Op straat word ik aangesproken door twee 'jongens' (+/- 25) in opvallend nette kledij, das, hemd, nette broek, met beide een rugzak op de schouders die gedurende ons gesprek ongeopend zal blijven. Het gaat hen over God en hun profeet, of ik al van de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen van de Laatste Dagen gehoord heb. Ja, vaagweg heb ik dat wel, maar hun profeet die zegt me niks. Ik vraag hen of ze zijn naam op een briefje kunnen schrijven. Ik vraag hen of ik hun profeet kan mailen met levensvragen. Ze zeggen dat hij waarschijnlijk niet zal antwoorden.
Hun profeet heet Thomas S. Marson, woont in Utah, is bijna 80, en ik heb zijn naam nog nooit gehoord. Hij is door God uitverkoren, doet niet aan politiek, deze jongens geloven in hem ("we hebben hem gezien! we kennen hem niet persoonlijk") en ze zijn naar Europa gezonden om hier zijn woord te verspreiden. Hun Nederlands is, Amerikaans als ze zijn, verrassend goed.
Een halfuur moet het zijn, houden ze me aan praat. Ik werp mijn idee op als zou God een reddingsboei zijn voor de minder welvarenden. Ik vertel hen dat het toch duidelijk is dat mensen in arme landen meer naar goden zoeken, ik wijs hen op secularisering vanwege welvaart, ik zeg ronduit dat het me ergert dat een abstracte, geheel onzichtbare instantie zo opgeblazen wordt, dat zo'n instantie ons niet hoort opgedrongen te worden, dat er in Amerika een ongekende hysterie bestaat rond religie, dat wij in Europa iets rustiger zijn.
Ze zijn niet dwingend, maar ze geven me ongelijk. Hun profeet is nódig, ik moet beséffen dat hun profeet nódig is. Ik mag hen bellen op het nummer dat ze onder hun profeet zijn naam op het briefje schrijven, ik beloof hen te beginnen met hun profeet eerst eens te googlen. Waarschijnlijk wordt dat iets dat ik de komende dagen voor me uit zal schuiven.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Tjah. Erg bevreemdend vind ik dit soort ontmoetingen. Ik denk dat ik het echt niet begrijp, net niet ofzo.
Een reactie posten