vrijdag 12 november 2010

Ik heb géén printer

"Wacht, er klopt iemand op mijn deur" zeg ik tegen de jongen met de baard die ik heb opgebeld. Ik klink kennelijk een ietsiepietsie opgewonden want hij grinnikt nadrukkelijk. Ik doe open en mijn fucking gebuur vraagt me of ik een printer heb. Nee vriend, ik heb geen fucking printer, danku om mij aan te zien voor iemand met een printer. Slaapwel.

Hij kan er niks aan doen, en ik maak me ook niet kwaad - waar zou ik het halen? -, ik hou het gewoon kort, ik ben aan het bellen over dingen die niets met praktische zaken, objecten, als fucking printers te maken hebben. Ik vertel de jongen met de baard dat het mijn buur was. Hij zegt dat hij mij kostelijk vindt. Ik zeg dat ik weet dat ik kostelijk ben als het over dit soort dingen gaat. "Ik doe het er ook een beetje om, hé. Straks loop ik nog eens de trap af, gewoon óm de trap nog eens af te lopen. Ik moet helemaal niet beneden zijn, maar ik kan natuurlijk ten x-sten male aangeven dat ik er bén. Ik ben vanavond al naar de keuken gelopen om een leeg pakje centwafres in de vuilbak te gooien, terwijl ik op mijn kamer natuurlijk gewoon een fucking vuilbak héb! We hebben gisteren tot één uur 's nachts op die trap zitten praten, man! Van tien tot één, volgens mij! Zeker twee uur, man!"

Soms is een kamer van 15m² te klein om in rond te tollen. Soms moet het nú gebeuren en is het zwaar kak om een gelegenheid af te wachten. Wat doet een kind van vijf jaar als hij Sinterklaas over het dak hoort lopen? Wat doet een puber als hij het postpakket met de tien cd's die hij in een quiz op Studio Brussel gewonnen heeft door de brievenbus hoort vallen? Toen dat laatste mij overkwam scheurde ik het papier aan stukken, als een leeuw een hert. Dat postpakket hangt nog steeds als een relikwie boven de deur van mijn oude slaapkamer. De cd's heb ik bijna zonder uitzondering voor geen geld verkocht aan een tweedehandswinkel.

En ondertussen tikt de tijd en hoef ik de trap niet meer af te lopen. De nacht is over het huis en over de stad gevallen, we moeten gaan slapen. Niet langer gebonk op trappen, morgen is er een nieuwe dag. Niet langer nú maar misschien morgen, waarschijnlijk de gelegenheid afwachten.

Zou dit een goede kleurencombinatie zijn? Niet te verwijfd? Die bruine schoenen er onder?

"Het is een spel," zei ik tegen de jongen met de baard. "Het is zoals dat spel waarbij je niet als eerste in de lach mag schieten. Maar of ik dat kutspel zal winnen? Twijfelachtig."

Geen opmerkingen: