vrijdag 20 juli 2018

Telefobie

Geen idee wanneer dat er precies is ingeslopen maar sinds enige tijd bekruipt mij een gevoel van angst wanneer ik telefoon krijg van een onbekend nummer. Als ik het me goed herinner maakte zulks me vroeger vooral nieuwsgierig, nu daarentegen vraag ik me af wat die onbekende - een slechterik, een mogelijk gevaar - van mij wilt. Is het omdat ik in een permanente staat van waakzaamheid verkeer? (Is dat überhaupt het geval? Ja, ik denk van wel.) Of is het omdat ik van alle kanten onheil vermoed? Ik weet het niet.
Ik moet denken aan een voorval van een jaar of vijf geleden. Ik had toen af en toe een opdracht voor een mediabedrijf, een job die een vriend voor mij had gefixt (iets waarvoor ik hem eindeloos dankbaar moest zijn, voeg ik daar graag met enige ironie aan toe). In die tijd, alleszins, zette ik ‘s nachts mijn gsm nog af (vraag me niet waarom - ik deed dat gewoon en er is ook niks mis mee) en op een ochtend, laat ik zeggen tegen een uur of elf, bleek ik een zestal (of toch zeker vier) gemiste oproepen te hebben ontvangen. Een jongeman voor wiens project ik een artikel schreef had een resem berichten achtergelaten op mijn antwoordapparaat. Of ik hem als-tu-blieft zo snel mogelijk kon terugbellen, vroeg hij op dwingende toon. Man, ik schoot me daar toch in een stresskramp toen ik die boodschappen beluisterde, waarschijnlijk nog liggend in mijn bed. Ik weet niet of ik destijds al op mijn ademhaling lette en hoe die een mens enigszins tot bedaren kan brengen in stresssituaties, maar toen ik al mijn moed verzameld had, belde ik de jongeman op. Ik weet het niet meer, maar de kans is heel groot dat ik met een smoes kwam waarom ik mijn telefoon niet had kunnen opnemen. Echter, dat maakte de zaak niet minder urgent en er werd van mij verwacht dat ik zeer snel zou ageren. En ach, de afloop van dit alles zal ik u besparen (een en ander eindigde erg slecht, als ik het me goed herinner, maar ik herinner het me eerlijk gezegd liever niet, en al zeker niet goed).
De goede verstaander zal begrijpen dat dit een gelegenheid was waarbij ik bang was geweest van een (na een tijd niet meer zo) onbekend telefoonnummer. En later heb ik nog wel meer enigszins gelijkaardige voorvallen meegemaakt. Mensen die iets van mij wilden, mensen met dringende vragen, mensen die ik niet kende die mij bleken te kennen (op basis van een dossiernummer ofzo. Geen van hen had op zich slechte bedoelingen, maar bijna allemaal 'wilden' ze iets van mij en dat kon voor mij als bedreiging al tellen. Langzaamaan zag ik er geen graten meer in om mijn telefoon niet op te nemen wanneer hij rinkelde (terwijl ik voorheen altijd mijn telefoon opnam wanneer ik daartoe in de mogelijkheid was). Ik wachtte dan liever het bericht op mijn antwoordapparaat af om te horen wie het was en wat hij of zij van mij wilde (‘van mij wilde’ vat het echt goed samen). En als er helemaal niks werd ingesproken belde ik uiteraard niet terug, ah nee. Als ze iets van mij nodig hadden, zouden ze wel iets inspreken, toch?
En ik heb ze nog steeds, de angst voor het onbekende nummer. Iemand belt mij en ik moet mij vermannen om op te nemen. Gisteren en vandaag kreeg ik telefoon van iemand die iets van mij wilt (en het is echt niks ernstigs, maar toch) en het heeft me redelijk wat moeite gekost om op te nemen of terug te bellen. Voor ik opneem schraap ik mijn keel, adem ik diep in en uit en zet ik me in een relaxte positie. “Hallo, met Alexander”, zeg ik zo rustig mogelijk. (Waarom zou ik nerveus zijn? Ik ben de ontvanger, ik ben de antwoordende partij en de beller stóórt mij, verdomme, ik ben bézig of ik zou bezig kúnnen zijn. (De machtspositie waarin je je als ontvanger bevindt wanneer de beller vraagt of hij stoort - zo zalig. De mogelijkheden die je dan hebt zijn eindeloos.))
(Soms noem ik trouwens niet mijn naam, als ik opneem. Als ik geen idee heb wie het zou kunnen zijn, zeg ik gewoon ‘Hallo?’. Ik vind dat persoonlijk niet erg beleefd, maar het weze zo. Niet iedereen hoeft te weten hoe ik heet alvorens hij zich zelf kenbaar heeft gemaakt.)
En, los van de angst voor de rinkelende telefoon, over mijn gsm zelf. Sinds enkele weken gebeurt het dat ik hem gewoon thuis laat als ik de stad inga. Bang voor telefoontjes of gewoon omdat ik niet meer inzie waarvoor ik hem zou nodig hebben. Zelden, tenslotte, heb ik mijn gsm echt nodig als ik ‘op verplaatsing’ ben. En zonder gsm ervaar ik een soort vrijheid die heel ‘old school’, heel 'lekker', aanvoelt. Een soort ‘back to the 90’s-gevoel’, terwijl ik dat decennium toch nauwelijks bewust heb meegemaakt. ‘Ik ben niet thuis, dus ik bén er niet, oké??!’ Komaan, dat is toch cool? Waarom is die attitude zo weinig populair?
Ik ga zo dadelijk de stad in en ik neem hem mee, mijn gsm. Ja, wél dus, maar vraag me niet waarom. Iets zegt me dat ik hem moet meenemen. Iets zegt me dat een onbekende mij vandaag nog kan bellen. En iets zegt me dat ik dat dan liever meteen opmerk dan dat ik het pas bij thuiskomst moet vaststellen. Toch weinig zo eng als een antwoordapparaat, tenslotte?
Ik neem hem dus mee. Ik heb hem ten andere nodig om mijn nieuwe bankkaart te kunnen activeren, realiseer ik me nu. Het staat zo in de brief.

Geen opmerkingen: