(Ik ga het weer eens eventjes over mezelf hebben in de inleiding, alsof ik heel apart en bijzonder ben; mijn welgemeende excuses daarvoor.)
Wat ben ik toch een rare jongen. Eerst zit ik in de bib met een krop in mijn keel een boek van Nijntje te lezen, een half uur later pleeg ik koelbloedig een diefstal voor een bedrag van 16 euro. Eén en dezelfde jongen, één en hetzelfde half uur, één en hetzelfde geniks van een werkzoekende.
Die diefstal had ik beter niet gepleegd want ik voelde me goed en nu veel minder. Geen schuldgevoel, wel de notie van onversneden zwakte. Ik die iets wil veranderen, verwezelijken, verbeteren, betekenen doe de stomste dingen met de zeeën van tijd die ik heb. Wel, ik mag mezelf op de borst kloppen voor wat ik deze voormiddag heb gedaan - nuttig werk - maar de namiddag dreigt echt een dip van heb ik jou daar te worden. Daarom, in bijzonder schril contrast met al bovenstaands, een weemoedig, ontroerend, onschuldig Nijntjeverhaal:
'Lieve oma pluis'
'Nijntje was toch zo verdrietig
Nijntje had een dikke traan
Weet je waarom Nijntje huilde?
Oma Pluis was dood gegaan'
(Tekening van Nijntje in het blauw met een dikke traan)
'Oma lag gewoon in bed, hoor
maar het was de laatste keer
't was net of zij lag te slapen
maar zij ademde niet meer'
(Tekening van oma met gesloten ogen in bed)
'Opa was ook zo verdrietig
opa Pluis had ook een traan
Nijntje had hem nooit zien huilen
dat had opa nooit gedaan'
(Tekening van opa in het zwart met een dikke traan)
(In de Nijntjeboeken kijken alle konijntjes recht in de lens - wat een eenvoud, wat een schoonheid, wat een onschuld.)
'Er kwam toen een kist voor oma
waarin oma lekker lag
't zag er heel mooi uit van binnen
en het leek ook heerlijk zacht'
(Tekening van oma met gesloten ogen in een goudomrande kist)
'Iedereen kwam afscheid nemen
vader, moeder, tante trijn
allemaal met dikke tranen
net als opa, net als Nijn'
(Tekening van vijf konijnen met een dikke traan - van deze tekening krijg ik een krop in mijn keel)
'Met een grote houten deksel
werd de kist toen dicht gedaan
toen kon niemand haar meer storen
toen kon oma rustig gaan'
(Tekening van de gesloten gouden kist)
'En zij brachten met z'n allen
oma naar het grote bos
naar een mooi en rustig plekje
helemaal bedekt met mos'
(Tekening van vier konijnen die met hun rug naar de lezer staan op een groene achtergrond)
'Daar sprak vader nog een woordje
Nijntje kon hem goed verstaan
hij zei: dank je wel voor alles
wat je voor ons hebt gedaan'
(Tekening van vader op de groene achtergrond)
'Toen werd oma Pluis begraven
onder 'n dekentje van mos
en een steen waarin haar naam stond
in het grote, grote bos...'
(Tekening van vier konijnen die met hun rug naar de lezer naar het graf kijken)
'Soms ging Nijntje naar het graf toe
weet je waarom zij dat deed
om het graf goed te verzorgen
dan nam zij wat plantjes mee'
(Tekening van Nijntje in het bos met een bloembak in haar pootjes)
'Oma hield heel veel van plantjes
daarom maakte Nijntje Pluis
van het graf een soort van tuintje
net als eerst bij oma thuis'
(Tekening van het graf met bloemetjes ervoor)
'En dan zei zij: 'lieve oma...'
als zij op dat plekje stond
en dan was het net, vond Nijntje
net of oma haar verstond'
(Tekening van Nijntje die naar het graf kijkt)
Daarmee is het verhaal gedaan en wat is het ontroerend. Ik probeer te detecteren waar mijn ontroering vandaan komt. Allicht is het gewoon die totale onschuld die in contrast staat met mijn eigen schuld. Allicht is het die oprechtheid die in contrast staat met mijn leugentjes en ironie. Het is ook de enorme eenvoud van de tekeningen en de idee van de peuter waaraan dit voorgelezen wordt die zelf ook nog volstrekt onschuldig is maar in deze wereld heel snel door het leven 'aangetast' zal worden.
En weet je: ik stel me steeds maar weer de vraag hoe ik iets kan veranderen, verwezelijken, verbeteren, betekenen, maar in feite is het heel simpel. Ik zou Dick Bruna willen zijn en heel veel peuters gelukkig willen maken, heel veel volwassenen willen plezieren of nostalgisch maken, een laagdrempelige bijdrage willen leveren met betrekking tot taal en voorlezen en vooral iets ongelooflijks moois, liefs, nuttigs en positiefs doen, zonder enig spoor van ironie. Echt, als ik zoiets zou kunnen bijdragen aan de wereld waarin ik leef en nog een tijd aanwezig zal zijn, zou ik, denk ik, het gevoel hebben dat ik een verschil heb gemaakt, iets positiefs heb bijgedragen, ironie en negativiteit heb bestreden.
Maar dan zal ik dit soort namiddagen en het soort halfuren waarover ik in de inleiding sprak toch serieus moeten terugdringen. Dat is slécht en heeft niks met onschuld, schoonheid en nut te maken.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten