woensdag 27 januari 2010

Wat ik versta onder tsjeverij

"Ik vind hem raar," zegt ze tegen G., terwijl 'hem' (ik) meeleest. Wel, daar moet ik dus niet van weten. Fuck off! Fuck you! En hou uw manieren. Als er iets over mij te zeggen valt, zeg het dan tegen mij en hou anders uw bek.

Ik weet niet waarom zoiets mij zo kwaadmaakt. Het is die zelfingenomenheid die ik achter zo'n uitspraak vermoed, maar nog meer is het de wetenschap dat ze schrijft wat ze schrijft terwijl ze weet dat ik meelees. Konkelfoezen over iemand, terwijl die iemand er gewoon bijstaat. Niet met mij, alstublieft. Ik word daar heel ambetant van.

Dat ze achter mijn rug over mij schrijven en zeggen wat ze willen. Zo lang ik het maar niet te weten kom. Want als ik het te weten kom, wil ik het ook van naald tot draad weten en vaak is dat pijnlijk en zindert het na. Maar dat "raar", dat is zo nietszeggend. Afwijkend van normaal is dat, maar wat is normaal? Wie is zij om mij raar te vinden? Mag ik haar ook raar vinden, en belangrijker: als ik haar raar vind, moet zij dat dan te weten komen alsof het niets is?

Dat is een kwestie van ethiek voor mij en deze gratuite en ondoordachte zever vind ik dan ook gewoon misplaatst en verkeerd. Ik ben gekwetst, hoe stom dat ook mag klinken. Niet omdat ze me raar vindt, wel omdat ze dat dus zegt tegen iemand anders terwijl ik mee kan lezen. En dat ze zich dus niet tot mij persoonlijk richt. Ja echt, dan zou ik willen slaan.

maandag 25 januari 2010

Kaarsvet revisited

De adrenaline die ik voel op het moment dat ik besef dat ik m'n kot in brand aan het steken ben, die zindert nog lang na. De paniek die ik voel als ik zie dat het kaarsvet zich langs alle kanten verspreidt en het besef dat het onherstelbare schade zal aanrichten. Meteen flitsen er bedragen door mijn hoofd. Van schadevergoedingen, van levenslange boetedoening. Gevangenisstraffen van dertig jaar, Ali Chemicali en de doodstraf. Ophanging.

Ik moet maar niet meer met vuur spelen. Dat zou beter zijn. Ben ik naast een dit en een dat ook nog een pyromaan ofzo? Nee, dat kan ik mezelf niet toestaan. Het is leuk papiertjes op het vuur te gooien, het is spannend om naar een steekvlam te kijken, maar het is hachelijk om als een gek met een spons over verhard kaarsvet te frotten tot dat langzaam, maar niet volledig, van het oppervlak verdwijnt.

Zullen ze het opmerken? Zullen ze het bestuderen? "Wat is hier gebeurd, dat was toch niet zo?" Zullen ze me dat vragen? Zal ik hen zeggen wat er gebeurd is of zal ik vertellen dat dat toch al zo was, meneer en mevrouw? Oh jongens, die dag is gelukkig nog ver af. Nog dagen zat om te frotten en vuurrood in mijn gezicht te worden.

Warme oortjes ook. Trui uit. Frotten maar. En schrik hebben. Een half uur lang aan niks anders kunnen denken. Me niet op de leerstof kunnen concentreren. Even op bed gaan liggen om tot bedaren te komen. Rustige muziek opzetten: alles komt goed, Ali, alles komt goed. Diep zuchten. Me luidop beklagen dat ik de gek ben die ik ben. Mezelf luidop afvragen waar ik toch mee bézig ben. Waar dat vandáán komt.

Er een verhaaltje over schrijven. Het in m'n geheugen griften. Dat oppervlak bedekken en vergeten. Die waarborg ook maar vergeten. Me bedenken dat ik dit alles enkele maanden geleden ook al eens voorhad op een nog delicatere plek. Een spreekwoord over iets met een ezel en een steen proberen te negeren.

zaterdag 23 januari 2010

Beginnend gemis

Lieve W.,
Ik ga je missen als je er over enkele dagen niet meer bent. Ik zal de manier missen waarop je je hoofd om de deur steekt, met die half-ironische glimlach, die verraadt dat je het allemaal behoorlijk 'curieus' vindt. Of je rode jasje dat je mooier maakt dan je misschien bent. Al ben je echt wel mooi, W., of een beter woord is misschien schattig. Je bent ongelooflijk schattig door je gedrag, de manier waarop je die vreemde taal spreekt, de manier waarop je me meermaals bedankt nadat ik niks in het bijzonders heb gedaan, de manier waarop je beteuterd kijkt of waarop je 'guitenstreken' uithaalt.

Toen je ontgoocheld was wilde ik je troosten. Ik moest me inhouden om mijn arm niet om je schouder te leggen, om je hoofd niet aan mijn borst te drukken. Je kon alle steun gebruiken, dat zag ik. In dat verre, vreemde land waar niet alles altijd op wieltjes voor je loopt. Maar je was moedig en dat maakt je nog leuker: de volgende dag was er niets meer aan de hand en streed je weer voor wat je waard was.

Oh, ik ga je missen met je mooie, zwarte haar.

***

Beste E.,
Ik ga je missen. Je mag je voorhoofd fronsen en al wat je wil, maar het is waar. En dat je zelf eigenlijk ook niet echt wil vertrekken, zoals je zei, maakt het natuurlijk nog jammerder.

Ik heb zelden iemand zo kokket weten zijn en nooit heb ik 'kokketerigheid' leuker gevonden dan wanneer jij het was. Met je nieuwe groene trui die je heel mooi maakt en je gezicht dat gladder is dan eender welk gezicht ik ooit zag. Blij dat ik je nog heb kunnen complimenteren over die trui, trouwens. Als ik het niet had gedaan, had dat aangevoeld als een gemiste blijk van genegenheid. Het zou in mijn hoofd blijven hangen zijn.

Ook die zakelijkheid van je, gecombineerd met die energie en 'goesting'. Je hebt alles om 'een grote' te worden E.. Succesvol in een functie die je op het lijf geschreven is. Liefst leidinggevend, zoals je me vertelde, waarop ik een smalend glimlachje moest onderdrukken. Zoals ik een smalend glimlachje moest onderdrukken toen je eerlijk toegaf ambitieus te zijn, als in aardig wat geld willen verdienen. Niettemin vind ik je heel leuk en accepteer ik alles van je. Zoals je zonder schroom bent wie je bent. Zoals je je op je best - en dat is behoorlijk goed - toont. Zoals je van serieus naar heel onnozel kan gaan in een oogwenk. Zoals dat alles mijn hoofdje net niet genoeg aan het tollen heeft gebracht om nu als een puber naar jou te verlangen.

Je 'fladdert' als een vlinder van de ene naar de volgende halte in je leven. Fladder nog eens tot bij mij, als je tijd en zin hebt. En draag je groene trui zo veel als je kunt. Hij zal je nog gelukkiger maken dan je nu misschien al bent.

dinsdag 19 januari 2010

Manneken Bank

In Brussel staat er een bank bij tramhalte Beurs/Bourse. Elke dag zit op die bank dezelfde man als de dag ervoor. Met zijn sjofele groene jas, zijn vuilgrijze baard en zijn oude pet. Wanneer ik er ook passeer, hij is er. Altijd. En hij doet niks. Hij leest niet, hij praat niet. Hij wacht. Waarop? Tot hij vastroest of een standbeeld wordt?

Het duurde een tijd voor ik er acht op sloeg, maar zodra ik het had opgemerkt kon ik er niet meer naastkijken. Als je hem één keer gezien hebt heb je hem niet gezien. Als je hem vijf keer gezien hebt, heb je waarschijnlijk nog steeds niks gemerkt, maar in je onderbewuste denk je misschien al dat het 'zo'n landloperstype' is 'zoals er hier zo veel rondlopen'. Als je hem tien keer gezien hebt, herken je zijn pet en zijn jas. Als je hem honderd keer gezien hebt kan je hem niet meer wegdenken, ga je je vragen stellen, of je die mens misschien kan helpen of wat hij zou zeggen als je hem zou aanspreken en wat je dan zou vragen.

* Wat doet u hier de hele dag op deze bank?
* Waar komt u vandaan?
* Wat heeft u hier gebracht?
* Waarom precies deze bank aan de Beurs?
* Wanneer komt u hier aan en wanneer vertrekt u naar 'huis'?
* Waar slaapt u?
* Slaapt u?
* Wat gaat er om in uw hoofd?
* Hoe houdt u het vol om zo lang op één en dezelfde bank te blijven zitten?
* Wat doet u als er op een dag iemand anders op uw bank zit?
* Wie zijn uw vrienden en kennissen?
* Hoe overleeft u?
* Wat doet u als het stortregent?
* U bedelt niet maar krijgt u soms toch geld toegestopt?
* Hebt u in die lange tijd dat u al op deze bank zit veel vrienden gemaakt?
* Hebt u zelf ook oog voor de passanten en herkent u sommigen onder hen?

Vragen, zo veel vragen voor een man die ik nooit zal aanspreken. Wachtend op de dag dat hij niet meer op die bank zit en ik samen met alle in Brussel aanwezige Japanners het gevoel zal hebben dat ze Manneken Bank hebben weggehaald.

Maar in mijn geval gingen er dus, zonder overdrijven, honderd passages aan vooraf vooralleer ik écht over die man begon na te denken. Alle keren voor vandaag was ik hem al helemaal vergeten wanneer ik de tram opstapte. Maar dus niet vandaag. Die schijnbare uitzichtloosheid, dat vastgeroeste: ik realiseer me plots de intense treurnis daarvan, een treurnis die ik mezelf nooit zou willen of kunnen aandoen. Dat hij er waarschijnlijk niet voor gekozen heeft om zo'n leven te lijden? Nee, kennelijk niet, maar hij lijdt dat leven wel hé. Deze man blijft eeuwig op zijn bank zitten en geeft ogenschijnlijk geen krimp.

En dus weer die vragen..

maandag 18 januari 2010

Eén jaar en één dag later

A.,

Mensen die het goed met me voorhebben hebben me gezegd het niet te doen en het gewoon zo te laten, maar ik doe het bij deze nu toch, omdat het er gewoon uit moet. Na - hoeveel zijn het er intussen? - vier à vijf maanden begrijp ik het nog stééds niet en daarom aanvaard ik het ook niet. Er is nooit over gesproken, er was geen duidelijk signaal. Geen eindpunt, geen afspraak, geen laatste groet. Niks.

Alles blijft altijd in het ijle hangen bij jou, niet waar? Onbeslist en half werk. Dat is altijd zo geweest, je keek zelfs de mensen die je graag had niet eens in de ogen. Ik herinner me dat ik al tijden vrij close met je was toen je langs je neus weg zei dat het heel lang duurt vooralleer je iemand als een vriend beschouwt. Dat vond ik op zich geen enkel probleem, maar het zorgde er wel voor dat je op elk moment kon 'ontsnappen', en dat is wat je vier à vijf maanden geleden ook gedaan hebt. Met wel dit verschil: wij wáren vrienden op dat moment. Zeggen dat dat niet zo was, is liegen. We behoorden tot elkaars 'inner circle', hadden heel veel intieme dingen gedeeld en zagen elkaar nog steeds bijzoner vaak, misschien te vaak (en ja, als er iemand was die dat zo expliciet wel eens uitsprak dan was ik het). Heeft dat je zo tegen de borst gestoten misschien? Jij die oh zo graag in conflict gaat over de banaalste onderwerpen, durft nu dit 'belangrijke' conflict niet aan te gaan? Ik doe alsof ik verbaasd ben, maar het is enkel cynisme.

Het begon me allemaal te dagen toen het heel lang stil bleef van jouw kant, nadat ik, toegegeven, zelf ook lang stil was geweest. Natúúrlijk ga ik niet ontkennen dat we afstand nodig hadden om het 'uit te houden'. Er was eerlijk gezegd ook geen sprake van dat we zo close zouden blijven, of toch niet van mijn kant. Maar om daarom zonder enig signaal uit mijn leven te verdwijnen? Dat gaat er bij niet in. Dat is ook gewoon hopeloos fout, naar mijn mening. Heb je dan geen enkele goeie herinnering meer aan mij? Ik heb wél nog een hoop goeie herinneringen aan jou.

Ik schrijf je dit namelijk niet toevallig één jaar en één dag nadat we samen - ja, wij twee - naar mijn mening de leukste avond van 2009 op poten hadden gezet. Je had me over de streep getrokken. Ik wilde het doen en jij zei me het om die reden te doen. Je steunde me en hielp me. Je had er veel zin in en had er achteraf ook helemaal geen spijt van. En ondanks enkele onderhuidse spanningen (van mijn kant, over jou oordeel ik niet) had ik helemaal niet kunnen vermoeden dat wij één jaar en één dag later helemaal niet meer met elkaar zouden omgaan en dat ik je daarom dit soort brief zou schrijven.

Ik vind er geen bal aan en ik betreur het enorm, maar ik zit niet in de put hoor. Ik was niet blij meer met de situatie zoals ze was en ik wilde er dus van af. Ik maakte me er ook in zekere zin van af door jou minder te zien, maar ik had een soort 'LAT-relatie' met jou voor ogen en die zie jij nu klaarblijkelijk niet zitten. Misschien heb jij mijn boodschap anders geïnterpreteerd dan ik ze had bedoeld. Al dan niet moedwillig. Conflicten tussen zender en ontvanger, en ruis op de boodschap, die dingen. Maar ik wéét niet eens of het daaraan ligt. Er is geen discussie mogelijk, zo lijkt. En die ene mail die ik je weken geleden stuurde, liet je onbeantwoord.

Anyway, ook al schrijf ik dit misschien een half jaar nadat ik mijn laatste leuke avond met jou heb beleefd: het zindert nog na in mijn gevoelige brein, ja, maar elke dag iets minder. Ik kan jou ook vergeten zonder al te veel misbaar; ik kan dat ook. Mijn trein heeft een bocht genomen, moest een bocht nemen, en als jij die trein gemist hebt omdat je liever in je bed bleef liggen, omdat het regende die dag of omdat je gewoon de pest hebt aan treinen, dan is dat in essentie oké voor mij. Alleen dat kleine woordje van uitleg, dat heb ik gemist. Als dat er was geweest had ik het helemáál oké kunnen vinden. En je weet dat ik zelf wél uitleg geef bij de dingen, dus daar ligt het in deze niet aan.

Ach, voorbij is het toch en het hoeft ook niet meer terug te komen.
Het ga je goed,
A.

zaterdag 16 januari 2010

Even mezelf gedefriended

Waarom eigenlijk? Waarom weet ik al weken dat ik één of twee dagen voor mijn verjaardag mijn Facebookaccount zal desactiveren? Omdat ik al die welgemeende verjaardagswensen niet hoef? Omdat ik van de meesten niet geloof dat ze wel echt welgemeend zijn, doch eerder routineus en oppervlakkig alsof ze zomaar aan x of y gericht zijn? Omdat een Facebookdesactivatie bij een drieëntwintigste verjaardag hoort?

Ik weet het niet precies, maar ik ben consequent met mezelf geweest en heb me zonet gedesactiveerd. Tijdelijk, besliste ik meteen, als een bange man die niet te ver de donkere buis inkruipt. Maar tegelijk wil ik wel proberen om het wat langer vol te houden. Of nee, helemaal niet. "Wat is het nu eigenlijk?" Ik wil gewoon geen onbestaande woordjes als 'b-day' of 'sluukes' op mijn Facebookprofiel. Ik wil gewoon een beetje tegendraads zijn; dinsdag gewoon weer activeren en dan een 'onbesmeurd' Facebookprofiel aantreffen. Ik heb ook gewoon geen zin om dinsdag zo'n "bedankt iedereen voor de felicitaties" de wereld in te moeten sturen. De mensen die het echt met mij menen wensen mij toch geen "happy b-day" via Facebook?

Wat een gedoe, wat een gelul. Wat een typisch gelul toch weer. Dit ben ik helemaal. Onbeslist, de voor- en nadelen van het banaalste feit ter wereld tegen elkaar afwegend, om dan voor een bepaalde optie te kiezen en er instant spijt van te krijgen. Want nu al heb ik zin om dat Facebookprofiel van mij gewoon weer te activeren. Op twee seconden gebeurd. Ik heb ook wel zin om te zien wie mij feliciteren wil. Misschien ben ik bang dat het er maar weinigen zullen zijn? Zelf feliciteer ik ook niet snel, dus..

En Facebook as such opgeven behoort niet tot de mogelijkheden. Ik zou het nog minder erg vinden mocht iemand het raam in mijn kamer vervangen door een donkere muur. Facebook is mijn hoogstpersoonlijke micro-bullshitblog. Zever, zever en nog meer zever. "Alexander wil een neger pijpen", "Alexander defriendt u vandaag nog", zo'n dingen. Controversieel en op het randje. Ietwat opvallend tussen alle "gaat naar de kapper"s of "heeft een slecht examen gehad"s.

Maar waarom ik het echt niet kan missen: Facebook is een beetje naar de wereld kijken vanachter een glazen wand (tamelijk letterlijk te nemen). Een wereld waarin je 'iedereen kent', dan nog. En die wereld kan ik niet meer missen, geloof ik. Dankzij die virtuele wereld voel ik me minder alleen en krijg ik makkelijker gaatjes opgevuld.

Weer activeren dan maar?

Toen mijn vingertoppen nog stonken

Mijn geschiedenis met sigaretten kan ik samenvatten in vier korte anekdotes.

Ik was van plan om nóóit te roken. Nooit roken was ooit een zekerheid voor mij. Maar misschien was ik er wel té zeker van en begon ik onbewust te twijfelen, want op een dag gaf ik me er, volledig onverwacht trouwens, aan over.

Dat was op een ochtend dat ik wakker werd in het appartement van E.. B.'s Belga's lagen op tafel, ze had er nog twee over, en ik stopte die in mijn zak zonder te weten wat ik er eigenlijk mee van plan was. Ik geloof dat ik oorspronkelijk van plan was om haar leven te redden door haar sigaretten weg te gooien, want dat ik er mijn eigen gezondheid mee zou schaden was zeker niet initieel de bedoeling.

Maar ik kwam in de verleiding - ik was alleen, ik zat eraan te friemelen in mijn broekzak - en ik haalde ze te voorschijn. Ik ging naar de badkamer, keek in de spiegel en stak er één tussen mijn lippen. Zo zag ik er dus uit met een sigaret in mijn mond. En hoe zou ik er uitzien als ik rookte? Ik moest het proberen.

Het appartement stonk er toch al naar, dus kon ik het wel voor de spiegel doen. En toen wist ik dus hoe dat eruit zag. Het deed me niks, geloof ik, ik herinner me geen gevoel of een andere sensatie. Ik had het gedaan en daarmee was alles gezegd, maar ik had er dus wel nóg één. Die rookte ik wat later buiten op en waar ik toen precies was weet ik niet meer, maar dat ik mezelf misschien wel een heel klein beetje cool vond, daar durf ik wel op wedden. Tot mijn schaamte.

De toon was gezet en ik viste nu wel vaker een sigaret uit B.'s pakjes. Voor de pose zo af en toe eens een sigaretje opsteken, dat bracht toch enige sensatie met zich mee. Ik voelde me een hele baas zal ik maar zeggen, zodanig blijkbaar dat mijn cool erbij inschoot. Want op een dag vroeg ik M. of hij het eens wilde proberen en zelfs al was hij totaal niet geïnteresseerd, ik drong aan. Hij deed het, gewoon om mij een plezier te doen, en sindsdien heeft hij het nooit meer gedaan, of toch niet waar ik bij was.

Toen ging ik naar de universiteit en was ik zoekende. Naar nieuwe vriendjes, naar perspectieven, naar de zin van dat alles misschien. Ik ontmoette B. - een andere B. - en zij rookte Camel. Het kon niet anders dan dat ze zou roken. Met haar verwarde haren, haar schelle lach, haar losse omgang en lange nachten. Ik was een beetje onder de indruk, denk ik, en deed mezelf daarom wat cooler voor dan ik was. En daar hoorde meeroken bij, zo bleek. Nonchalant om een sigaretje vragen, want zelf kocht ik ze niet natuurlijk - in mijn hoofd behield ik zo mijn waardigheid. Nee, gewoon tijdens de pauze even naar buiten en dan op de bank naast elkaar een beetje kletsen en een sigaret roken. Hebben we enkele keren gedaan, tot ik niet meer naar de universiteit ging.

Roken verdween naar het achterplan, ik vond het al een beetje saai geworden en het had me al die tijd geen enkele échte sensatie verleend, behalve dan die pose, maar die vond ik ook niet echt doorslaggevend om het occasioneel te blijven doen. En dat mijn vingertoppen ervan gingen stinken en dat de smaak in mijn mond er vies van werd, dat vond ik eigenlijk heel vervelend.

Maar toch was het niet helemaal afgelopen ermee. Soms ging ik met wat mensen op café en rookte ik wel eens mee. Op mijn achttiende verjaardag hield ik een feestje en toen ik ergens in de ochtend met E. overbleef, staken we beiden een afgetroggelde sigaret op, bij wijze van bezegeling van een geweldige nacht. Dat vonden we wel iets hebben, want ook al ridiculiseerden we het en zegden we dat we het belachelijk vonden, we déden het wel.

Maar sinds ik me niet langer 'post-middelbaar' voel, heb ik het niet meer gedaan. Onbewust zelfs, maar toch al een hele tijd nu ik erover nadenk. Sinds ik ook bijna niet meer op café ga, besef ik. Misschien zelfs sinds ik helemaal niks meer moet bezegelen. Of nee, dat klopt niet. Soms bezegel ik wél nog fantastische ditjes en datjes, maar niet meer met sigaretten. Nu doe ik dat met een uitgesproken blijk van immense waardering, met een kreet of enkele zinnen van opperste opwinding, met een kneepje in een knie, met een arm om een schouder, met een kus of met een omhelzing.

En zo is het beter, want daar gaan mijn vingertoppen niet van stinken

vrijdag 15 januari 2010

Zaterdag catechese

Kent u Marc De Bel nog? Ja, u daar, met uw ik-neem-mezelf-heel-serieus-want-ik-studeer-rechtenlook.

Marc De Bel dus, die schrijver die altijd op de achterflap beweerde dat hij op zijn elfde uit een boom op zijn hoofd was gevallen en daardoor geestelijk eeuwig elf jaar zou blijven. Wel, soms verricht ik zelf een beetje graafwerk in mijn recente tot verre verleden en dan zou ik, bijvoorbeeld, wel eens even willen terugflitsen naar die tijd waarin ik daadwerkelijk elf jaar was en al even daadwerkelijk Marc De Bel las. Ik herinner me er zó weinig van.

Maar over mezelf wil ik het hier nu even niet hebben, dat was toch niet het plan. Ik wil het hebben over de 'wittekop' die ik een uurtje geleden, wachtend op de trein, op het perron ontmoette. Hij stond wat verderop en hij gooide sneeuwballen naar god-weet-wat. Ik kreeg het koud, liep wat rond om mezelf warm te houden en besloot zijn richting uit te gaan. Ik was benieuwd, zeg maar, want hij zag er heel jong uit om zo alleen de trein te nemen.

Toen hij mij in de gaten kreeg dacht hij waarschijnlijk dat ik één of andere strenge meneer was, want hij hield abrupt op met het vormen zijner sneeuwbal. Maar ik 'stak er een muntje in' en zei: "Gooi!" en voegde daar twee seconden van vertwijfeling in zijn ogen later aan toe "maar niet op mij". Hij lachtte, ik had de sneeuw in de conversatie gebroken, en hij gooide, mikkend op een wittte lijn aan de andere kant van de spoorweg, zo bleek. Toen zei hij dat er een gat in zijn handschoen zat en dat zijn hand daardoor nat werd. En zelfs als je die handschoen op de verwarming legt wordt hij nog niet droog, zei hij.

Het was een "pienter baasje", geloof ik. Want wat hij me op de trein allemaal vertelde, op die nog vertederend onschuldige en eerlijke manier waarop kinderen dat plegen te doen. Dat hij hier drie keer per week volleybal kwam spelen en dat hij dan altijd met de trein terug naar huis ging. Dat deed hij nu al een paar maanden en hij had nog maar één keer zijn trein gemist, maar toen had iemand anders hem met de auto naar huis gebracht.

Hij wijdde mij verder in in tal van, mij volledig vreemde, volleybalweetjes, zoals kinderen dat dus doen: ervan uitgaand dat iedereen wel weet wat '2D' (bleek een afdeling in tweede provinciale te zijn), blocken en VWL (bleek een andere ploeg te zijn dan de zijne, maar dat zei hij nooit letterlijk) betekenen. Het net stond in zijn leeftijdscategorie trouwens niet op de normale 2.46m, maar op 2.05m en dat was hoog genoeg want hij was zelf nog maar 1.50m.

In het zesde leerjaar zat hij en hij had elke zaterdag catechese, - godallemachtig, bestaat dat nog?! - maar hij ging komende zaterdag niet kunnen gaan want hij had een volleybalmatch. Het was al de tweede keer van de vier keer dat hij niet kon gaan! Ik wilde een grapje maken en zeggen dat God daar wel niet om zou kunnen lachen, maar ik hield me in omdat ik geen idee had wat hij wel en niet zou begrijpen.

Hij had nog zo'n hoog en overslaand stemmetje, trouwens, zoals ik er ook ooit eentje moet gehad hebben. Hij was nog helemaal geen puber, echt.

Catechese dus. En sneeuwballen gooien, volleyballen, heel druk bezig zijn gewoon. Ik suggereerde dat hij dan wel niet veel tijd meer overhield waarschijnlijk, en inderdaad: als hij straks zou thuiskomen (rond kwart voor zeven), zou hij aan zijn huiswerk beginnen. Want zijn papa wilde dat hij meer dan negentig haalde voor wiskunde. Hij was trouwens beter in wiskunde dan in 'taal'. Hij had lak aan de persoonsvorm, het lijdend voorwerp en de bijvoeglijke bepaling.

En zonder twijfel het mooiste: toen we afstapten moest ik naar links en hij rechtdoor. Dat vertelde ik hem, ik stak mijn hand op en wenste hem nog veel succes met het volleyballen. En hij zei ook dag (zo'n lange "daa-aag") en hij zwááide met zijn hand zoals kinderen dat doen omdat ze zich nog niet van 'imago' bewust zijn en nog geen coole "jooooe" of 'stoere' handgebaren kennen.

Elf jaar was hij en ik hoop dat ik hem terugzie. Nu ik weet wanneer hij training heeft, moet dat ook wel eens lukken.

woensdag 13 januari 2010

Hier is het even aan mij

In alle bescheidenheid - dat maakt er deel van uit: ik ben een gentleman. Deuren openhouden, rechtstaan in de tram, mijn plaats aanbieden en "je vous en prie" zeggen, u moet het mij niet leren. Ik doe dat ook gráág, dat beleefd zijn, dat helpen, het andere mensen wat makkelijker maken, maar ik ben óók maar een mens - had ik u dat al verteld? - en soms verlies ik mijn geduld.

Om de stomste redenen dan wel. Maar waarom doet net die ene druppel soms een emmer overlopen? Ik heb de hele dag - en in dit soort context moet je dus echt zo'n diep snijdend accent aiguutje op de e zetten - op het gezicht en later de smoel van dat ene meisje moeten staren dat me al dagen de keel uithangt door die zonder enige gène gespeelde hulpeloosheid van haar. De héle dag op die van niks bewustzijnde, zelfs bijna zelfgenoegzame smoel dus, tot ik helemaal niét meer keek, omdat ik het letterlijk en figuurlijk niet langer kon aanzien.

Ik leg uit: ze is zo'n meisje dat doet alsof ze aandachtig naar een uitleg luistert, maar zich op het moment zelf al bedenkt dat ze het toch niet per sé hoeft te begrijpen omdat ze achteraf wel gewoon aan iemand anders zal vragen wat er precies werd uitgelegd. Het is het type dat de voldoening van zelfverworven kennis niet kent. Het type dat er niet eens bij stilstaat dat ze een ander wel eens zou kunnen storen met haar afhankelijkheid. En om met dát soort mensen een groepswerk te moeten maken, ik hoef het u kennelijk niet uit te leggen.

Compleet pissed off was ik op het eind van de namiddag. De remmen moesten dringend geolied worden of ik zou in een gracht gefietst zijn van colère. En wat misschien nog het frustrerendst was: zelf had ze het amper door. Iedereen kon aan mij zien wat er scheelde en waarom ik wanhopig mijn voorhoofd op B.'s schouder legde of waarom ik C. ironisch lachend een hand gaf als in "hey, wie ben jij? Leuk je te ontmoeten." Ik moest stoom aflaten, ik moést. En dat de anderen die noodzaak klaarblijkelijk minder of helemaal niet voelden was leuk voor hen, maar het maakte me er alleen maar nijdiger op. Mijn druppel, weet u wel.

En ben ik nijdig dan zindert dat even na. Wel blíj dat ik was toen ik wegkon, u wil het niet weten. Met C. op de trein, 'ouwehoeren', lachen om stomme en schattige dingetjes, stoom aflaten, afstappen, dag zeggen en naar de winkel gaan.

In de winkel de gewenste spulletjes uit de rekken vissen, naar de kassa lopen, achter een oudere vrouw in de rij terechtkomen, het soort vrouw dat kennelijk denkt - het kan ook nog die stoom zijn - dat ze zo'n beetje tussen de twee kassa's in kan gaan staan om dan "in het gat te duiken", wanneer ze de kans krijgt - (kies gewoon een rij, mens!) - en dat dan ook zonder scrupules doet wanneer het zover is, met dat gat.

Ik heb haar teruggefloten. Ik heb iets gezegd als "Ho excuseer, hier is het aan mij nu." Ze geloofde wellicht haar hoorapparaat niet, maar dat heb ik eigenlijk niet eens meer gezien. Boodschappen door de handjes van de caissière (die ik trouwens ook niet heb gezien), bankkaart in de - hoe heet zo'n ding? - en wegwezen. Ze moeten misschien gedacht hebben dat ik zo'n typische jonge generatie Y-crimineel ben die nul respect heeft voor wat dan ook en het feit dat ik een zwartleren jas en een muts droeg, zal er ook wel geen goed aan gedaan hebben, maar ik zweer u - en dat is nu, ruim een uur later nog steeds zo: - I couldn't care less really. Really.

dinsdag 12 januari 2010

Dat ik denk

Wat ik echt wil zeggen als ik alle overbodige woorden weglaat?

Dat ik denk dat alles nooit anders zal zijn dan het nu is.
Dat ik denk dat 'ik' nooit anders zal zijn dan ik nu ben.
Dat ik van de twee vorige gedachten niet zeker ben.
Dat ik ze zelfs dikke zever vind.
Dat ze daarom weggelaten kunnen worden, mocht ik er deze en de vorige niet aan hebben opgehangen.
Dat denken eigenlijk impliceert dat je niet zeker bent.
Dat Descartes maar wat uit zijn nek kletste.
Dat ik zelfvertrouwen heb en dat dat het er zeker gemakkelijker op maakt.
Dat ik sta te popelen en te popelen en te popelen, en dat dat me gelukkig houdt.
Dat ik het wel jammer vind dat het allemaal niet wat sneller gaat.
Dat een mens geduld moet hebben en dat 2009 me dat heeft doen inzien.
Dat dit allemaal overbodige woorden zijn.
En dat het conflict tussen Israël en Palestina nog wel even kan duren.

maandag 11 januari 2010

VIII

Als een ramkraker was ik haastig over haar heengeraasd
vervaarlijk balancerend op de rand van m'n eigen verstand
gebrand, misschien pedant, achteraf gewoon misplaatst arrogant
had ik jengelend als een jongetje op haar complimentjes geaasd

De lijn naar beneden, een kring op het water, de vis had gebeten
verzilverde ze mijn wil, sprak ze de woorden die ik wilde horen
ik opgetogen over al haar waardering, jurering met 'n hoge score
want retteketet wat een pret, 'k had zonet m'n eerste sonnetje gesleten

Ik was in vervoering verliefd op mijn eigen gerijpte boreling
net vader geworden, een horde van 'n niet nader bepaalde maar 'n andere orde
en zij had 't gelezen, al bijna vergeten, mijn eerste verrukte verovering

't Gesprek dat verdorde in zwijgen ontaardde, de dichter die morde
't euforisch eureka, geen dagen geen weken, maar iets dat gauw overging
en zij die me porde, een hevige hoofdpijn was wat eraan schorde

zondag 10 januari 2010

VII

Als een torpedo knalde de jap door 'n Chinese metselmuur
doorheen de geschiedenis bekogelde de jood de intifada
op een steenworp van Mobutu lag Kabila lijkbleek na 'n armada
zo dood als een pier, maar als zwijgende zwarte zo puur

Lumumba's oppressie onschuldig maar lang geen lambada
Hamas en Fatah, Hezbollah, geen censuur op 'n spervuur
Met zijn honderden bloemen verhulde Mao Tsetung 'n dictatuur
en na winst in de Barbarossa kreeg de Rus geen Testarossa maar 'n Lada

De vorige eeuw dendert nog druk, ze zindert nog na
maar het wroetende volk verspreidt reeds haar vers kopij
iets over een pissige pipo en kusjes voor Kevin en Shana

Kortom 'n keer geen historisch of demagogisch gebakkelei
geen Muur, genocide, 'n natuurramp of andere trivia
rond de kerk van 't lokale Loksbergen, daar wenen wij

Kamer I

Een lijst met vragen over wat ik deed en wie ik was in 2009 ga ik hier niet invullen. Dat vind ik te persoonlijk. Ik vind het minder persoonlijk om te beschrijven wat er in mijn kamer rondom mij ligt omdat het daar in 2009 grotendeels ook al zo lag.

Twee drankbonnetjes "goed voor één basisconsumptie in het STUK-café", een bandrecorder, vier stapels cd's waarvan bovenaan respectievelijk "OK Computer", "Regeneration" van The Divine Comedy, "De Machine" van De Jeugd en "Imperial War Solvent" van The Fall, een programmatieboekje van CinemaZED, een hoop to do-lijstjes, "Standards" van Tortoise, een leeg potje kersenyoghurt, een kommetje waaruit ik wel eens Crunchy met melk eet, een glas, twee oorsprays, "De media in Vlaanderen kritisch doorgelicht", een hoop kleingeld, druiven, een promo-exemplaar van de "For The Night Ahead" van The Twilight Sad, een markeerstift, een usb-stick, een potlood, een elastiekje, een supercoole zonnebril, een onafgewassen bord met een vork, een lege kop koffie, een PACE-vlag, een groot kussen met daarop een kleiner kussen, nog een viertal lege borden, rondslingerende (keuken)handdoeken, een muts, twee paar kousen, vier kaarsen, enkele Humo's, nog een groot kussen, een gsm-oplader, drie paar schoenen, twee aanstekers, een kussenovertrek, een laken, een tiental flyers en dat is het zo wat.

Dit soort overzichten moet ik vaker doen. Een reden om niet te vaak op te ruimen.

zaterdag 9 januari 2010

Herman? Je hebt de president en dan heb je de Coninck

Nu ik afleiding gebruiken kan, ga ik opnieuw aan het dichten. Het was heel lang geleden en ik ridiculiseer het nog steeds, maar stiekem doe ik toch ook een beetje mijn best, net als vroeger. Ik wil best een dichter zijn en ik wil heel graag dat dagboek van Leonard Nolens lezen dat nu zo wordt bejubeld.

Ik neem "De mooiste gedichten van Herman de Coninck" uit de kast en sla het open op zomaar een bladzijde.

Het betreffende gedicht
leest als een prozatekst, maar
staat gewoon als een gedicht
op het blad geordend.

Zo kan ik het ook, denk ik, en dus doe ik het. Maar kan ik het wel écht? Zit er bij die de Coninck niet veel meer achter? Ja, het is een hele mooie, ritmische prozatekst, dat zeker, maar de assonanties, de alliteraties, de chiasmen en de andere stijlfiguren vallen me niet zo dadelijk op. Moet ik het met een ander gedicht proberen?

Zo gezegd, zo gedaan en toegegeven, wat ik zonet las was zonder meer 'knap' te noemen. Hij deed iets met haakjes (()) en dat iets was niet niets, om er zelf een wat lullige assonantie tegenaan te gooien. Wat een man, die Herman de Coninck. Iets wat niet van zijn weduwe gezegd kan worden, al was het maar omdat ze geen man is. Maar mocht ze er alsnog één genoemd worden, ze zou haar stomme klep als vanouds weer opentrekken tot er een trein of drie tegelijk door zouden kunnen rijden. Zonde dat ik ontspoor.

Herman dus. Leer het me, Herman. Ik lees je hele 'best of', Herman, en daarna ga ik er eens rustig over slapen. Morgen sta ik op en kan ik het, of nee, ik kan het niet want ik moet studeren. Maar morgen heb ik het wel al in me en na de studies kan ik het dan ook probleemloos aanwenden.

Nee, dat gaat niet gebeuren, Ali.

Als u het volgende leest, gaat u misschien lachen, maar iets soortgelijks ervaar ik met de muziek van Radiohead. Die doe je ook niet zomaar na, heb ik het gevoel. En ik wordt in dat gevoel gesterkt doordat er zovele groepjes geprobeerd hebben Radiohead na te doen maar er allemaal - sommigen hebben enigszins een eigen smoeltje verworven - jammerlijk in gefaald zijn.

Als er u in deze tekst overigens assonanties, alliteraties, chiasmen, epiteton ornantes of dt-fouten zijn opgevallen, gelieve het mij te melden. Zo'n opkikker - leuk woordje hé! - kan ik nu wel gebruiken.

En nu ga ik mij echt waar verdiepen in de poëzie van Herman de Coninck, waarna ik een schoonheidsslaapje zal plegen om morgen wakker te worden met het talent om één van de grootste dichters van de eenentwintigste eeuw te kunnen worden.

VI

Verloren de strijd
om het drieste geloof in
een mooie avond

***

Honger en ijver
nemen beiden een strafschop;
mijn aandacht als doel

***

Ijver op de paal;
honger is een boterham
met veel hagelslag

Uitscheuren en bijhouden

Dergelijke mooie interviews lees je niet vaak in Humo, maar Josse De Pauw is, toegegeven, een bijzonder dankbare interviewee. Hoe die mens kan vertellen en hoe prachtig hij 'denkt' en vooral 'kijkt'. Mooier dan jij of ik. Intenser, geobsedeerder, passioneler.

Eerst zijn we op een terras in Parijs, maar niet zomaar natuurlijk. Die Josse De Pauw lijkt niets (en dus tegelijk alles, zeker?) zomaar te doen. Hij observeert vanop de mooiste plek de mooiste dingen en vertelt er dan verhaaltjes over. Wie zijn boek "Werk" gelezen heeft, kan dat enkel maar beamen.

We blijven in Parijs als De Pauw mij meeneemt naar Brussel en daarna naar Antwerpen. Waarom ik nog meer blij ben met dit interview, is omdat ook de interviewer, Mark Schaevers, moet opgemerkt hebben dat hij nog het best De Pauw zelf de lijnen van het verhaal kan laten uitzetten. De Pauw aan het stuur en Schaevers een dankbare notulist.

Ik wil heel graag ook het volledige oeuvre van Josse De Pauw ontdekken nu. Natuurlijk ben ik daar onvermijdelijk veel te laat mee en dat is doodzonde. Nog steeds ken ik geen bal van theater, ook al had ik me dit schooljaar voorgenomen om me er een beetje in onder te dompelen, en ik zou dus niet weten hoe ik zo'n stuk van Josse De Pauw zou moeten catalogiseren. Catalogiseren hoeft toch niet, hoor ik ergens roepen, maar jawel, vind ik: ik moet toch een context hebben om er iets van te begrijpen, zoals ik het ook moeilijk heb met jazz of met klassieke muziek omdat ik amper een context heb. Alsof een mens naar Limp Bizkit luistert, niet weet dat er andere (en betere) gitaarmuziek bestaat en dus maar bij Limp Bizkit blijft plakken. Zo kan ik het toch niet maken om naar een stuk van Josse De Pauw te gaan kijken, er buiten te komen, weinig te voelen en het onmiddellijk te vergeten?

Het mooist aan dit interview vind ik misschien trouwens (die beschreven roadtrip vanuit Parijs even buiten beschouwing gelaten) het feit dat uit alles blijkt dat Josse De Pauw geweldig vrede heeft met wie en wat hij is en met zijn underground-status, want kom, die heeft hij toch onherroepelijk. Dat hij met "Werk" eventjes echt op het voorplan kwam, lijkt iedereen vergeten, en gelukkig maar hoor je De Pauw bijna denken, maar hij heeft geen enkele drang zo'n woorden ook uit te spreken. Wat hem uiteraard nog mooier en waardiger maakt.

Ergens in het interview heeft hij het wel op een eerder schampere toon over een "Woestijnvisgehalte", - het soort gehalte dat duidelijk niet aan hem besteed is - maar hij lijkt op geen enkel moment de noodzaak te voelen daar ook echt diep op in te gaan. Geen frustratie over 1,5 miljoen kijk versus zijn bescheiden bekendheid binnen een niche, geen frustratie over wat in sé vrij populistisch en snel scoren is tegenover zijn aangehouden integriteit, al meer dan dertig jaar lang. Deze man doet zo verdomd graag wat hij doet dat elke 'concurrentie' hem gewoon niet erg deert.

Ja, ik ben blij met dit interview, met wat het met mij doet en waarheen het mij voert - hoe veel 'goesting ' ik ervan krijg. De juiste plaatsen in Antwerpen, de brede straten van Parijs, de voor het oppervlakkige oog verborgen schoonheid van een grijze Brusselse gemeente, theatervoorstellingen natuurlijk ook en zomaar bankjes in het ijle om je ogen de kost te geven.

Uitscheuren en bijhouden dus.

vrijdag 8 januari 2010

Zes minuten

Vandaag kan ik geen gedichtje plgen, want ik heb haast. Daarom schrijf ik oook met zo veel fouiten. ik heb gewoon geen tijd om ze te verbeteren.

Waarom ik dan toch blog, nu zo? Geen idee eigenlijk, gewoon om aan te tonen dat als je snel typt je echt niet zonder fouten kan schrijven. Behalve dan de vorige zin blijkbaar?

Maar hey, er is toch iets onderwerpsgerelateerd aan deze post. hebt u het filpje van Michel Daerden gisteren in de Kamer gezien? Die man moest in zijn functie als minister van Pensieoenen antwoorden op een vraag van Geert lambert. En wat dus gerelateerd is: die man leekk zzeën van tijd te hebben. Ik overdrijf iet, sla het er maar op na. Die man zei in zes minutes wat een ander in één minuut hadkunnen zeggen. Echt waar.

Als die man alles zes jeer trager doet dan een ander dan wekrt hij 32 uur in een dag. Of nee 48. Als die man alles zes keer trager doet dan, bijvoorbeeld, ik, dan kan die man het nu al wel vergeten om vooor zijn examens te slagen. ik mag mez elf ook wel een beetje haasten als ik het zelf wel nog wil halen.

Daarom nog eens: soory voor de schrijffouten, maar ik heb haast. Ik moet gaan studeren.

donderdag 7 januari 2010

V

Haar uurwerk zegt 20:54, haar laptop 20:57

Ze zapt op een driftige draf naar één want
op één wil ze twee televisieshows zien
de eerste van negen tot iets voor tien
de tweede van tien tot ze indommeld.

Ze is 53, in ziekenverlof en
ze mag het er van de dokter van nemen
ja, van Nele krijgt ze vrij spel, zegt ze
en de boodschappen, wel, die brengt Daniëlle.

Mijn uurwerk geeft 21:09
ik draag haar al lang en ze spreekt me nooit tegen
ik ken haar zo goed dat ik glimlachen moet
ze zat nog maar pas of ze viel al in slaap.

't Is twintig na negen als haar ogen weer open
gaan gapend naar een onplezierige plot
de rechter veroordeelt de dealer voor feiten
en zij heeft geoordeeld luidop te gaan snurken.

Die film op Canvas wilde ze ook nog zien
maar dat is mislukt en het is nog geen tien.

Vraagtekens zijn uitgevonden voor mensen die het niet weten

Hipsters. Dat woordje, die connotaties. New York. Parijs. Berlijn.

Wat zijn dat, hipsters? Hoe gedragen ze zich? Wie is er één en wie niet? Het lijkt een totaal onafgebakend iets.

Trashy. Edgy. Erover. Erop. Erop en erover. Of juist helemaal niet?
Ongecompliceerd en onbeschaamd homo? Of net heel gewoontjes en heel beslist hetero? Veel geëxperimenteerd, nog steeds experimenterend of zijn ze er nu voor zichzelf wel uit?
Retro. Extravagant. Héél, héél gewoon. Integer. Arty. Nooit farty! Altijd progressief. Gewoon arrogant of gespeeld verlegen?

Voor Obama. Tegen Bush. Of toch iets meer nuance?

Vraagtekens zijn uitgevonden om uitdrukking te geven aan nieuwsgierigheid, maar als ik mezelf aan een gokje mag wagen dan denk ik dat hip zijn op z'n New Yorks vandaag staat voor enigszins belezen overkomen terwijl je dat eigenlijk niet echt bent - dat dan ook in alle bescheidenheid - belangrijk! - toegeven; nuchter zijn en zeggen dat je finaal gekapt bent met drank en drugs en dat je je demonen nu op een positievere manier probeert te bezweren - positief zijn is héél belangrijk; zeggen dat je overal hipsters ziet lopen en dat je er niks meer van begrijpt - je integriteit en eenvoud bewijzen - dat besef is uiteraard ook maar met de jaren gekomen; iets te maken hebben met een mensen- of dierenrechtenorganisatie - heel betrókken zijn.

Wat nog meer? "Dat ik een rolmodel voor de jeugd word genoemd, vind ik een hele eer, maar het is zeker geen opzichzelfstaande ambitie van me. Ik wil de mensen vooral vrijlaten in wat ze doen en denken. Iedereen moet zijn eigen pad kunnen bewandelen. Dat heb ik me gerealiseerd nu mijn vriendin" - iedereen die van dichtbij of van ver met hipheid geassocieerd wordt, heeft natuurlijk altijd wel een vriend(in) - "zwanger is van ons eerste kindje."

Natuurlijk ook heel erg bezig zijn met dat (nakende eerste kindje en het) ouderschap. Heel veel respect hebben voor ouders in het algemeen - je moet het toch maar doen! Het woord 'respect' ook weer niet té veel in de mond nemen - voor je het weet heeft het geen betekenis meer! Je ouders en grootouders de hemel in prijzen voor wat zij gepresteerd hebben - niet zelden waren ze van heel eenvoudige komaf en hebben ze in hun jeugd amper kansen gekregen.

Of dat alles net helemaal niet?

woensdag 6 januari 2010

IV

Een 15 black en een hp deskjet 345c
de catchy relevanties om voort te kunnen
de irrelevantie uit de machine te rukken
te kunnen arceren en mind te fucken

Het is als hordenlopen, zo zinloos
besef je wanneer je de werkvloer betreedt
gediplomeerd in geschiedenis, voeten in het heden
van pampers en doorzendmails
een camper een zandkasteel

Met nietjes erin wordt het leven gemakkelijk
soelaas in de linkerbovenhoek
helaas slechts één letter in lettertjessoep
niet morsen vergt enige concentratie

Maar 't is maar een maretak, gespiest op een boom
maar 't is maar een droom tot de wekker gaat
maart is maar een maand en valt vroeg dit jaar

maandag 4 januari 2010

Grote V

Als de betekenis er dan echt van doordringt, begin ik plots te twijfelen. Ik ging schrijven: vriendschap is mooier dan liefde.

Vriendschap met de grote V had ik dan wel in gedachten. Het soort vriendschap die je toelaat elkaar lief te hebben zonder dat daar allerlei twijfels van moeten komen. Trouwens, liefde impliceert vriendschap dus is vriendschap veel 'toegankelijker'.

Maar dan zeg je natuurlijk ook meteen dat liefde 'exclusiever' en dus schaarser en waardevoller is. Dat maakt de liefde ook zo aantrekkelijk en spannend. Want 't is het schaarse goed dat men koesteren moet, om de Bond Zonder Naam te citeren.

Maar ik kies dus initieel voor vriendschap. Omdat liefde lijden is en naar alle moderne waarschijnlijkheid ook opgeven, ooit. Liefde is achterblijven met een kater, misselijk zijn van miserie. Natuurlijk is liefde ook delen en strelen, maar wie oh wie gelooft er nog in de oneindigheid daarvan? We defrienden Facebookvrienden, laten mailtjes onbeantwoord, laten mensen dagen wachten. En nog meer nachten.

Vriendschap met een grote V is eveneens delen, en mits een ietwat open geest ook wel eens strelen. Zo'n vriendschap draagt niet het juk van de onvermijdelijke cocon die liefde schept, de stress van de vlam die moet blijven branden. En als een vriendschap eindigt kan je misselijk zijn van miserie, maar die ene is er niet vandoor en er ligt doorgaans geen cocon aan diggelen.

Ik heb mensen gedefriended. Op Facebook, maar meer nog in het echte leven. Ik heb relaties beëindigd. Altijd al in het echt. Nu ben ik vaak alleen in vergelijking met andere periodes en ik verlang meer naar enkele Vrienden dan naar de cocon van de Liefde. Want de Liefde - met grote L dus wel - is zo schaars dat mijn handen beginnen te beven, bang als ik ben om ze te laten glippen. En bevende handen laten zich dubbel zo hard verbranden.

zondag 3 januari 2010

Mijn appelboom

Ik ben al een omfloerste emotionele exibitionist en nu wil ik ook nog eens mijn geluk met u delen. En allemaal op één dag, dat ook. God schiep de gekken en de gekken gingen hun gang. Dat is aangenomen dat ik eventjes gek ben op deze laatste vakantiedag.

Gek op die ene foto van dat ene meisje dat ik niet ken, dat kan soms al genoeg zijn. Hoe ze in de lens kijkt met die fonkelende ogen.. Alsof ze levenslust heeft voor nog vijfhonderd jaar, zo lijkt het. En gezond dat ze eruit ziet: als een helderrode appel. Alsof ze gezond is voor nog eens vijfhonderd jaar erbij. Heel aantrekkelijk gewoon.

Maar veel belangrijker nog: overmorgen komt dat andere meisje dat ik wel ken, en daar word ik pas echt vrolijk van, al zal ze voor mijn neus moeten staan voor ik dat geluk ook écht zal voelen. Dan zal ik geen appel zien, maar de appelboom waar ik zo graag onder zit. Ja, dat meisje is mijn appelboom die me beschut voor regen en wind..

Pathetischer wordt het niet meer, zegt u? Het feit dat ik dit toch (ge)post (heb) betekent wellicht dat ik het echte geluk toch al een beetje in mijn tenen kan voelen tintelen. En dat is ook zo. En in mijn buik. Als ik denk aan wat ze zal zeggen en de oorbellen die ze zal dragen. Aan de espresso die we samen gaan drinken en de snode plannen die we zullen smeden. Als ik denk aan wat in een andere context nooit zou kunnen maar bij haar vanzelfsprekend wordt.

Verkeerde straat

> Word ik later ook zoals jij en zovele anderen?
< Wat bedoel je, zoals ik en zovele anderen?
> Wel, zichtbaar ongelukkig en geketend aan een doorsnee leventje dat je toen je jong was zeker niet voor jezelf in gedachten had.

Ik heb alles zelf in de hand. Het hangt slechts af van mijn wil en inzet om ergens te geraken. En toch: ik ben bang. Misschien zelfs al paniekerig. Soms wil ik stoppen, wat stoppen ook mag inhouden. Stoppen klinkt als de remedie voor deze kwestie. Euthanasie om te overleven.

Om zes uur 's ochtends word ik er van wakker, dat is nooit eerder gebeurd. Misschien word ik er niet van wakker, maar het is wel het eerste waar ik aan denk. Gejaagd denk ik na over welke richting mijn leven dan wél uit moet gaan. Ik heb ideetjes, maar zal ik ze ook in de praktijk kunnen omzetten?

Ik vraag me af hoe ik moet bewegen en waarheen. Of ik nog kan bewegen. Het is maar een idee, maar ik sta stil. Verlammingsverschijnselen.

> Hoe voelt het om 's ochtends op te staan in een leeg huis en te ontbijten aan een tafel waar de kruimels van een hele week nog opliggen? Hoe voelt het om de boeken op die tafel aan de kant te moeten schuiven om er in de plaats het oud brood en het restje confituur op te kunnen zetten?

Dit zijn het soort vragen die je aan niemand stelt maar aan zovele mensen zou kunnen stellen. Vijftig zijn ze, soms maar vijfendertig en het is allemaal veel sneller gegaan dan ze het voor mogelijk hadden gehouden.

< Tot voor een paar jaar was ik gelukkig en leek ik mijn schaapjes op het droge te hebben. Beginnersgeluk besef ik nu, want waar het voor mij is misgegaan.. Ik moet een verkeerde straat zijn ingereden, zo'n straat die doodloopt en waarin je niet gedraaid raakt.

Ik heb niet het gevoel dat ze gewoon een verkeerde straat zijn ingereden, het lijkt er eerder op dat ze een garage zijn binnengereden die zich hermetisch gesloten heeft op het moment dat ze uit hun auto wilden stappen.

En gesloten garages zijn stekedonker. Geen hond die daar ooit komt zoeken.

zaterdag 2 januari 2010

Weg uit het lijkenhuis

In het lijkenhuis is er niets te eten. Er zijn geen mensen, of toch wel, maar ze liggen boven, comateus op palliatieve zorgen. Het huis maakt dood, de tuin maakt dood, de buren maken dood, ik moet er weg.

Ik ga er weg, ik voel me doods. Ik snak naar het leven, het leven dat maar vijftien minuten bij me vandaan is. Waarom er dan niet heengaan? Het is de beste remdie tegen de vijand, denk ik bij mezelf.

Mijn plannen ten uitvoer brengen, dat had ik me voorgenomen. Palliatieven hebben verzorging nodig, maar dit is anders. Dit zijn palliatieven die best hun plan nog kunnen trekken. Zij hebben mij niet nodig om aan hun dingetjes te raken, dat hebben ze meermaals bewezen. Ik zou zelfs zeggen dat ik het hen bemoeilijk om aan hun dingetjes te geraken.

Nooit een opleiding tot verpleger gevolgd overigens. Zou ook niks voor mij zijn, zo'n opleiding. Dat merk ik wanneer ik hen meermaals per dag opzoek en me aan hun bedden geen houding weet. Ik denk veel aan mezelf, ik, en als je onder de bijna-doden bent kan je je dat niet permitteren. Dan blijf je beter op de achtergrond van het weinig opbeurende tafereel. In stilte en met respect voor grijze haren die er in deze werkelijkheid niet eens zijn. Wat het er allemaal niet gemakkelijker op maakt. Grijze haren die er niet zijn kunnen op termijn behoorlijk gaan irriteren.

Nu, ik heb dus de vijand geroken en ik heb hem as we speak in het lijkenhuis achtergelaten. In de nabije toekomst vereer ik de palliatieven nog wel eens met een bezoekje; mijn comateuze verwanten daar in het lijkenhuis. Het hoeft zelfs niet in de nabije toekomst te gebeuren, want ik heb de indruk dat ze daar nog rustig vijftig jaar kunnen blijven liggen, op hun afdeling, zonder ook maar in de buurt van de échte dood te komen. Nog maar eens eventjes aan mezelf denken, moet ik nu dan ook. Aan mezelf en aan alles wat ik wél wil. Het lijkenhuis achterlaten hoort daar als vanzelfsprekend bij. Want wat doe je beter dan de dood de rug toekeren als je nog even ten volle wil léven?

vrijdag 1 januari 2010

Mijn nieuwjaarsbrief (met de klemtoon op de tweede lettergreep, zoals Martine Tanghe het altijd zo flink komt te zeggen)


Neemt pen en papier en noteert. Twee nieuwe begrippen doen hier vandaag hun intrede. Ik presenteer u: de vijand en de remedie.

De vijand is all around you. Hij huist in het Sportpaleis waar hij zich middels duizenden stembanden en evenveel handjes aan Natalia en/of Milk Inc. en dergelijke laaft, en hij waart rond in de hoofdjes waar hij materiële belangen voor ecologische of welzijnsbelangen sorteert. De vijand heeft één centrale karaktertrek: zijn tekort aan kritische zin.

De remedie is van een ander allooi en iedereen hanteert haar op geheel eigen wijze. Ze is een psychisch instrument en vormt niet zelden het antwoord op de vragen "Wat wil ik en wat wil ik vooral niet?" De remedie is een belangrijk hulpmiddel in de ontwikkeling van de persoonlijkheid en leert u weerbaar te zijn tegen wijdverspreid groepsdenken en dapper genoeg te zijn uw eigen wil te volgen en uw eigen mening te uiten.

Persoonlijk hanteer ik deze begrippen zeer geregeld in de praktijk en ik kan met enige trots zeggen dat ik met het verstrijken van de tijd steeds betere resulaten kan voorleggen. Neem gisterenavond, geen avond als een andere, wat sommigen er ook over mogen beweren. Ik wist niet wat ik wilde, maar ik wist op een gegeven moment heel goed wat ik absoluut niét wilde. De vijand bonsde met andere woorden op de deur van mijn ziel maar gewapend met de remedie als ik was, hield ik het slot stevig op de grendel.

Ik concretiseer: ik verkoos nog voor middernacht mijn bed boven de viering en sommigen zullen die keuze ongetwijfeld als een door negatieve gedachten geïnspireerde vlucht beschouwen, maar ik ga niet akkoord en wel om volgende redenen. Ik hád wel feest willen vieren maar dan op mijn manier en welke die manier had kunnen zijn, daar was ik andermaal niet achtergekomen. Nu, daar had ik dit jaar al een tijdje vrede mee en ik had me voorgenomen me te laten leiden door wat anderen me zouden voorschotelen. Dat daar vroeg of laat een schotel bij zou zijn die me wat minder aanstond, daar was ik pragmatischerwijze op voorzien.

En zo kwam het dat ik nog voor middernacht in bed lag met de eindejaarsvraagjes van Humo en "Topless Is More" van De Portables in de cd-speler. Ik voelde meteen dat het oké was zo, dat ik het vuurwerk wel eens kon overslaan en ik realiseerde me dat mijn vijand het had afgelegd tegen mijn remedie.

Die gedachte maakte me gelukkig, ik had "de éénendertigste" op een moedige manier het hoofd geboden, vond ik, en kon tevreden in slaap vallen zonder enige spijt of rancune. Mijn remedie had het andermaal gehaald van mijn vijandsbeeld en voor de nabije toekomst was deze strijd op deze symbolische datum een uitstekende 'herstart'. Ik zal me deze datum en de daarmee gepaard gaande gebeurtenis immers nog lang herinneren omwille van haar symboliek en ik zal me dan telkens kunnen bedenken dat ik het nieuwe jaar begonnen ben met een gewonnen strijd.

Bij deze zend ik ook u mijn weste bensen en spreek ik het verlangen uit dit jaar weer iets regelmatiger mijn gedachten te ordenen via dit blog. Moge u hetzelde van plan zijn.

En laat ons er dan nu maar het zwijgen toe doen over die hele jaarwende.