Vier jaar geleden zat mijn verwekker in de hel. Om aan de duivel te ontsnappen vluchtte hij naar Italië. In zijn wanhoop nam hij mij mee, ik zat in die periode toch maar wat te niksen, geprangd tussen een mislukte studie en wat mijn geslaagde studie journalistiek zou worden. Zestien lange dagen die ik meticuleus aftelde zwierven we door Italië. Het was tandenbijten, labeur. Maar het was een trip die wel voor de rest van mijn dagen in mijn geheugen gebeiteld staat. Ik leerde mijn verwekker kennen op een manier die mijn hele relatie met hem zou veranderen.
Er was zijn jachtige manier van praten, hij sprak met de haast van een voortvluchtige. Zo scheurde hij zijn Renault Clio ook door de haarspeldbochten van de Italiaanse bergpassen. We waren op weg naar een chalet in een bergdorp, een veilig oord van een vriend van de familie. Er liepen daar schapen op de weg, de oude vrouwtjes die het dorp nooit hadden verlaten, spraken een dialect dat mijn schappelijk Italiaans sprekende verwekker niet verstond. Maar daar maalde hij niet om, hij verstond zichzelf nauwelijks in die periode.
Ik verstond hem evenmin en deed daartoe ook niet altijd even hard mijn best. Mijn verwekker en ik hebben altijd een moeilijke relatie gehad en nu hij voor het eerst zijn persoonlijke problemen op mij losliet, was ik niet van plan hem een onbegrensd forum te bieden. Ik vroeg hem herhaaldelijk waarom hij zich zo flagrant had laten ringeloren. Ik wees hem op zijn blinde hoek en maakte hem meermaals duidelijk dat ik een dergelijke blinde hoek niet van hem geërfd had. Wat mijn leven op heel wat punten gemakkelijker zou maken. Waarschijnlijk heb ik hem een autist genoemd, ik kon me eender wat permitteren tijdens zijn voortvluchtigheid waarbij hij mij tegen mijn zin had betrokken.
We maakten wandelingen waarin hij uren lang stoom afliet. Ik vroeg nog net geen veertig euro per uur. Vaak lag ik op bed naar de liedjes op mijn mp3-speler te luisteren. Spijt dat ik de tracklist niet meer heb. Mijn verwekker kon zich er wel eens aan ergeren dat ik hem op die momenten de kans niet liet om zijn verhaal voor de honderdste keer te vertellen. Ergernis en onverdraagzaamheid zijn mijn familie niet vreemd. Mijn grootvader was een zieke geest. Ik heb de eer en het genoegen gehad de man twee keer te ontmoeten. De eerste keer ging hij in ruzie met mijn vader zijns weegs, de tweede keer richtte hij zich midden in een gesprek tot mij en begon hij mijn stem te immiteren. De man is dood nu maar ik maak me in kwade momenten wel eens de bedenking dat ik hem die tweede keer in de ballen had moeten trappen. Die man had net als zijn oudste zoon, mijn verwekker, geen kinderen mogen hebben. Misschien moet ik wijs zijn en het offer maken om me niet voort te planten.
Op dag negen van de zestiendaagse vroeg ik mijn reisgenoot of hij me op een vliegtuig naar huis wilde zetten. Dat wilde hij niet. Ik heb veel gerekend in Italië, ik dacht in breuken. Als we elf dagen onderweg waren deelde ik elf door zestien. Dat maakt ongeveer 0,65. Dan wist ik: twee derde is al voorbij, nog één derde te gaan. Dat gaf me moed. Ik herinner me dat ik al begon te rekenen toen we amper twee uur op de vlucht waren. Zestien dagen, dat zijn 384 uren, wat maakt dat we na twee uur nog maar één hondertweeënnegentigste hadden afgelegd. Ontmoedigend.
Moet gezegd: we hebben in de auto naar leuke muziek geluisterd. 'Rumours' van Fleetwood Mac is een geweldige plaat. We hebben mooie wandelingen gemaakt, we hebben de Rochetta bedwongen. Ik heb een broeksriem cadeau gekregen. Het was meestal mooi weer, nog het allerbelangrijkste.
En nu, vier jaar en zeven maanden na die ongewone reis, die vlucht, heult mijn verwekker opnieuw met de duivel, al een tijdje eigenlijk. Ik heb hem gek verklaard en gezegd dat hij niet moest denken dat hij ooit nog op mij zou moeten rekenen als het opnieuw misloopt. Ik verklaarde hem gek. Maar de laatste berichten lijken werkelijk positief. De duivel schijnt niet langer de duivel te zijn, in die zin dat ze tegenwoordig met liefde de soep opdient en dat mijn verwekker in haar salon naar zijn favoriete politieseries mag kijken.
En nu, de clou: ik heb een afspraak gemaakt met de (voormalige?) duivel. Ik zie haar terug na bijna vijf jaar. Naar mijn verwekker vertelt is ze nog steeds even tuk op mij. Destijds hing ze aan mijn lippen, vond ze mij fantastisch, nam ze mij in vertrouwen en ik haar, tot ze op een verbijsterende manier aan het flippen ging en mijn vertrouwen in haar volledig schaadde. Komende week ga ik met haar onderhandelen over een Kerstetentje. Ik voel er niks voor om haar uitgerekend op een sentimentele aangelegenheid als Kerstmis voor het eerst in vier jaar terug te zien, haar zou het naar het schijnt dolgelukkig maken om mij bij die gelegenheid terug te zien. Ik zal er eens met haar over gaan praten. Het zal heel raar worden. De kans dat ze traantjes zal plengen is groot, ze is er het type voor. De kans dat ik Kerstmis met haar zal vieren is miniem. Na vier jaar en zeven maanden.
Ik was negentien, had haar tot op mijn schouders, was net gefaald aan de universiteit en ging nog op stap met jongens die ik enkele maanden later ook niet meer zou zien. Eigenlijk is het bijna onwezelijk.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten