vrijdag 27 juli 2018

Misdaad en straf

‘Misdaad en straf’ is tijdloos. Dat wil zeggen: het verhaal is universeel en het herhaalt zich ook 150 jaar nadat het geschreven is nog elke dag in allerlei varianten in alle uithoeken van de wereld.
De jongeman die quasi in een verloren positie thuis (in dit geval een studentenamer) het spoor bijster raakt en begint te redeneren dat hij niks meer te verliezen heeft, Rodion Romanytsj Raskolnikow is er zo een, maar hij zal niet de eerste zijn geweest en hij is ook niet de laatste gebleken.
Raskolnikow komt uit ‘de provincie’ en zijn arme, oude moedertje (het menske zal hooguit een jaar of 50 zijn) heeft al haar hoop op hem gevestigd. Raskolnikow, haar eerstgeborene, zal carrière maken in Petersburg en hij zal er voor zorgen dat zijn moedertje en zijn jongere zus, Doenja, Doenjetsjka, een voorspoedige toekomst tegemoet kunnen zien.
Maar weet zijn moedertje veel dat ‘voormalig student’ Raskolnikow, ‘haar Rodja’, volledig de pedalen kwijt is, zoals hij daar tot grote ongerustheid van de conciërge dag in dag uit in zijn kruipkot ligt te stinken. Het is alom bekend dat een mens thuis wat ruimte nodig heeft om zich goed te kunnen voelen en wie heel klein woont moet op z’n minst elke dag even naar buiten gaan (je merkt dat tegenwoordig met de vluchtelingen die veel op straat rondhangen). Raskolnikow, helaas, woont, blijkbaar uit noodzaak, in een kamer ter grootte van een kast (al kan er toch nog opvallend veel volk binnen, zo blijkt wanneer de geweldige Razoemichin, de dokter Zosimow én zijn toekomstige zwager Pjotr Petrovitsj Loezjin gezamelijk bij hem op bezoek komen). En het gaat niet goed met Raskolnikow precies omdat hij zijn kamer niet meer verlaat en nog nauwelijks met iemand contact heeft. Doelloos dwaalt hij door de straten van Petersburg en vaak kan hij zich na thuiskomst van een wandeling zelfs niet herinneren waar hij zoal heeft rondgehangen, zo ver zijn zijn gedachten dan afgedwaald. Hij heeft zijn studie stopgezet, al dan niet omdat hij er niet meer voor kon betalen. Zijn cursussen liggen stof te vergaren op zijn werktafel.
Op basis van de gegeven feiten kan nauwelijks worden vastgesteld welk soort karakter Raskolnikow had vooraleer hij naar de grote stad verhuisde (bij aanvang van het verhaal heeft hij zijn moeder en zus al drieënhalf jaar niet gezien - zij corresponderen per brief met elkaar en stellen elk van hun kant de zaken beter voor dan ze zijn). Nu, alleszins, wisselt de voormalige student heel makkelijk van gemoedstoestand, weze het dat hij nooit zonder meer gelukkig is. Hoogstens heeft hij af en toe een ‘wat betere dag’, als was het een plotse aanval van koorts. Maar meestal is Raskolnikow apathisch, hopeloos en soms heeft hij zelfs ronduit ‘boosaardige’ gedachten (waar hij dan meestal zelf van schrikt). Als cynisch wordt Raskolnikow nooit omschreven, maar op zijn manier is hij het wel. Hij is zijn geloof in een goede afloop kwijt en hij zal uiteindelijk niet te beroerd blijken om ‘alleen te handelen’, al gaat er dan wel een heel proces van angst en twijfel aan zijn uiteindelijke handeling vooraf. Raskolnikow lijkt dus daadwerkelijk niks meer te verliezen te hebben en psychisch labiel als hij is, wordt hij stilaan onberekenbaar, inderdaad boosaardig en uiteindelijk zelfs gevaarlijk. Hij of zij die hem op dit punt nog in de weg loopt, in dit geval de gierige en inhalige ‘beleenster’ Aljona Iwanowna, rijdt maat beter niet te vaak meer tegen zijn kar.
In een vlaag van zinsverbijstering (of is hij wel degelijk volledig bij zijn verstand?) gaat Raskolnikow tot actie over. Het valt op dat Dostojewski zijn hoofdpersonage nadrukkelijk ‘helpt’ om zijn plan ten uitvoer te brengen. Geheel toevallig kan Raskolnikow een cruciaal gesprek afluisteren; zomaar pardoes loopt Raskolnikow tegen een bijl aan (die hij absoluut nodig heeft om zijn plan ten uitvoer te brengen); alsof het zo gepland was kan Raskolnikow zich na zijn misdaad in een kamertje onder de ‘plaats van delict’ verschuilen en hij heeft ook nog eens het geluk dat er niemand op de binnenplaats is wanneer hij het pand verlaat. Dostojewski weet het weliswaar bijzonder spannend te houden - de scène vlak na de misdaad is zo goed - maar hij gunt Raskolnikow wel bijzonder veel meeval. Wanneer Raskolnikow in de dagen daarop ook gesprekken tussen Razoemichin en Zosimow kan afluisteren en zo te weten komt wie er (niet) wordt verdacht, hoeft hij zelfs geen krant meer te lezen om op de hoogte te blijven.
‘Misdaad en straf’ zal voor nogal wat mensen herkenbare elementen bevatten. Persoonlijk kan ik mij enigszins vinden in Raskolnikows idee dat het weinig uitmaakt wat hij al dan niet doet. Ook Raskolnikows cynisme en de weerzin die hij voelt voor mensen die hem willen helpen, zijn niet zo moeilijk te begrijpen. Soms weet je nu eenmaal zeker dat je er helemaal alleen voor staat en dan zijn andermans ‘goede bedoelingen’ gewoon vreselijk ergerlijk (want ze voelen niet wat jij voelt).
Raskolnikows verhaal is er ook een van (kans)armen tegen (kans)rijken. Hij krijgt als student nauwelijks de kans om aan het leven deel te nemen, hij moet zien te overleven. Ook dat zal voor veel mensen herkenbaar zijn. Arme mensen overleven meer dan ze leven. Leven is iets voor de rijken en dat wordt ook vandaag nog vaak (of graag) vergeten. ‘Ze moeten hun leven maar eens in handen nemen, dan komen ze er wel, die kansarmen, die werklozen, die amokmakers.’ Wel, zo simpel is het dus niet. Als je moet overleven zit je voortdurend in de stress en kom je er nauwelijks aan toe om te ‘ontstressen’ en al dat soort dingen die de rijken (kunnen) doen. Een gestresseerde mens kan niet zomaar alles even omkeren. Je moet voor die mens een situatie creëren waarin hij niet langer zo gestresseerd hoeft te zijn. Ten tijde van Dostojewski deed men dat niet en vandaag doet men dat nog steeds niet. De situatie van Raskolnikow is voor mensen in armoede nog zeer actueel.
‘Misdaad en straf’, ik lees het nu voor de derde keer en ben er voor de derde keer helemaal weg van. En er zijn daarvoor nog zoveel redenen die ik hier niet eens aangehaald heb. Het vaak komische taalgebruik, de heerlijke dialogen, de manier waarop personages beschreven worden, de sfeer van het Rusland van de 19e eeuw. Ik begrijp wel dat mensen vandaag de dag niet gemakkelijk meer naar een boek van ruim 700 pagina’s zullen grijpen - alhoewel, ik begrijp dat eigenlijk helemaal niet (daarover heb ik het later nog wel eens) -, maar mocht je eens om god weet welke reden een Netflixserie willen skippen, gebruik dan die tijd om deze klassieker te lezen. Al was het maar omdat dit waarschijnlijk straffer is dan eender wat je op Netflix te zien zal krijgen. Want ik wil het trouwens nog weleens zien, of ze in 2170 nog over ‘Game of Thrones’ zullen praten. ‘Misdaad en straf’ dateert uit 1866 en 152 jaar na publicatie heeft het nog helemaal niks van zijn actualiteitswaarde verloren. Dit is universeel, dit is tijdloos en heel belangrijk. Dit is van het beste uit de Grote Bibliotheek. Doe uzelf een plezier en lees dit. Als ge dit jaar één ding wilt doen waarvoor ge uit uw comfortzone moet komen, wel, lees ‘Misdaad en straf’. Het taalgebruik is niet het meest toegankelijke, maar dat went al snel.
Dóén!

Geen opmerkingen: