ik er op 'cruciale' momenten geen zin in, in het (sociaal) leven. Zo misloop ik mensen en kansen en toekomstperspectieven. Daarom word ik er vaak aan herinnerd dat ik binnen wel mag dénken dat ik cool ben, maar dat ik buiten mijn plaats tussen het plebs moet kennen, dat ik het plebs ben. Samen met andere mensen met dromen die ze nooit zullen realiseren. Ik behoor niet tot de groep begenadigden. Of wel, maar ik geloof er al lang niet meer in, wat eigenlijk het bewijs is dat ik er niet toe behoor. Jef Vermassen zou er wel raad mee weten en mij makkelijk levenslang kunnen aanwrijven. Er zijn argumenten voor noch tegen mij. Geef de comédiant eens ongelijk.
Ik wil het verschil maken, zei ik gisteren tegen iemand. Dat vond ik fantastisch klinken. Ik was een idealist, iemand met een droom. Ik wees naar mijn paarse broek en zei dat ik daarmee al het verschil maakte temidden van al die grijze en zwarte broeken. Daarna zei ik dat praten één ding is, maar dat dóén veel belangrijker is. Dat vond ik fantastisch klinken en ik begon aan de immer terugkerende vermelding dat ik als vrijwilliger Nederlandse les geef aan anderstaligen, om hen te helpen integreren. Dat ik daarmee de daad bij het woord voegde. Daarna kraakte ik mezelf af door te zeggen dat ik te veel woorden nodig heb om over te weinig daden te praten.
Het is nooit goed en dat zal het ook nooit zijn. Nooit, en ik kan er (nu al) mee leven. Ook daarom ben ik niet begenadigd. Maar ik zal blijven proberen. Dat ben ik aan mezelf en mijn bewustzijn verplicht.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten