dinsdag 29 mei 2018

Over mijn relatie met Rihanna

Ik heb dit verhaal waarschijnlijk weleens eerder verteld, maar toen ik ‘Unfaithful’ daarnet door de supermarkt hoorde schallen, werd ik er weer eens aan herinnerd. Dat Riri echt een liedje heeft laten schrijven over onze relatie, ik blijf het een beetje gek vinden. Ik had nooit kunnen vermoeden dat ik zó belangrijk voor haar ben geweest.
Voor de mensen die eventjes niet goed kunnen volgen: tussen 2005 en 2007 had ik een relatie met de bekende popster Rihanna. Ik had Riri leren kennen toen ik haar, voorafgaand aan haar eerste show in België, kon interviewen voor muziekmagazine goddeau.com (ondertussen enola.be). Het was september 2005 en Riri was net in Brussel geland voor haar eerste Europese tournee. Met Goddeau waren wij altijd op alle muzikale hypes vooruit en de redactie had mij afgevaardigd om de jonge, opkomende ster (“de Beyoncé van de Lidl”, schamperde iemand tijdens de redactievergadering), om Rihanna dus als eerste in België te interviewen.
Ik ontmoette een toen in Europa nog volstrekt onbekende Rihanna in een klein cafétje in Brussel (ja, in die tijd kon je dus nog gewoon met Riri op café, zonder te worden belaagd door honderden gillende fans - kan je je dat zelfs maar een klein beetje voorstellen?) Ik ontmoette Rihanna in een cafeetje en sprak met haar over haar eerste keer in Europa, haar carrière die heel langzaam van de grond begon te komen (ze had met ‘Pon The Replay’ net een eerste heel bescheiden radiohit te pakken), haar leventje op Barbados, haar jeugd, enzovoort. Rihanna was nog heel verlegen in die tijd, ze was nog helemaal niet die megalomane ster die het showbizzwereldje in de jaren daarop van haar heeft gemaakt. Riri was heel verlegen en behoorlijk onder de indruk van wat er haar overkwam (op tournee in Europa! Een interview met een jonge, aantrekkelijke journalist,..). Over België wist ze helemaal niks, maar wie was ik om daarmee te lachen? Wat wist ik tenslotte over Barbados, dat reuzachtige land ten noorden van de Noordpool waar het altijd nacht is en waar Rihanna is opgegroeid? Inderdaad, ook niet veel.
Goed, mijn babbel met Rihanna was veel boeiender dan ik vooraf had kunnen denken en - ik weet niet meer wie daartoe het initiatief nam - we wisselden telefoonnummers uit. Riri vloog de dag erop naar Parijs om daar op te treden in een zaaltje met een capaciteit van nog geen 100 personen, maar ze wilde graag een Brusselse wafel eten dus nam ik haar na ons gesprek nog gauw mee naar een wafelkraam.
De weken daarop trok Riri door Europa en bijna elke dag stuurde ze me een sms over waar ze was, hoe haar show was geweest, in wat voor hotel ze overnachtte (vaak smoezelige hostels, zonder veel comfort) en weet ik veel wat nog allemaal. Ik geloof dat ze zich emotioneel aan mij had gehecht omdat ik de eerste Europese journalist was geweest die belangstelling voor haar muziek had getoond. Aan het eind van haar tour (haar laatste optreden gaf ze in een kleine club in Ljubljana voor nog geen 50 mensen), belde ze me op en ze zei dat ze me graag wilde terugzien voor ze opnieuw naar Barbados vertrok. Ze kon niet voorspellen of ze nog ooit naar Europa zou terugkeren (haar tournee had niet meteen een grote doorbraak bewerkstelligd), maar ze wilde me graag nog eens bedanken voor de fijne ontvangst die ik haar op het Europese vasteland had bezorgd.
Ik zag Riri terug in Brussel en - het verwondert me nog steeds als ik eraan terugdenk - ik voelde terstond een vonk van liefde overspringen tussen haar en mij. Toen ik haar op me af zag komen lopen op de Grote Markt stelde ik met een krop in mijn keel vast dat ik haar ontzettend had gemist sinds onze eerste ontmoeting, twee weken eerder. Riri nam me de woorden uit de mond toen ze me om de nek vloog en “Alex, I’ve missed you so much” in mijn oor fluisterde. Van haar verlegenheid die me bij onze eerste ontmoeting zo was opgevallen, was nog nauwelijks iets te merken.
Riri en ik beleefden in Brussel een nacht die je normaal alleen in films ziet, maar ‘s anderendaags had ze haar vooraf geboekte vlucht terug naar Barbados. We zworen op de luchthaven dat we contact zouden houden via MSN en er werd zelfs geopperd dat ik haar in Barbados zou komen opzoeken (wat ik in de jaren daarop ook een keer of tien heb gedaan, nadat onze gevoelens voor elkaar in een ‘relatie’ waren ontaard).
Gedurende bijna twee jaar chatten Riri en ik dagelijks op MSN, als we elkaar al niet telefoneerden (maar dat was duur). Op mijn mp3-speler luisterde ik naar alle liedjes die ze tot dan toe had opgenomen, want zo kreeg ik het gevoel dat ze iets dichter bij me was. Riri had al die tijd geen nieuwe tournee in Europa gepland, maar langzaamaan begon ze wel wat bekendheid te krijgen in de Verenigde Staten.
En toen, ik zal het nooit vergeten, in de zomer van 2007, veranderde alles.
Mijn moeder belde me op, het was een zaterdag, ergens vroeg in de voormiddag. “Je vriendin is op de radio! Leuk nieuw liedje, zeg!” Ongelovig zette ik mijn radio aan en ik hoorde onmiskenbaar ‘Umbrella’ door de boxen knallen. Het was, bij mijn weten, de eerste keer dat Riri op een Belgische zender (in dit geval Radio Donna) gedraaid werd en zelf kende ik ‘Umbrella’ al lang vanwege de demo die Riri me van het nummer had doorgestuurd, maar ik wist niet dat ze het nummer ook al in de studio had opgenomen. Ik sms’te haar over het nieuws, maar kreeg urenlang geen antwoord. Wat zoekwerk op internet leerde me tot mijn stijgende verbazing dat ‘Umbrella’ zich in no time als een golf over radiostations in de hele wereld aan ‘t verspreiden was. Riri werd door muziekblogs als Pitchfork en Stereogum naast de nieuwe Beyoncé ook de Stem van een Generatie genoemd. Het was toen, op dat moment, dat ik heel duidelijk besefte dat ik haar voor altijd kwijt was.
Riri was van de ene op de andere dag een superster geworden en ze genoot met volle teugen van de aandacht. Ze had nu een ‘entourage’ die haar ‘zaakjes’ regelde en haar agenda stond plots bomvol ‘verplichtingen’. Vanzelfsprekend bleef er nauwelijks nog tijd over voor een rustig telefoongesprek met mij - haar lief aan de andere kant van de wereld.
In de maanden daarop probeerden we het nog wel, maar het lukte nog maar zelden om haar langer dan tien minuten aan de lijn te krijgen. Dan zat ze in Los Angeles of Tokio om een nieuwe clip te promoten of op te nemen en vroeg ze me om af te komen “want het is hier zó fijn en iedereen is zó lief”, maar waar ze op die momenten niet bij leek stil te staan, was dat ik hier in België ook een leven had en niet zomaar eender wanneer weg kon. Ik zat in mijn laatste jaar journalistiek en opeenvolgende groepswerken lieten het niet toe dat ik zomaar eventjes snel op en af ging naar Seoul of Rio de Janeiro.
Langzaam maar zeker verloor ik Riri aan de muziekbusiness. Vreemd genoeg voelde ik me daarbij evenzeer opgelucht als triest. Ik was er namelijk al enige tijd achtergekomen dat een langeafstandsrelatie helemaal niets voor mij was. Riri had nu het leven waarvoor ze zo hard had gewerkt en ik gunde het haar voor de volle 100%. Ik van mijn kant was bijna afgestudeerd als journalist en vast van plan om potten te breken in het Europese medialandschap.
Het moet 2009 zijn geweest toen ik Siska Schoeters op Studio Brussel ‘de nieuwe Rihanna’ hoorde aankondigen. Stubru had blijkbaar de eer om als eerste radiostation in België het nummer te draaien, want Siska brabbelde iets van “in première”.. Ik lette eigenlijk niet erg op, iets dat ik nooit doe wanneer ik naar Studio Brussel luister.
De melancholieke piano-intro van ‘Unfaithful’ kringelde mijn keuken in en ik wist meteen dat dit lied over mij ging. Vraag me niet hoe ik het wist, maar ik wist het. Ik kende Riri genoeg om te weten dat ze me niet vergeten was, dat ze me nooit vergeten zou en dat ze me dat gerust met een groot, alles overkoepelend gebaar zou willen duidelijk maken. Toch was ik enorm verbaasd toen ik de lyrics van ‘Unfaithful’ hoorde:
‘Story of my life / searching for the right / but it keeps avoiding me / sorrow in my soul / ‘cause it seems that wrong / really loves my company / he’s more than a man / and this is more than love / the reason why the sky is blue’... Ik wist natuurlijk dat Rihanna en ik niet eeuwig zouden samen blijven of dat we zelfs maar samen zouden gaan wonen, ooit - dat soort relatie hadden we gewoon niet - maar ik was oprecht verbaasd over ‘he’s more than a man / and this is more than love / the reason why the sky is blue’. Ze had onze relatie op een bepaalde manier dan blijkbaar toch wel heel erg serieus genomen, ook al leefden we twee totaal verschillende levens, op duizenden kilometers van elkaar.
Terwijl ik me die bedenking maakte, besefte ik dat het refrein nog wel wat meer in petto zou hebben.
‘And I know that he knows I’m unfaitful / and it kills him inside / to know that I am happy with some other guy’.
Goh.. Wat verwoordde ze dat vreemd. En ik kwam er zo zielig uit. Natúúrlijk wist ik dat ze met andere mannen omging eens ze succes kreeg. Daar had ik me al gauw bij neergelegd. Ik hield van Riri, maar om nu te zeggen ‘she’s more than a woman, and this more than love’ - nee, zover zou ik nooit gegaan zijn. Daarom maakte de lyrics van het refrein een bijna lachwekkende indruk op mij. It killed me inside? Serieus?? Riri had er voor het sentiment een serieus schepje bovenop gedaan, om een understatement te gebruiken. En hadden zij en ik überhaupt ernstig de tijd genomen om een einde te maken aan onze relatie? Het was veeleer organisch gelopen. Dus, ‘it killed me inside’? Ik had nooit of te nimmer iets dergelijks tegen haar gezegd. Omdat het ook niet zo wás.
Maar ach, ik heb er nooit zwaar mee ingezeten, met dat nummer of met die tekst. In de eerste maanden na de release van de single spraken vrienden me er weleens over aan. Hoe het voelde om het onderwerp te zijn van een van de meest op YouTube afgespeelde nummers óóit. En of ik echt zo zwaar onder haar bedrog geleden had? Maar iedereen in mijn omgeving wist natuurlijk dat ik zelf ook weleens een scheve schaats had gereden tijdens mijn affaire met Riri. Zij en ik hadden het, mede vanwege de afstand, immers altijd op een open relatie gehouden en zelfs polyamorie was voor ons geen taboe. Dus als ze het dan in ‘Unfaithful’ over zo’n dramatische boeg gooide, moet dat vast iets met haar toenmalige imago van de bad bitch, of weet ik veel, te maken hebben gehad.
Zoals ik al zei, - en ik heb dit verhaal misschien echt al eens eerder verteld, maar ik kan het me niet herinneren - soms hoor ik ‘Unfaithful’ nog weleens ergens voorbij waaien (meestal wanneer ik in een supermarkt ben) en ik word daar zeker nooit droevig van. Maar de manier waarop Riri overdrijft in dat refrein, de manier waarop ze mij eigenlijk zelfs een beetje te kijk zet, dat zal ik, vrees ik, nooit echt helemaal begrijpen

maandag 28 mei 2018

Is werken verplicht?

Moet werken echt? Ik twijfel er niet alleen aan in die zin dat ik denk dat veel jobs in feite min of meer overbodig zijn, ik stel de vraag ook voor mezelf. Misschien kan ik mijn vraag beter herformuleren: ‘Wil ik eigenlijk (nog) wel werken?’
Nu ik opnieuw concreet naar werk (of een stage) op zoek ben, ondervind ik dat er nauwelijks vacatures zijn die mij echt aanspreken. Al die communicatiejobs, bijvoorbeeld. Persberichten schrijven, campagnes opzetten, sociale media onderhouden, het komt mij allemaal voor als oppervlakkig en saai. Het zal wel aan mij liggen.
Een mens is min of meer verplicht om te werken. Heb ik dat juist of niet? Of kan ik er op een legitieme manier voor kiezen om niet te werken en mijn dagen te vullen met weet ik veel waar ik zin in heb, misschien met vrijwilligerswerk nu en dan? Ik zeg er meteen bij dat ik niet van de maatschappij verwacht dat ze me voor niet-werken veel geld toestopt. Ik heb momenteel 850 euro per maand en voorlopig heb ik daarmee genoeg. Geen lening, geen kinderen, geen auto of weet ik veel. Geen ‘normaal’ leven, zou je bijna kunnen zeggen. Het soort leven waarnaar een 31-jarige werkloze zich te schikken heeft (voor de een al gemakkelijker dan voor de ander; ik heb er zelf totaal geen moeite mee). Want zie je mij al met een lening (ik zou die niet eens krijgen, geen bank zou mij die geven)? Of zie je mij al met een kind (véél te duur)?
Nee, werken, ik weet het niet. Ik weet zelfs niet of ik het ooit heb gewild. Het enige dat ik weet is dat ik altijd heb gedacht dat het móést, dat het niet anders kon. En ik zag er niet tegen op (ik zie er nog steeds niet noodzakelijk tegen op), maar eens ik tot de conclusie kwam dat het (voor mij alleszins) niet zo makkelijk was om aan een job te komen, ging ik me af en toe weleens afvragen of ik er eigenlijk nog wel zin in had. De journalistiek viel af, helaas. Ik had begrepen dat de plaatsen duur waren (er werd volop ‘bezuinigd’), en ik had begrepen dat er freelance zou moeten worden gewerkt, maar daar wilde ik niet aan beginnen. Niettemin blijft de gedachte dat ik journalist zou zijn me tot op de dag van vandaag prikkelen. Ik stel graag (vervelende) vragen en ik schrijf graag artikels. Het is wat ik graag doe. Maar de journalistiek - blijkbaar niet dus.
Communicatiemedewerker dan maar? Eerst nog wel, intussen veel minder. Ik maakte recent uiterst korte passages bij Vluchtelingenwerk Vlaanderen en de Koning Boudewijnstichting en met name bij Vluchtelingenwerk Vlaanderen merkte ik dat die hele communicatie me niks kon boeien. Dat getweet, dat gefacebook, het interesseert me geen zak. Die kantooromgeving ook. Zo inwisselbaar allemaal, zo niks-bevredigend. Ik voelde dat ik daar zou doodgaan. En bovendien: zitten is het nieuwe roken.
Gisteren was ik met mijn trajectbegeleider bij de Bond Beter Leefmilieu. Die hadden een stage van één maand (één maand) op hun communicatiedienst in de aanbieding en zagen in mij wel een geschikte stagiair. Ik zou één maand (één maand) halftijds (halftijds) kunnen meedraaien in hun communicatieteam. Drie dagen per week, oftewel een dag of twaalf in totaal (twaalf dagen in totaal). Waarvan akte. Maar zeg mij, wat ben ik met twaalf dagen op de communicatiedienst van de Bond Beter Leefmilieu? Is dat iets om toe te voegen aan mijn cv? Nee, toch? Voor ik goed en wel begonnen ben, is het alweer gedaan, en een kans op verlenging zat er niet in, dat werd ons meteen duidelijk gemaakt.
Dus, ik herhaal: werken, moet het echt? De arbeidsmarkt draait ook door zonder mij, ze bewijst dat intussen al jaren. Ik zie mezelf niet (meer) in de communicatie. Ik denk de laatste tijd dat ik het misschien leuk zou vinden om in een winkel te werken. Geen supermarkt, maar een kleine winkel. Een kleine boekhandel ofzo. Een stripwinkel, weet ik veel. Ik heb geen enkele ervaring daarmee, maar misschien zou ik het leuk vinden. Je zit alleszins niet de hele dag voor een computerscherm, je komt in contact met mensen, je maakt eventueel een praatje met hen, je voert bestellingen uit, misschien ruim je de winkel op aan het eind van de dag. Misschien moet ik dat eens proberen. Maar waar te beginnen? Dat weet ik dan ook weer niet. Ik ga niet mijn eigen winkel openen, dat alleszins niet, ik ben totaal niet ondernemend aangelegd. Ik zou halftijds kunnen werken, voor duizend euro per maand ofzo. En die andere helft van de tijd zou ik gebruiken om te schrijven en te lezen. Zoiets.
Maar mijn vraag was dus of werken verplicht is. Kan iemand mij dat zeggen? Ik weet dat ik op de ziekenkas kan, als ik hard genoeg mijn best doe. Maar dat is natuurlijk pas Plan Z. Ik ben met mijn epilepsie en mijn leerstoornis waarschijnlijk wel ziek genoeg in de ogen van ‘het systeem’. De ziekenkas zou moeten kunnen worden geregeld. Maar daar gaat mijn voorkeur niet naar uit. Ik voel me niet bijzonder ziek.
Overigens oordeelde de mevrouw met wie ik op de Bond Beter Leefmilieu sprak dat de job van communicatiemedewerker niet evident zou zijn voor mij. Omdat ik niet snel van begrip ben als het gaat over nieuwe dingen oppikken of praktische instructies begrijpen, zou er veel tijd kruipen in mijn begeleiding - tijd die er eigenlijk niet is (bij de Bond Beter Leefmilieu of bij bijna eender welke andere organisatie - overal ‘verzuipen mensen in het werk’, (dat zeggen ze zelf), en om er dan ook nog eens een stagiair (met een beperking) bij te nemen..).
Voor welke job ik dan wel geschikt was, kon de mevrouw mij niet dadelijk zeggen (ze kende mij niet en ik vroeg haar er ook niet naar (te pijnlijk)). Het was trouwens een hele vriendelijke mevrouw die echt wel kansen wilde geven aan een persoon met een handicap. Volgende donderdag laat ze me weten of ik bij haar op stage mag komen, twaalf dagen in juni.
(Overigens beviel het me enorm dat de mevrouw zei dat ons leefmilieu naar de kloten is. Ze zei het natuurlijk niet met die woorden, maar daar kwam het écht wel op neer.)

zaterdag 26 mei 2018

'Friends'

Ik stel me zoveel vragen, over zoveel verschillende dingen. Ik sta er soms zelf van te kijken.
Neem nu het volgende. Hoe kan het dat de zes hoofdpersonages uit ‘Friends’ zo extreem close zijn? Die mensen hebben toch helemaal niet zoveel met elkaar gemeen? Dat sommige van hen onderling bevriend zouden zijn en regelmatig afspreken, oké, maar zoals ze, met z’n zessen, uren per dag samen doorbrengen en constant elkaars deur platlopen, dat is toch niet normaal?
Vooral de rol van Phoebe vind ik raar. Zij zit zodanig in haar eigen gekke wereldje dat het me totaal onwaarschijnlijk lijkt dat ze in het echt bevriend zou zijn met de saaie huismus Monica. Ik zie al evenmin een connectie tussen Phoebe en Rachel. Phoebe is eerder het one of the guys-type, maar zelfs dan nog. Ook met Chandler, Joey of Ross zie ik niet meteen een link. Een échte Phoebe zou zich niet beperken tot zo’n klein vriendengroepje. Een echte Phoebe zou dat oersaai vinden en constant op reis gaan, ofzo.
De vriendschap tussen Joey en Chandler begrijp ik wel. Zij zijn zo verschillend dat ze weer bij elkaar passen. Joey is de vrolijke, vlotte versierder slash leegloper, terwijl Chandler een man vol complexen is die zich probeert te redden door voortdurend de flauwe plezante uit te hangen. Joey vormt voor Chandler geen enkele bedreiging en ook omgekeerd is daarvan geen sprake.
Tussen Rachel en Monica bestaat er een gelijkaardige dynamiek. Net als Chandler en Joey wonen zij samen en Rachel is net als Joey een halve kluns, terwijl Monica net als Chandler de zaken toch een beetje op orde wil hebben. Maar of een Rachel en een Monica ook echt samen zouden kunnen wonen, zoals ze nu doen? Ik heb er mijn twijfels bij. Monica moet alleszins vaak op haar tanden bijten.
Ross is als broer van Monica vanzelfsprekend lid van de bende, maar in het echt zou een Ross, volgens mij, naar ‘interessantere’ vrienden op zoek gaan. Ross is een gevoelige jongen die me toch iets meer de diepte lijkt te willen opzoeken, iets dat hij in ‘Friends’ totaal niet doet.
In de categorie ‘makkelijk vertier’ vind ik ‘Friends’ bijzonder leuk. Dat ik dol ben op Rachel (Jennifer Aniston) helpt daarbij ook wel. Ik kan niet precies benoemen wat het is met Rachel maar ik vind haar sowieso enorm aantrekkelijk. Ze lijkt me zéér oninteressant, maar ze ziet er goed uit, is doorgaans opgewekt en misschien is het wel net dat oninteressante, dat nogal inhoudsloze trutterige, dat haar nog wat aantrekkelijker maakt. Alsof het niet altijd nodig is dat een vrouw interessant moet zijn om aantrekkelijk te zijn. Met een banale shopaholic als Rachel zou ik me precies ook wel kunnen amuseren. Bovendien kleedt ze zich leuk.
Monica (Courtney Cox) is een nog mooiere vrouw, maar er zit welgeteld 0% ‘speelsheid’ in haar persoonlijkheid, wat haar vreselijk saai en helaas ook onaantrekkelijk maakt. Hoewel ze 26 schijnt te zijn, ziet ze eruit alsof ze 36 is en gedraagt ze zich als iemand van 46. Doodsaai dus. Je eigen moeder is er niks tegen. Ze is een controlefreak die gek wordt als de dingen niet lopen zoals zij het wil. Dat de vrienden altijd in haar appartement rondhangen, helpt daarbij niet echt. Monica kan enkel maar met Joey, Chandler of Phoebe bevriend zijn dankzij haar broer Ross. Ross is als melancholische sympathiekeling een brugfiguur tussen alles en iedereen.
‘Friends’, ja, ik kan er uren naar kijken. Omwille van Rachel, maar ook vanwege de hele groepsdynamiek en de manier waarop deze mensen samen een geloofwaardige vrolijkheid uitstralen. Er zit niemand tussen die mij irriteert en op Monica na vind ik ze allemaal grappig. Zelf zou ik van dit gezelschap helaas onmogelijk deel kunnen uitmaken. Ze brengen veel te veel tijd samen door en persoonlijk ben ik al eens graag alleen. Bovendien zouden ze me al snel gaan vervelen. Maar met Rachel zou ik zeker koffie willen gaan drinken.
Misschien jaag ik er maar meteen het eerste seizoen van die andere jaren 90-sitcom ‘Seinfeld’ nog eens door. Vind ik ook zo enorm fijn. Kramer! (Kramer!) George Castanza! En de immer beminnelijke Elaine natuurlijk. Elaine is veel slimmer dan de meisjes uit ‘Friends’. Elaine is echt een toppertje.
En de jaren 90, die waren ook zo vreselijk top. Geen gsm’s in deze sitcoms, en computers al evenmin. Het leek de wereld nog voor de wind te gaan, mensen hadden nog hoop en fun. Als je een serie als ‘Girls’ bekijkt (die zich in dit decennium afspeelt), zie je al een heel andere wereld, met heel andere mensen. Sneller, gestresseerder en zeker niet leuker. Allez, de wereld in ‘Girls’ is niet leuk, maar de serie op zich wel. Veel ‘slimmer’ en ‘rijker’ dan ‘Friends’. Maar doe mij soms toch maar 1995 boven 2015. Misschien niet op alle vlakken, maar die rust, die rust. Verlangen we er allemaal niet af en toe naar terug?
Ik heb de indruk van wel, als ik weer eens de term ‘digital detox’ zie opduiken..

vrijdag 25 mei 2018

Buur with benefits

Deze morgen maakte ik kennis met een jongeman (mijn leeftijd of iets jonger) die bij mij in de residentie op dezelfde verdieping woont. Ik kon me niet herinneren hem ooit eerder te hebben gezien. Ik kwam mijn kamer uit, toen hij voorbij liep. Hij sprak me aan over een voorval van gisterenavond waarbij een andere man op onze gang bij iedereen had aangeklopt met de vraag of we misschien ergens zijn sleutelbos hadden zien liggen. Ik had de man helaas niet kunnen helpen, ik had geen loslopende sleutelbos opgemerkt. Nu wist de jongen van bij mij op de gang mij echter te vertellen dat de sleutelbos terecht was, dat hij die sleutelbos beneden in de brievenbus van de syndicus had gestoken, en hij vroeg zich af hoe dit nu aan de man-zonder-sleutelbos moest worden gecommuniceerd.
“Ik ben trouwens R.”, zei de jongeman toen we over verloren en gevonden sleutelbossen uitgepraat raakten. Ik zei daarop ook hoe ik heet en zei dat ik hier al negen maanden woon zonder eigenlijk echt iemand te kennen. Wel, daar kwam nu verandering in. R. zei dat hij in een brasserie werkt en regelmatig op de Oude Markt te vinden is. Geheel ongevraagd en tot mijn verbazing haalde hij uit zijn kamer twee flesjes bier (ik weet al niet meer welk bier) die hij mij toestopte. “Voor vanavond”, zei hij raadselachtig (want ik heb nog steeds geen idee of hij daarmee ergens op doelde - was er misschien voetbal op tv?). Ik vertelde R. dat hij vriendelijk bedankt was, maar dat ik geen alcohol drink en dus ook niet van zijn amicale geste gebruik zou maken. “Gij drinkt geen alcohol?”, vroeg hij, en in zijn stem weerklonk onmiskenbaar verbijstering. Dat ik een gedisciplineerd leven leid, concludeerde hij dan maar, waarop ik zei dat ik gewoon geen bier lust.
R.had er plezier in om mij te leren kennen, zo was mijn indruk, en wellicht daarom vroeg hij naar mijn telefoonnummer. Ik vond dat niet eens zo’n gekke vraag, op dat moment - het is altijd meegenomen om iemand te kennen in het gebouw waar je woont. Dus ik gaf ‘m mijn nummer. En ik had er van mijn kant ook wel enig plezier in om hem te leren kennen. Hij leek me een 'sympathieke peer'.
Onderhand moest ik wel dringend mijn bus halen, dus zei ik R. gedag en tot later.
Wachtend op de bus ontving ik een sms. Van R.. ‘Valt ge op mannen of vrouwen?’ Nou, die had ik niet zo dadelijk zien komen. Het ene moment sta je met een wildvreemde wat oppervlakkig te babbelen over de ditjes en datjes van het zus en zo en het volgende moment vraagt diezelfde persoon je naar je geaardheid. Ik antwoord: ‘Eh? Vrouwen.’. ‘Ok’, stuurt R., hetgeen ik beantwoord met ‘Waarom?’
‘Gewoon, we konden afspreken eventueel.’ Nou, nou, nou. Ik heb ‘touche’. Wat is hier allemaal aan ‘t gebeuren? Mijn bus laat op zich wachten, terwijl de sms’en blijven komen. Die combinatie maakt me lichtjes nerveus.
R. wil weten of ik geen probleem heb met zijn vraag. ‘Nee’, antwoord ik naar waarheid. Een probleem heb ik (nog) niet. Ik ben vooral verbaasd en geïntrigeerd, en ook wel een beetje op mijn hoede (allemaal vaststellingen waarover ik hem natuurlijk niet inlicht). ‘Ok, ge ziet maar’, stuurt R.. ‘Nu kent ge al iemand in de blok.’ Ik antwoord dat dat inderdaad handig is en R. antwoordt: ‘Indd, als ge ni binnenkunt, of uw suiker op is, of ge wilt neuken, call me! Lol’.
Wow, nu krijgen we het pas echt. Schokkend, zonder meer. Suiker?! R. denkt dus dat ik suiker in huis heb. Dat is nóóit het geval. Suiker is de Witte Dood. Weet hij dat dan niet?
Ik antwoord ‘lol’ en dat ik niet met hem ga komen neuken (dat schrijf ik niet letterlijk zo, maar daar komt het op neer; ik ben echt wel voor de volle 95% hetero). ‘Okido’, antwoordt R., waarna het sms-verkeer, niet eens zo heel erg tot mijn opluchting, stopt.
Dus, dus, dus, dus, dus, wat hebben we hier? Ik weet niet of ik hem eng of grappig moet vinden. Grappig, denk ik. En zelfs wel enigszins interessant. Ik vind het alleszins behoorlijk aanlokkelijk om nader kennis te maken met deze lolbroek. Want dat hij humor heeft, weze duidelijk. En ontwapenend is het ook wel, als je een min of meer wildvreemde dergelijke, niets aan de verbeelding overlatende, sms’en stuurt. Het moet zijn dat ik tijdens onze korte kennismaking de indruk heb gewekt dat ik wel in ben voor een geintje (wat ook inderdaad zo is, in principe). Of misschien gedraag ik mij en/of zie ik eruit als een homo (wat ook inderdaad zo is, of nee, toch niet, denk ik).
Alleszins, ik ben nu wel benieuwd om deze knul wat beter te leren kennen. Als je het al vlak na een eerste kennismaking over neuken hebt, dan heb je samen een klik, naar mijn mening. En die klik wil ik nu wel verder onderzoeken. Niet per se vanavond - R. is, geloof ik, aan het werk in die brasserie - maar toch een van de komende dagen. Ik heb zijn nummer en ga daar vroeg of laat gebruik van maken. Hout vasthouden dat ik me de volgende woorden nooit zal hoeven te beklagen maar ik hoop dat R. mij sms’t voor ik hém sms.

zondag 20 mei 2018

Politiek is dood (maar wij leven nog)

Ik hoor Liesbeth Van Impe van Het Nieuwsblad in ‘De afspraak op vrijdag’ de vrees uitspreken - en ik vat samen - dat er vanuit deze federale regering geen werkelijke bereidheid is om België te besturen. Ze denkt trouwens niet dat dit probleem zich beperkt tot de partijen die in de huidige regering zitten, ze denkt dat Belgische politici over het algemeen - en natuurlijk met de N-VA in het bijzonder - het niet meer nastreven om constructief aan langetermijnbeleid te doen. Hoe dat komt? Ze zijn teveel bezig met toekomstige verkiezingen, met herverkozen raken en met het bestendigen van hun macht. Zelfs wanneer ze van het najaar van 2014 (toen deze federale regering gevormd werd) tot het begin van 2018 (wanneer ze in ‘campagnemodus’ voor de gemeenteraadsverkiezingen schieten) de tijd hebben om te besturen (en dan hebben we het toch over 3,5 jaar) - zelfs dan slagen onze politici er niet (meer) in om ernstig aan politiek te doen. Als ik Liesbeth Van Impe mag geloven heeft deze regering nauwelijks een concrete beslissing genomen over dossiers waarvan de regering had aangekondigd dat ze daaromtrent grote knopen zou doorhakken. Van Impe verwijst daarvoor, bijvoorbeeld, naar het kerncentraledebat dat tegenwoordig woedt en waarin De Wever de regering die hij zelf gevormd heeft onder vuur neemt.
Nu begrijp ik natuurlijk wel dat de N-VA er alles voor over heeft om te bewijzen dat dit land niet op een fatsoenlijke manier kan worden bestuurd. Dat is tenslotte de ‘core business’ van die partij. Helaas voor De Wever en kornuiten toont N-VA zich ook op Vlaams niveau onbekwaam om geloofwaardig aan politiek te doen. Ook op Vlaams niveau presteert de N-VA weinig of niets, hoewel ze toch met haar favoriete partners in de regering zit.
De verklaring daarvoor is natuurlijk dat er ook op Vlaams niveau niet kan bestuurd worden omdat men steeds aan de volgende verkiezingen denkt en liever zijn macht consolideert dan ook daadwerkelijk aan politiek te doen. Wat presteert, bijvoorbeeld, minister voor armoedebestrijding Liesbeth Homans? Niet al teveel, toch? Of Ben Weyts? Bijna elke dag in het nieuws, maar verandert onze verkeersellende? Heb ik het plots veel gezelliger gekregen wanneer ik door de stad fiets? Nee, hé?
Het is mijn indruk dat politici de politiek niet meer zien als een forum van waaruit goed doordachte langetermijnbeslissingen kunnen worden genomen, die iets kunnen veranderen aan de basis. Nee, politici houden enkel nog de schijn op dat zij beslissingen nemen, terwijl het toch steeds duidelijker wordt dat zij zelf door ‘bepaalde krachten’ aangestuurd worden. Ik vind dat je het zelfs van hun gezicht kan aflezen. Nogal wat politici maken op mij een wat angstige, onzekere indruk - en, nee, dan heb ik het niet uitsluitend over Joke Schauvliege. Nee, je merkt dat die mensen niet (meer) helemaal vrijuit durven te spreken, ze hebben geen ruggengraat, geen geloofwaardigheid. Het zijn geen mensen met een bepaald allure, zoals een Jean-Luc Dehaene of een Guy Verhofstadt (of zelfs een Elio Di Rupo) dat nog wel waren. Dat waren wél nog mensen die zoiets uitstraalden als: ik ben verkozen door het volk en nu heb ik het recht om te beslissen wat we gaan doen. Een dergelijk gevoel heb ik met geen enkele politicus uit onze huidige regeringen. Ze maken met z’n allen een wat bange indruk. Terwijl die daadkracht van een Verhofstadt toch zo broodnodig is om een land te kunnen leiden.
Maar als je daarover begint, moet je het ook over staatsmanschap hebben, en daar kunnen we natuurlijk vrij kort over zijn: staatsmanschap bestaat niet meer. Niemand durft het nog aan om de handschoen op te nemen en met zoveel woorden te zeggen dat hij zich zal inzetten in het belang van België als land. Ik denk dat geen enkele politicus in de federale regering iets voelt voor België als land. Ofwel zijn ze Vlaming, ofwel zijn ze Waal (dat zijn tenslotte de gebieden waar ze stemmen moeten ‘veroveren’), maar Belg - nah. Niet meer van deze tijd. Maar wat wil je ook, als je elke Belgische identiteit overboord hebt gegooid? Dan ligt het in Vlaanderen wel gemakkelijker. De leider van een Vlaamse regering kan zich met overtuiging en zonder ironie de belangrijkste vertegenwoordiger van Vlaanderen noemen. Wat evenwel niet wegneemt dat hij niet meer aan ernstige politiek durft te doen, omdat hij nu eenmaal liever herverkozen wordt dan dat hij er Vlaanderen echt op vooruit helpt.
*
Ik ben waanzinnig ontgoocheld over de manier waarop er in dit land (niet) aan politiek wordt gedaan. Van daadkracht blijft nauwelijks nog iets over, van egotrippers dan weer des te meer. Het gaat politici meer dan ooit in hoofdzaak om het bestendigen van hun macht - wat uiteraard nog veel meer geldt voor mannelijke politici dan voor vrouwelijke - en werkelijk beleid voeren lijkt een bijkomstigheid te zijn geworden. Alles is perceptie geworden. Onze politici leggen met veel bombarie dossiers op tafel en maken de kiezer wijs dat ze deze wel even met veel daadkracht zullen aanpakken. In werkelijkheid neemt men, mooi in het zicht van de cameraploeg, zo’n dossiertje ter hand, gaat men er achter gesloten deuren als tienermeisjes over zitten kissebissen, is er de een of de andere die ‘wint’ en aan de pers mag gaan zeggen dat hij en zijn partij een slag hebben thuisgehaald, maar is er in weze slechts in de marge een kleine aanpassing uitgevoerd. Men is niet meer in staat om ten gronde een verandering door te voeren, men verandert hier en daar een klein detail, dat men dan desnoods zelf, naargelang hoe de electorale wind staat, weer ongedaan kan maken.
Conclusie: op de politiek moet je niet meer rekenen. Als er dingen zullen veranderen in onze samenleving dan zullen die van burgerbewegingen moeten komen. Voorlopig staat België er nog ‘goed voor’ (hebben wij het gevoel, geloof ik), maar dat zal ook niet eeuwig blijven duren. Voorlopig krijgen we hier niet te maken met alledaags geweld, met grote betogingen of met mensen die ‘het heft in eigen handen nemen’. Maar het hoeft niet per se nog lang te duren voor dergelijke dingen wel hun weg zullen vinden naar de mainstream. In dit land gaan dingen er nauwelijks op vooruit, nee, de meeste dingen blijven status quo en gaan dus achteruit. Dat kan nog een tijdje blijven duren, maar vroeg of laat botst die gang van zaken op zijn limiet.
Het moet zijn dat wij als mensen een lesje in nederigheid hebben verdiend. In alle grootheidswaanzin hebben we een put voor onszelf gegraven en het is wellicht nog slechts een kwestie van tijd vooraleer een frisse rukwind ons in die put slingert.
Maar ach, zelfs dan - dan valt er tenminste nog eens iets te beleven. En het levert vast en zeker goeie televisie op.

donderdag 17 mei 2018

Een aanmoediging voor de nijvere werkmens

Er wordt veel te veel gewerkt in onze maatschappij. Standaard van 9 to 5, het is volstrekt belachelijk. Opstaan rond 7u en niet voor 18u thuiskomen. Ridicuul (en/want ongezond). Ik kan er met mijn hoofd niet bij hoe een dergelijke dagindeling de norm is kunnen worden en ik ben goed geplaatst om daar iets over te zeggen. Stel dat ik binnen afzienbare tijd een job vind, dan zal er naar alle waarschijnlijkheid van mij gevraagd worden om zeven uur en zesendertig minuten per dag te werken. Maar hé, ik werk nu al jarenlang niet en niets wijst erop dat iemand mij mist op de arbeidsmarkt. Ik draag momenteel geen dag gedurende zeven uur en zesendertig minuten mee aan een betere wereld en daar klaagt niemand over. Maar áls ik ga meedraaien, zal het wellicht niet voor minder dan zeven/zesendertig zijn. Op welke manier houdt dat steek? Mensen werken te veel uren per dag. Ze beginnen te vroeg en ze stoppen te laat. Iets normaler zou tien tot vier zijn. Of elf tot vier. Rustig opstaan en ontbijten. Wat tijd maken voor de kinderen (als je er hebt). Twintig minuten mediteren. En dan met een feilloze bus- of treinverbinding (of via mooi aangelegde fietspaden) naar het werk. Het werk waar collega’s vrij ontspannen rondlopen en niet de indruk wekken dat ze op de rand van een zenuwinzinking staan. Gezonde stress en niemand die zich opgejaagd voelt. Bazen die normaal doen.
En om vier uur vertrek je, zodat je zeker om vijf uur thuis bent. Je kan dan ruim de tijd nemen voor je kinderen en/of je hobby en hoeft niet doorlopend op je uurwerk te kijken als je nog iets gaat drinken met vrienden (wat je sowieso niet kan doen als je ‘s morgens heel vroeg moet opstaan en ‘s avonds pas tegen 20u ‘klaar bent met je dag’.
Ik heb het met zoveel woorden en zonder ironie tegen mijn trajectbegeleider gezegd. De arbeidsmarkt draait al jaren zonder mij en niemand gaat mij nu wijsmaken dat het in de nabije toekomst nodig zal zijn dat ik van 9 tot 5 op een werkvloer meedraai. Tussen tien en vier (of elf en vijf) ben ik beschikbaar, maar ik wil niet vóór 9u de deur uit moeten en ‘s avonds wil ik om 17u30 thuis zijn, ten laatste.
Ik wil een leven. Van mezelf. Een leven waar ik min of meer mee doe wat ik wil. En veel hoef ik niet te verdienen. Meer dan 1.000 euro per maand heb ik niet nodig (mochten de huurprijzen voor een studio niet zo obscéén, ik herhaal, obscéén duur zijn tenminste - het is schan-da-lig). Meer dan 1.200 euro per maand heb ik niet nodig. Ik ga niet werken voor een hoog loon. Ik ga werken om a) onder de mensen te komen, b) voor de dagelijkse structuur en c) in de hoop dat ik echt iets nuttigs doe voor de samenleving. Een hoog loon interesseert mij niet, want ik heb geen dure behoeftes. Gesteld dat ik 1.200 euro per maand verdien en ik betaal 600 euro huur per maand voor een studio (hetgeen in Leuven en omgeving amper zal lukken, want daar betaal je meer dan 600 euro + kosten voor een kamer van 20m²; ik mag héél gelukkig zijn dat mijn ouders het in overweging zouden willen nemen om mij een voorerfenis te geven) - gesteld dat ik 600 euro huur betaal dan houd ik er nog 600 over - voor mij een enorm bedrag dat ik nooit zou op krijgen. Mocht ik 1.200 euro per maand verdienen en daarvan de helft aan huur betalen, dan zou ik per maand nog gemakkelijk 100 à 150 euro kunnen sparen. Ik heb nu eenmaal geen dure gewoontes. Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het laatst een aankoop van meer dan 100 euro heb gedaan. Ik kan me niet voorstellen dat ik, behalve een nieuwe laptop om de vijf jaar, iets nodig heb dat meer dan 100 euro moet kosten.
Deeltijds werken. Niet meer dan 25 uur per week. Zodat ik tijd overhoud om te leven. Om te lezen. Om te schrijven. Om te ontspannen. Om vrienden te zien. Om bij mijn oude, zieke moedertje langs te gaan of om boodschappen te doen voor mijn bedlegerige buurman. Om zomaar wat te zitten niksen. Om te mediteren. Om naar de film te gaan. Om iets te kunnen gaan drinken met die ene vriend die daar na de werkdag nog de fut voor heeft. Om..
Onbegrijpelijk hoe de werkmens zich met een 9 to 5-stramien heeft laten opzadelen. Het zegt iets over ons, dat wij liever langzaam als een spons worden uitgewrongen dan dat we willen leven. Nee, wij moeten eerst met ziekenverlof (weze het omwille van psychische of fysieke klachten) om te beseffen dat we ook nog een beetje moeten léven - ja, léven. “Ik wil naast mijn werk ook nog een beetje kunnen léven! Ik ben 48 en zie dat nu pas in, na 25 jaar werken.”
En omdat 9 to 5 de norm is, is het ook de norm dat we het weekend nodig hebben om uit te rusten (of, nog lachwekkender, te ‘bekomen’). Na vijf dagen aan een stuk achter onze schaduw aan te hebben zitten hollen, hebben we het weekend nodig om te recupereren.
Zijn wij achterlijk?
Wel, ik, die al jarenlang geen factor ben op de arbeidsmarkt whatsoever, ik ga mij niet laten wijsmaken dat ik zomaar plots, ergens in de nabije toekomst, 9 to 5 en 38u per week moet werken. Omdat het gewoon niet wáár is. Het is uitgebreid aangetoond dat ik niet nodig ben (en ik zeg dat zonder bitterheid, ik zeg dat omdat het de waarheid is). Ik kan gemist worden. Er zijn jobs, jobs, jobs, in het onderwijs, bijvoorbeeld, en ze hebben ie-de-reen nodig, zo lees ik, ze kunnen elke helpende hand gebruiken. Toch krijgt mijn trajectbegeleider te horen dat ik niet de gewenste kwalificaties heb als hij met het Tweedekansonderwijs belt. Dat ik, bijvoorbeeld, mensen zou kunnen helpen met het (leren) schrijven, spreken en lezen van Nederlands is dan slechts een vriendelijk aanbod waarvan men helaas geen gebruik kan maken. Nee, ook niet als het een stage betreft. En, zoals jullie weten, ik ben góéd in Nederlands. Het is mijn talent.
Anyway, ik moet er eens mee lachen. Al is het om te blèten. Wanneer gaan mensen zich realiseren dat werken in weze veel minder belangrijk is dan wij met z’n allen denken? Er is één beroepscategorie die dat wel begrepen heeft en dat zijn de politici. Die nemen dit jaar immers collectief een sabbatical die ze gaan gebruiken om te bewijzen dat ze, bijvoorbeeld, kinderarmoede minder belangrijk vinden dan een poster van hun smoelwerk op elke hoek van de straat.
Enzovoort.
Denk er eens over na.

dinsdag 15 mei 2018

Oh, zaligheid

Ben jij weleens overvallen door de schrijfmicrobe? Dat je wilde schrijven omdat je daar zin in had en dus niet omdat het ‘ergens voor nodig’ was (een rapport, een paper, noem maar op)? Het is een retorische vraag, want ik ken natuurlijk de mensen in mijn omgeving die louter voor eigen vermaak teksten schrijven en ik ken de vele mensen die dat zelfs nooit in overweging zouden nemen (wat ik vanzelfsprekend even prima vind). Zelf heb ik, zoals jullie weten, natuurlijk wél die drang om te schrijven, die ‘goesting’ om de meest gekke dingen aan het Wordbestand toe te vertrouwen.
Als je het niet erg vindt, ga ik je uitleggen hoe schrijven meestal begint bij mij. Eigenlijk is het simpel: schrijven is als een kat die veel van huis is maar plots, als je haar niet verwacht, de kamer in komt lopen. Steeds tot je plezier, trouwens. En eens de kat in de kamer is dan moet en zal er geschreven worden. Daar komt het op neer. Het moment, de inval, het idee is dáár en het ijzer moet en zal nú gesmeed worden. Het Wordbestandje moet open en het schrijven moet gebeuren. Nu! Niet straks. Nu! Omdat het niet anders kan. De geest is uit de fles, het idee is rijp om geplukt te worden en als we blijven talmen dan is het wég, dan hoeft het niet meer. Ja, dat is bij mij vaak het geval: als het niet metéén gebeurt, als het niet metéén kan, dan laat ik het meestal voor wat het is. Om het later (al is het maar een kwartier later) nog op te pikken, nee, helaas, ‘het’ is voorbij en de urgentie die ik voelde is weg.
Om te kunnen schrijven heb ik afspraken uitgesteld. Ik heb meermaals sms’en verstuurd met verontschuldigingen genre ‘sorry, kan het een uur later? Ik ben nog met iets bezig.’ (en dat ‘iets’ dan niet speciferen). Ik heb avondplanningen omgegooid omdat de kat plots de kamer binnenliep, omdat er geschreven moest worden. Een voetbalmatch die ik graag wilde zien, was prompt van geen enkel belang meer. Ik ben vaak veel te laat gaan slapen omdat ik nog aan het schrijven was (en met schrijven kan ik maar heel moeilijk stoppen voor ‘het’ af is). Ik heb maaltijden overgeslagen omdat ik wilde schrijven. Enzovoort.
De laatste dagen is de kat veel van huis. De kamer is leeg, het Wordbestand dicht. Maar ik vind dat allemaal prima. Als ‘het’ er niet is, ga ik er ook niet naar zoeken. De kat laat zich niet vinden, ze komt wanneer zij daar zin in heeft (en daar heeft ze groot gelijk in).
Daarstraks kwam ze binnen, plots. Ik was in de nachtwinkel (de kat kwam niet binnen in de nachtwinkel, voor alle duidelijkheid) en wat gebeurde er daar? Het was onbeduidend (maar precies daarin schuilt vaak de inspiratie). Ik liep de nachtwinkel binnen om twee blikjes Ice Tea Citrus te kopen en ik hoorde de uitbater vragen: “alles goed?” Nu vond ik dat zo ‘curieus’ dat die man mij dat vroeg, want, ten eerste, hij kent mij niet of nauwelijks en, ten tweede, ik ben zeker al honderd keer in zijn winkel geweest en bij die vorige 99 gelegenheden vroeg hij helemaal niets aan mij (wat mij trouwens in het geheel niet stoorde - die ‘Nepalezen’ zijn zo gesloten, laat ze maar gewoon met elkaar palaveren in hun taaltje). Maar nu stelde hij dus een vraag. “Alles goed?” Het was echter niet vanwege die vraag dat de schrijfkriebels de kop opstaken. Dat gebeurde pas twee seconde later, toen ik het eerste het beste onbeduidende antwoord gaf dat in me opkwam. “’t Is minder warm dan gisteren, oef.” Iets van die strekking. Wat ik zei, hoe ik het zei, wat ik dacht terwijl ik het zei, dát vond ik interessant. Dát was het moment waarop de kat binnen kwam. Op de vraag “alles goed?” gaf ik een antwoord dat geen enkele betrekking had op mezelf. Bovendien mompelde ik, meer dan ik sprak, waardoor ik vrijwel zeker onverstaanbaar moet zijn geweest. Precies dát besefte ik ook ten volle en precies dát vond ik amusant. Niet dat ik geen sympathie zou hebben voor de nachtwinkeluitbater, wel dat deze conversatie er in het geheel niet toe deed. De vraag hoefde niet gesteld te worden en het antwoord hoefde niet te worden gegeven. De Nepalees had mij niet verstaan en dat vond hij prima. Hij wist het, ik wist het, en beiden vonden we het top.
Dus daar was ze dan, de kat, en ik repte me naar huis om iets over dit grappige voorval te schrijven. Het je ne sais quoi van dit treffen tussen mezelf en de Nepalees, de pietluttige ‘conversatie’, de manier waarop de Nepalees en ik het prima vonden en hoe ik de onmiddellijke drang voelde om mijn Wordbestandje te openen. Het is niet gemakkelijk uit te leggen, en nog moeilijker op te schrijven. Letterlijk. Want dat houdt me ook bezig. Hoe ik op zich wel goed schrijf (ik denk dat ik vaak vrij origineel uit de hoek kom), maar tegelijk ook best slechte zinnen in elkaar flans. Ik ben een luie schrijver, mijn formuleringen zijn onzorgvuldig, ik beheers mijn taal onvoldoende (naar mijn eigen mening). Ik weet bovendien niet wanneer ik dubbele en enkele aanhalingstekens moet gebruiken, noch weet ik wanneer gedachtestreepjes van toepassing zijn of wanneer ik zinsdelen beter tussen haakjes kan zetten. En omdat ik al dat soort dingen niet weet, gebruik ik soms zelfs puntkomma’s, om het allemaal nog wat gekker te maken of omdat ik denk dat een puntkomma hier en daar de boel dan wel zal redden. Quod non.
Ik zou me natuurlijk over leestekens kunnen informeren door een stijlboek van de Nederlandse taal ter hand te nemen, maar daar ben ik veel te lui voor en daarvoor kan het me eigenlijk ook gewoon te weinig bommen, al bij al. Ik schrijf om er plezier aan te beleven en dan doet het er niet zo toe of het wel allemaal even correct is
Schrijven! Oh, zaligheid! Het is zo fijn! Het maakt mij gelukkig. En als er dan ook nog iemand is die mijn verhaaltjes met al hun gebreken graag leest, wel, zoveel te beter.
Jippiiie!

zaterdag 5 mei 2018

Een brief aan Kathy

Goh, Kathy, er gebeurt zoveel. Het is twee weken geleden dat we elkaar hebben gezien en ik weet hoegenaamd niet waar te beginnen als ik iets over mijn leven moet vertellen. Allez, ‘zoveel’, ik overdrijf. Zóveel gebeurt er niet. Maar toch, er is vanalles bezig, zoals je weet. Er zijn echt dingen aan de gang en ik voel dat dat góéd is. Er komen dingen lós - heel hoopgevend.
Neem, bijvoorbeeld, het volgende - heel opvallend. Zowel gisteren als eergisteren kreeg ik een krop in mijn keel en voelde ik een enorme spanning - echt een enorme spanning - op mijn stembanden precies op het moment dat ik aan het gezin waarvan ik deel uitmaak moest denken. Van de mindfulnessbegeleider moesten we tijdens een meditatie aan iets ‘onaangenaams’ denken en in gedachten was ik bij mijn huidige gezinssituatie, waar in feite niets bijzonders mee aan de hand is, maar toch, er zijn ‘dingen’, en daar gingen mijn gedachten naartoe. In minder dan tien seconden zat mijn keel dicht, en zelfs nu ik erover schrijf, voel ik het wéér (een beetje). Eerst zat het diep, bij de stembanden, maar daarna kroop het steeds meer omhoog. Als je mij toen had gevraagd om erover te praten, dan had ik waarschijnlijk geen woord kunnen uitbrengen. Het was erg emotioneel. Waar ik dan precies aan dacht? Ik weet het niet precies. Er zit zoveel verdriet in mij, Kathy, zoveel meer dan ik misschien zelf dacht, al die tijd. Nu lijkt het erop dat dat verdriet naar buiten wil komen en ik stel me er helemaal voor open. Ik vind het zo positief dat ik dat verdriet voel en dat het nu naar buiten aan het komen is. Het is zo nodig.
Weet je, Kathy, we hebben het hier waarschijnlijk al over gehad, het is een van mijn favoriete gespreksonderwerpen, vooral ook als ik me top voel, maar ik ben er honderd procent van overtuigd dat de beste tijd van mijn leven er nog zit aan te komen, dat die op dit moment in volle voorbereiding is. Een medium - en ik verzin dit niet, noch schaam ik me om het te vertellen - heeft ooit tegen mijn moeder gezegd dat ik pas tussen mijn veertigste en mijn vijftigste zal ‘pieken’, als mens mijn volledige potentieel zal benutten, en, weet je, ik ben geneigd dat te geloven. Ik voel zelf namelijk heel goed dat ik nog helemaal niet aan mijn top zit, dat het groeiproces nog volop aan de gang is, dat het misschien nog maar pas is begonnen. Neem nu alleen al het feit dat ik sinds kort weiger om nog ironisch te zijn over mezelf. Ik ben vastbesloten om mezelf niet meer neer te halen en mezelf niet meer ‘niet de moeite’ te vinden. Ik ben wél de moeite. In een documentje noteer ik dingen waar ik goed in ben en soms kijk ik daar eens naar (of vul ik het aan, wat steeds moeilijker wordt). Zo staat er in dat documentje, bijvoorbeeld, dat ik steeds op tijd mijn rekeningen betaal en hoe onbeduidend of ‘normaal’ dat misschien ook lijkt, toch is het iets waar ik oprecht tevreden over mag zijn. Voor hetzelfde geld was ik iemand die zijn rekeningen vaak niet op tijd betaalt en moest men mij steeds verwittigingen sturen, ofzo. Nu is dat niet het geval en ik mag mezelf daarvoor complimenteren.
Ik ben (nog maar) 31, Kathy, en ik durf te wedden dat er mij in de komende jaren dingen zullen overkomen waar ik nu nog geen benul van heb. Het zal intens zijn, niet altijd gemakkelijk, waarschijnlijk vaak confronterend, maar het zal góéd zijn, het zal nódig zijn. Op welke manier, ik heb er geen idee van (en da’s ook maar best), maar ik voel dat er dingen aankomen. Een groter bewustzijn. De bereidheid tot liefhebben. (Zou je je dat kunnen voorstellen, Kathy? Dat ik me zou overgeven aan de liefde? Stel je je dat voor? Dat is toch waanzin? Maar ik kan het me werkelijk steeds beter voorstellen. Maf hé?) Weet je dat ik, om te beginnen, in de afgelopen maand heel duidelijk meer van mezelf ben gaan houden dan ik ooit heb gedaan? En een maand (of twee maanden) lijkt dan wel kort, maar ik weet zeker dat ik een pad ben ingeslagen waar ik niet meer van terugkom.
Zoals ik al zei, Kathy, heb ik de afgelopen week een opmerkelijk verdriet gevoeld, maar ik heb me er, anders dan vroeger, niet tegen verzet. Ik liet het verdriet gewoon toe, omdat het er nu eenmaal wás, en wat er ís, moet je laten zijn. Die krop in mijn keel waarover ik sprak, die heb ik op die manier nooit eerder gevoeld en dat is geen toeval. Ik begin mijn lichaam beter aan te voelen. Dat lijkt me heel belangrijk.
Weet je wat ook enorm fijn was? Dat ik een keer of zeven - ja, echt waar, zeven keer - in de botsauto’s heb gezeten. Eerst liep ik ze nog voorbij, aan het station van Heverlee, tot ik me plots de bedenking maakte dat ik er gewoon zin in had. Ik dacht: waarom zou ik mezelf hier niet op trakteren - dit is toch fun, en voor je het weet zijn ze weer weg. Dus ik kocht twee jetons voor de botsauto’s. Kijk, vroeger zou ik zo’n dingen ook wel hebben gedaan, maar nu maakte ik er bewust een traktatie voor mezelf van. Amuseer je, zei ik tegen mezelf. En na die twee eerste ritjes had ik zodanig de smaak te pakken dat ik in de dagen erop nog vijf ritten heb gemaakt. Het is gewoon zo fijn. Een vriend sms’te me of ik iets wilde gaan drinken en ik vroeg hem naar de botsauto’s te komen. Het deed me plezier dat hij op dat voorstel inging. Niet dat ik er tegenop zag om naar het centrum van Leuven te gaan, helemaal niet, maar zou het niet fijn zijn als we een beetje tegen elkaar aan konden knallen, elkaar in de flank raken en de ander tegen de muur kwakken? En zo geschiedde. Het was eens wat anders, het was góéd. Ik bewaar het kind in mezelf, weet je, en dat is nog zoiets om tevreden over te zijn, dat is nog zoiets waar ik goed in ben.
Het is zo fijn dat wij goed kunnen samenwerken, Kathy. Het gaat helemaal de goede kant op.
Geniet nog van je weekend.

woensdag 2 mei 2018

De liefde, zo pijnlijk

De liefde, ik heb daar veel over horen spreken, maar zelf weet ik niet precies wat het is.
Misschien is het een populair festival waar ik wegens omstandigheden nog nooit ben geweest.
Het lijkt wel een plek waar de winnaars van het leven verzamelen en als je niet op de gastenlijst staat, kom je er niet in.
Je zou de indruk krijgen dat het voor iedereen is weggelegd, en wel vanaf een jaar of 11-12, maar ik ben 31 en ik ben er nog niet mee in contact gekomen.
Ik vind het trouwens erg om niet tot de club te behoren. Om onduidelijke redenen heb ik (nog) geen uitnodiging ontvangen.
De liefde is een muziekinstrument dat te duur is om te kopen, en als je het dan toch in je bezit weet te krijgen, blijk je geen talent voor muziek te hebben.
Het is als een kennismaking met een sport die ik nog nooit heb gespeeld, waarbij ik mijn voet omsla.
Het is de ultieme afwijzing. De liefde zegt: “Alexander, beschouw mij als voetbal. Jij mag op de bank zitten, maar je zal nooit op het veld staan. Ik zeg het alvast.”
De liefde is een interimkantoor dat je cv opzij legt en je nooit opbelt.
De liefde is een vriend die plots met andere mensen optrekt en jou niet meer ziet staan, niet meer ‘nodig’ heeft.
De liefde kwetst en kraakt.
De liefde ga je uit de weg.
Het is een op de zenuwen werkende, doorzichtige marketingstrategie die vreemd genoeg toch aanslaat.
Haar onverschilligheid ontneemt je de zin om verder te leven.
Het is onthutsend dat de liefde zo aanbeden wordt. Puur sadomasochisme. Pure zelfkastijding.
De liefde is bedrog.
Geld en liefde gaan goed samen. Rijke mensen zijn goed in liefde.
De liefde is lief, mooi, intelligent en volstrekt niet in jou geïnteresseerd.
Niets kan je zo sterk het gevoel geven dat je bestaan er niet toe doet als de liefde.
De liefde vraagt je om een vernederende knieval te doen.
Rijk zijn helpt écht als je met liefde aan de slag wilt gaan. Liefde is iets voor de happy few.
Liefde is een ticket voor een optreden dat al na vijf minuten uitverkocht was.
Liefde is de zon die pesterig niet door jouw raam valt.
Echte liefde is voor de meeste mensen te veeleisend.
Enzovoort.
‘t Is dat er zoveel om te doen is, altijd maar weer. Je kan er niet omheen.
En ik weet het niet heel zeker, maar ik dénk dat ik het zou afschaffen, mocht ik er iets over te zeggen hebben. Of ik zou er een systeem van maken dat voor iederéén toegankelijk is. Ik zou er een basisrecht van maken.
En in één ruk zou ik ook de voorwaardelijke wijs afschaffen, zodat woorden als ‘misschien’, ‘eventueel’ of ‘mogelijk’ niet langer zouden bestaan.
Ja, dat zou ik zeker ook doen.