donderdag 28 september 2017

App-artheidsregime

Ik kan deelnemen aan Jan Hautekiets leuteruurtje over de Grote Emotie Spijt als ik hem een bericht stuur via zijn Facebookpagina of via de Radio 1-app. Wat is er gebeurd met bellen en sms’en? Op Studio Brussel hoorde ik onlangs hetzelfde. Je kon een nummer aanvragen via de app, en énkel via de app. Ik kan mij natuurlijk vergissen, maar volgens mij kan een openbare omroep zich zo’n fratsen niet permitteren.
(Als ik een bekende medemens was die met alles wat hij zegt of schrijft duizenden mensen kan bereiken, dan zou bovenstaande commentaar over het app-artheidsregime van de VRT misschien een ‘golf van reacties’ teweeg brengen, iets dat nu vanzelfsprekend niet het geval is. Voorwaar een interessante gedachte. Hoog tijd dus voor mij om bekendheid te verwerven. Te beginnen: hier, bij mijn Facebookvrienden.)
Ik heb gehoord dat hemel en aarde zou zijn bewogen om Sabine Hagedoren op tv aan het huilen te krijgen toen ze over de dood van haar man vertelde. En het schijnt gelukt te zijn. Ontkurk dus de champagne!
Dit doet me denken aan ‘De cirkel’ van Dave Eggers, een satire die zich afspeelt in een IT-bedrijf genre Google en waarin wordt gesteld dat privacy diefstal is; je mag niks meer voor jezelf houden, de ander heeft het recht om álles van jou te weten.
Ze wist het blijkbaar zelf nog niet, maar als Bekende Kop heeft mevrouw Hagedoren niet het recht om persoonlijke informatie over het overlijden van haar man voor ons geheim te houden. Wij hebben recht op de tranen van de Bekende Kop. Breng daar maar eens iets tegen in.
Aagje Van Walleghem op de radio. Het woord ‘burgertrut’ heeft jarenlang stof liggen te vergaren in mijn hoofd maar is in één klap terug van weggeweest. Mijn god, wat een gezeik. Als turnster was ze lenig en maakte ze salto’s op een balk van tien centimeter breed, als moeder is ze verstijfd van angst en ziet ze in alles problemen. Haal dat kind van de radio en stop een tut in haar mond. Braaf, Aagje. Alles komt goed.
De nieuwe iPhone is voorzien van technologie die je gezichtsuitdrukking feilloos kan omzetten naar een smiley. Als je dus een gekke bek trekt, zie je op je scherm een smiley met diezelfde gekke bek. Hoe tof is dat!? Critici (of ‘haters’ zoals die door fans genoemd worden) zeggen dat deze nieuwigheid ons niet wezenlijk verder helpt op ons pad naar geluk, dat het niet meer is dan een onnozele aanvulling op alle reeds bestaande onnozelheden en dat het de enige nieuwigheid is die de iPhone X te bieden heeft. Wel, de critici hebben ongelijk. Behalve de gezichtsherkennende smiley is er ook de prijs. Die bedraagt 1.159 euro voor de telefoon met 64 gigabyte of 1.329 euro voor die met 256 gigabyte. Da’s óók een nieuwigheid, ha! En hoezo, de iPhone botst stilaan op zijn limiet? Mensen zijn bereid om veel te betalen voor een telefoon met een hoge prijs (die hoge prijs is niet noodzakelijk gelijk aan wat men ervoor wil betalen). Daarin ligt voor een bedrijf als Apple de toekomst. De prijzen voor iPhones zitten nog lang niet aan hun plafond. Mensen zullen bereid zijn om heel veel geld te betalen voor een telefoon waaraan je kan zien dat hij heel duur is. Mensen zullen bereid zijn om 5.000 euro te betalen voor een telefoon waaraan je op een of andere manier kan zien dat hij 5.000 euro moet hebben gekost. Ik ben daar absoluut zeker van.

dinsdag 26 september 2017

Ongelukkig, eenzaam en bang

Uit een onderzoek van Radio 1 naar de ‘grote levensvragen’ moet blijken dat onder 1000 Vlaamse respondenten
- 1 op 4 zich geregeld eenzaam voelt
- 1 op 4 al zelfmoord overwogen heeft
- 1 op 3 ongelukkig is
- 44% bang is voor een nieuwe Wereldoorlog
- 37% bang is om ‘s avonds buiten te komen
- 54% de doodstraf wil voor moordenaars (en onder jongeren is dat 46%)
(Laat deze cijfers even bezinken. Denk na over eenzaamheid, zelfmoord, angst en verdriet.)
...
...
(Is het al een beetje bezonken? Kan u weer ademen?)
...
(Nu wel?)
Het is moeilijk te zeggen welk cijfer het meest hallucinante is. Dat ze allemaal nogal hallucinant zijn weze duidelijk. Waanzinnige cijfers vind ik het. Zoveel eenzaamheid en ongelukkigheid. Zoveel mensen die al zelfmoord hebben overwogen (1 op 4 - kán dat? Écht?). Ik denk (en ik hoef daarvoor geen professor te zijn) dat je met dergelijke cijfers van een zieke samenleving kan spreken.
Waar ging het mis? Hebben wij dan niet alle voorzieningen in ons rijke westen, aka de beste plek ter wereld om te leven? Wat heeft een mens dan wél nodig om gelukkig te zijn?
Wauw.. Ik ben er echt niet goed van. Vooral dat cijfer over zelfmoord slaat mij met verstomming. Maar ook dat over de doodstraf. Waanzinnig.
(Overigens hoor ik net op de radio dat Geert Bourgeois vindt dat het goed gaat met Vlaanderen. “Maar wij staan nog steeds in de file!” zeggen SP.A en Vlaams Belang.)
...
Wat zouden ‘normale’ (lees: acceptabele) cijfers zijn voor bovenstaande kwesties? Ik informeer even bij mezelf. Het cijfer over eenzaamheid vind ik nog het meest aanvaardbare van allemaal. Ik heb me in bepaalde periodes ook eenzaam gevoeld. Nu niet meer, maar toen ik werkloos thuis zat, ja, toen bij momenten wel. En in die periode zou ik ook niet te beroerd geweest zijn om mezelf bij die 1 op 4 te rekenen. Maar het blijft toch erg veel. Wie zijn die mensen? Vooral bejaarden? Werklozen? 1 op 4 is gewoon veel te veel. 1 op 8, een halvering, zou al veel normaler zijn. Ik denk trouwens dat je nergens in de wereld meer eenzaamheid vindt dan in het rijke, van sociale media doordrongen, westen.
1 op 4 Vlamingen heeft al over zelfmoord nagedacht. Wat een getal. Het is hoe dan ook geweten dat er in Vlaanderen/België een (veel) hoger zelfmoordpercentage is dan in onze buurlanden. Drie Vlamingen per dag, zes Belgen per dag, zoiets. 1 op 4 is echt veel te veel. Ook hier zou een halvering al veel normaler zijn. Of misschien 1 op 6. Het leven is nu eenmaal niet gemakkelijk, en ik heb zelf ook al over zelfmoord nagedacht, dus..
1 op 3 zou ongelukkig zijn (of ‘niet gelukkig’, dat is een verschil). Ik kan me daar iets bij voorstellen. Op andere momenten in mijn leven was ik ook ‘niet gelukkig’. Maar werkelijk ongelukkig? Da’s nog iets anders. Hier lijkt de vraagstelling me een beetje problematisch.
44% van de ondervraagden is bang voor een nieuwe Wereldoorlog. Dat zijn 440 mensen op 1000. Er zal wel vanalles schorten aan de vragenlijst, maar dat we als maatschappij in angst leven is intussen genoegzaam bekend en wordt hier opnieuw bevestigd. We zijn bang! Bang voor vanalles en nog wat. Ja, de angst zit er goed in. (Leest u rustig mijn stuk van gisteren over ‘De man die niet schoot’ van Vincent Merckx. Dat boek gaat ook over onze angst en paranoia.)
Maar echt bang zijn voor een Wereldoorlog? Ik alleszins niet. Ik denk dat Vlamingen (en bij uitbreiding westerlingen of gewoon Europeanen) vooral bang zijn van moslims. Het zou me niet verbazen mochten 3 op 4 Vlamingen aangeven (een beetje) bang te zijn van moslims. Het zou me eerlijk gezegd ook niet verbazen mocht de helft van de Vlamingen alle moslims het land uit willen hebben. En dan niet alleen de vluchtelingen, nee, gewoon álle moslims. Het zou me echt niet verbazen.
Wat mij natuurlijk naadloos bij de doodstraf brengt. Niet te geloven dat meer dan de helft van de ondervraagden die straf gerechtvaardigd vindt. Mocht ik de N-VA zijn, ik ging nog een versnelling hoger schakelen na dit nieuws. Die jonge gasten in Borgerhout? Doodstraf. 1 op 5 Vlamingen zou daarmee akkoord gaan. Zoiets.
Ach. De cijfers zijn ook maar wat ze zijn. Hoe is die enquête opgesteld? Is ze betrouwbaar? De Vlaming bedoelt het niet slecht, denk ik, maar hij is bang, zo vreselijk bang. Van in zijn tenen tot achter zijn oren. Bang voor wat hij niet kent en voor wat hij niet kan controleren. Bang om in te moeten boeten, om te verliezen wat hij heeft vergaard. Bang voor zij die hem komen bedreigen en bestelen. Bang voor al die rare talen die hij op straat hoort. Bang ook voor isolement; de angst dat iedereen hem vergeet. Tot en met geconnecteerd is de Vlaming, maar niettemin heel erg alleen van tijd tot tijd. Ik vrees dat we het onszelf met de technologie heel moeilijk hebben gemaakt (niet alleen wij Vlamingen natuurlijk). De technologie moest ons het leven gemakkelijker en dus aangenamer maken, maar ze is daarbij haar doel voorbijgeschoten. Ze heeft ons niet gelukkiger gemaakt, wel afhankelijker en misschien ook kwetsbaarder. Vatbaarder voor eenzaamheid ook. En door de wereld naar onze slaapkamer te brengen heeft ze ons banger gemaakt dan we rederlijkerwijs zouden moeten zijn. Of dat is toch hoe ik erover denk.

maandag 25 september 2017

De wijkagent die niet schoot

Ik ben niet de grootste fan van Frabine Haegenboosere, maar voor het mooie woord ‘ochtendgrijs’, dat je in geen enkele andere context hoort, moet ik deze weertandem toch dankbaar zijn.
Het zou prettig zijn mocht een wijkagent niet op een zondagvoormiddag komen aanbellen. (Waarom werken die gasten überhaupt op zondag?) Ik zat nog in mijn pyjama in bed te lezen en moest mij inderhaast omkleden om er enigszins fatsoenlijk uit te zien. Het zou trouwens best kunnen dat er een muffe geur in de kamer hing; dat is weleens het geval wanneer het raam van je slaapkamer, die in mijn geval ook mijn woonkamer is, niet openstaat. En wanneer er plots een wildvreemde in je woning staat, valt het ineens ook op hoeveel rommel je alweer hebt opgestapeld. Mijn god. Maar er mogen verzachtende omstandigheden worden ingeroepen (niet dat dat ergens voor nodig is, in feite). Ik heb niet veel plaats om mijn spullen in weg te stoppen of op te leggen. Mijn kleine eettafeltje komt als vanzelf vol te liggen met allerlei spullen en ook de vloer - of zo gaat dat toch bij mij - ligt na verloop van tijd bezaaid met kranten, tijdschriften, sokken en schoenen. Zo’n wijkagent zal trouwens al wel erger gezien hebben.
Goh, wat zal ik eens zeggen over ‘De man die niet schoot’, de debuutroman van Vincent Merckx? Misschien is het goed als ik eerst zeg dat ik op Facebook ooit bevriend was met deze leeftijdsgenoot. Allebei schreven we tien jaar geleden recensies voor muziekwebsite Goddeau (ondertussen al enige tijd Enola genaamd) en dat is verder mijn enige link met hem. Toch voelde het aan alsof iemand-die-ik-ken een boek gepubliceerd had, toen ik ervan hoorde, en ik besliste dat ik het meteen zou gaan kopen, ook wel vanwege het thema, (g)een terreuraanslag op de Meir.
Ik moest ook een break nemen na 250 pagina’s ‘Infinite Jest’. Met nog 750 pagina’s te gaan in dat boek was ik even toe aan iets anders. Liefst een vrij dun boek dat ik in een dag of vijf zou kunnen uitlezen. En dat is me met ‘De man die niet schoot’ ook gelukt. 214 pagina’s in vijf dagen tijd. Precies waar ik aan toe was.
En was het een beetje de moeite? Ik kan maar geen duidelijk antwoord formuleren op die vraag. Ik ben nooit heel goed geweest in tussen de lijnen lezen en heb het gevoel dat ik een paar kleine dingen gemist heb in dit boek. Het uitgangspunt heb ik uiteraard wel meegekregen: een gewapende man loopt over de Meir en richt zijn pistool op tal van omstaanders. Mensen worden hysterisch en vluchten weg. Maar de man lost geen enkel schot en zo plots als hij gekomen is, zo plots is hij ook weer verdwenen. Hoe zag hij eruit en waaraan is hij te herkennen? De meningen lopen enorm uiteen. Uiteindelijk zullen er maar liefst 84 verschillende robotfoto’s worden verspreid. Maar liefst 4200 mensen zullen worden aangehouden en berecht als mogelijke ‘dader’. Dit boek gaat over zwaar uit de hand gelopen massahysterie. Over ongegronde paranoia ook. Naar ik aanneem niet geheel toevallig vindt de niet-aanslag plaats op 1 april (al wordt er doorheen het boek nergens verwezen naar de grappenmakerij waarom die dag bekend staat - de boodschap lijkt echter duidelijk). Vincent Merckx wil, denk ik, zeggen dat we als maatschappij stilaan dolgedraaid zijn en dat het minste of geringste genoeg is om onze geesten op hol te doen slaan. Alles is mogelijk, zoiets. En wellicht heeft hij nog gelijk ook.
Er wordt veel stilgestaan in dit boek. Bij wat er gebeurde op 1 april, maar ook in letterlijke zin: door de inwoners van de getroffen stad. Mensenmassa’s staan stil op straat als waren ze verlamd. In een koffiebar zitten mensen aan tafeltjes, maar ze raken hun koffie niet aan. Letterlijk. Onaangeroerde kopjes koffie worden in de wasbak leeggegoten. En op de Bosuil fluit een scheidsrechter een voetbalmatch van Antwerp op gang, maar de spelers komen niet in beweging. Niet na één minuut, niet na zeven minuten en niet na twintig minuten. De spelers staan roerloos op het veld. Straffe passage vond ik dat. Redelijk psychedelisch.
En ja, dit is ook wel een absurdistisch boek. Soms was het voor mij niet duidelijk of er een droom dan wel een werkelijke gebeurtenis beschreven werd. Vaak trok ik me daar ook niks van aan. Wel vond ik de staat van verlamming van de personages in dit boek af en toe vermoeiend. Merckx beschrijft een gewonde stad en haar paranoïde inwoners, maar tot een climax komt het nooit. Merckx brengt een mensenzee samen op de Groenplaats. Allen hebben ze een pistool in hun hand en allen houden ze dat gericht op de persoon naast hen. Maar niemand schiet. Het lijkt wel een performance of een flashmob. Mensen lopen gewapend maar stilzwijgend door de straten. De stad ligt stil, ook een half jaar na de aanslag nog.
Het hoofdpersonage in dit boek voelt zich een buitenstaander. Met verstomming geslagen kijkt hij naar wat er om hem heen gebeurt. Wanneer hij struikelt op straat en daarbij tegen een van de talrijk aanwezige militairen aan valt, wordt hij meteen hardhandig tegen de grond gewerkt en in de boeien geslagen. Hij krijgt een enkelband om en wordt beschouwd als een mogelijke man-die-niet-schoot. Verder blijft hij gewoon werken in de koffiebar waar niemand komt en waar zij die er komen hun koffie niet aanraken.
Het is natuurlijk verleidelijk om naar vergelijkingen te zoeken met het échte Antwerpen. Vertoont de burgemeester die in dit boek wordt opgevoerd gelijkenissen met meneer De Wever? Hoegenaamd niet. Dit is geen politiek boek. De burgemeester is een man in een rolstoel. Van kindsbeen af was hij niet in staat om in een bocht te lopen, hij kan enkel rechtdoor. Hij werd verkozen met de slogan “Altijd rechtdoor”. Zit hier meer achter dan enkel de voordehandliggende symboliek? Is dit op een of andere manier Bart De Wever? Natuurlijk niet. Vincent Merckx kijkt wel uit. Hij werkt tenslotte bij de VRT-nieuwsdienst.
Ik heb dit boek met aandacht gelezen, maar op een bepaalde manier weet ik uiteindelijk niet wat ik ermee aanmoet. Ja natuurlijk, we moeten uitkijken met paranoïde reacties op non-gebeurtenissen - vanzelfsprekend. En misschien is dit boek ook een kritiek op de huidige staat van de westerse wereld, waarin wij leven in angst; angst voor meer aanslagen waar we hoogstwaarschijnlijk nooit het slachtoffer van zullen zijn. Dat doet me er aan denken dat dit boek misschien zelfs als een satire gelezen kan worden. Nee, inderdaad, ik ben er echt niet helemaal uit. Lees het vooral zelf eens zou ik zeggen. Recensies vind ik er op internet voorlopig helaas niet over terug.

zondag 24 september 2017

Mijn meest geslaagde Facebook-post

Kim Jong-Un heeft Donald Trump een ‘geestesgestoorde oude gek’ genoemd. Kijk, dat is nu eens nieuws dat ik wél wil vernemen. Er is te weinig nieuws waarvan een mens gaat glimlachen. En het is toch alweer van Berlusconi’s “Angela Merkel heeft geen neukbare kont” geleden dat een politicus nog eens iets interessants te vertellen had.
Je zal het altijd zien. Wil je voor het eerst in je leven een Dag allemaal kopen, zit er niet genoeg geld in je portefeuille.
Ik ging naar de bakker en vroeg om een worstenbroodje. “Warm?” ”Ja, graag.”
Na een halve minuut haalde de mevrouw het worstenbroodje uit de oven en vroeg ze: “Wat mag het zijn voor u?” Blijkbaar was dat haar manier om te zeggen “Dat zal het zijn?”
Verwarrende ervaring.
“Ik zit op de bus.”
“Ik ben thuis.”
“Ah oké, chill.”
“Waar zit ge?”
“Op de bus nog altijd.”
“Ik thuis.”
“Ah oké.”
Kan iemand mij zeggen waarover die pubers de hele tijd aan ‘t sms’en zijn? Het moet toch érgens over gaan?

23-9-2017
Ik heb een dag of tien geleden in mijn studio een dansnummertje opgevoerd en de webcamregistratie daarvan heb ik samen met een van mijn teksten op Facebook gepost. Ik danste op ‘Korolev’ van Public Service Broadcasting. Dat wilde ik gewoon nog eens even in herinnering brengen, omdat ik die bewuste Facebookpost als een van mijn meest geslaagde Facebookposts aller tijden beschouw, en dat wil natuurlijk wel wat zeggen, na bijna tien jaar Facebook.
(Dus, ICYMI: de bewuste Facebookpost is terug te vinden op mijn tijdlijn.)
(En u, welke Facebookpost(s) beschouwt u als uw meest geslaagde?)
(U gaat toch zeker niet beweren dat u over zo’n dingen nooit nadenkt?)
Dat een Europees kampioenschap in Azerbeidzjan kan plaatsvinden, illustreert voor mij wat er mis is met deze wereld. Heel veel dingen zijn nep en bijna alles is geld. Azerbeidzjan hoort niet bij Europa, het ligt in (Centraal-)Azië. Daar zijn we het toch wel allemaal over eens, of niet?

zaterdag 23 september 2017

Over Mauro en Jeugdje

Ik heb te lang gewacht om mijn droom op te schrijven. Nu herinner ik me enkel dat er gedanst werd. En het zou kunnen dat ik ook droomde wat volgt.
Ik figureerde in een film vol vrolijke, jonge, dansende mensen. Maar het was níét zo gay als het klinkt. Het was echt leuk, ik was enthousiast.
Ik chatte/belde met een vriend en plots stond hij bij mij aan de deur. Daar was ik niet op voorzien en ik vond het een beetje onaangenaam. Ik ging met hem mee, maar ik weet niet meer waar naartoe. Hij was nauw bij die ‘dansfilm’ betrokken en (ook) heel enthousiast.
Een Mauro Pawlowski-lookalike (of Mauro Pawlowski zelf) ging op bezoek bij een onbekende vrouw (allemaal in het kader van die dansfilm?). Die vrouw gedroeg zich vreemd en maakte een stugge indruk terwijl ze Pawlowski een soort rondleiding gaf door haar huis. Op de bovenverdieping knipte de vrouw plots het licht uit en het werd er stikdonker. De vrouw zei tegen Pawlowski dat hij langs ‘hier’ het huis mocht verlaten. “Maar hier is alleen een raam”, stelde Pawlowski schrikachtig vast, waarop de vrouw hem een duw gaf. Pawlowski viel door het raam en kon nog net de vensterbank vastgrijpen. Onder hem bevond zich het schuine duik van een schuur. Hij probeerde in te schatten of dat dak zijn val zou kunnen breken. Hij viel.
Elders ging het dansen gewoon door. Er waren heel wat Vlaamse acteurs bij het project betrokken.
De ballekes in de tomatensoep van café Van de Velde zijn niet meer wat ze geweest zijn. Sinds kort zijn ze minder zout en (dus) gewoon minder smakelijk. Het gaat zo ver dat ik overweeg om geen tomatensoep met ballekes meer te bestellen in café Van de Velde. Misschien de korstjes eens uitproberen? De soep zelf blijft immers zeer lekker, het zijn de ballekes die van hun pluimen verloren hebben. Ik zit er echt een beetje over in, want, man, ik vond die ballekes lékker. Ik kon er zo van smullen. But not anymeur, zoals mijn vriend W. het zou zeggen, waarmee hij, denk ik, een personage uit een Britse comedy-reeks parafraseert.
Het zit ‘m in van die kleine dingetjes. Je wil ‘Broertje ik heb je’ van De Jeugd van Tegenwoordig horen, maar die cd ligt thuis bij je moeder en via Spotify heb je dat nummer niet offline gehaald. Of je wil een Q&A-sessietje op Facebook houden via de livevideo, maar dat kan nu net niet want je hebt geen verbinding en om nu op een openbare plaats een Q&A te gaan zitten houden, dat zou wel een beetje héél raar zijn. Het zijn zulke kleine dingetjes die je eraan herinneren hoe handig internet kan zijn. Maar verder hoor je de mondscheten van Den Theo wel gewoon even kort in het radionieuws in plaats van er -tig opiniestukken over te gaan zitten lezen. Dat dan weer wel.
Ik stond op de bus te wachten toen een vrouw van een jaar of vijftig in mijn buurt kwam staan en mij vragend leek aan te kijken. Dus ik vroeg of ik van hulp kon zijn. “Ruikt gij iets aan mij?” vroeg ze met een Limburgs accent. Ze kwam dichter bij mij staan en vroeg nogmaals of ik iets rook. “Ik ruik niks, mevrouw”, zei ik naar waarheid. “Wat zou ik moeten ruiken, misschien?” “Ik heb vis gebakken en mijn hele keuken ruikt naar vis. Dus ruik ik nu misschien ook naar vis. Ruikt ge dat niet aan mij?” Ze draaide een pirouette zodanig dat ik haar van voor én vanachter kon besnuffelen mocht ik dat gewild hebben, maar, nee, ik kon echt niks aan haar ruiken. “En ik ben nochtans gevoelig voor geuren, dus ik denk dat ge u geen zorgen moet maken.” De vrouw leek nog niet volledig overtuigd, maar mijn woorden stelden haar precies toch wat meer op haar gemak. Ik herhaalde daarom nogmaals dat ik echt niks aan haar kon ruiken en al helemaal geen vis. Dat bleek dan toch te volstaan en mevrouw bedankte mij voor het delen mijner bevindingen. We wensten elkaar nog een fijne dag, terwijl ik nog steeds op mijn bus wachtte en zij verder richting stadscentrum liep. Overigens maakte deze vrouw op mij niet de indruk knettergek te zijn. (Dit gebeurde trouwens op dezelfde plek als die waar ik enkele dagen geleden een vrouw de veters van haar vriend/man/broer zag knopen. Toch geen onbelangrijk detail, me dunkt. Er valt daar duidelijk wat te beleven op die plek.)
Nog dit over De Jeugd van Tegenwoordig (samen met Elbow en The National wellicht mijn favoriete groep van de laatste vijf à tien jaar): het meesterbrein van dat gezelschap is ongetwijfeld Bas Bron. Wat die man uit zijn synthesizer tovert, daar kan Daft Punk nog van bijleren. Ja, akkoord, Wiwa, Vièze Fur en Faberyayo zijn elk op hun manier ongelooflijk zalig, maar zonder de muziek van Bas schiet er van Jeugdje niet veel over. Mocht je de lyrics van de tracks halen, ik zweer dat je zou geloven dat je naar nieuw werk van Daft Punk zat te luisteren. Dat wilde ik toch even kwijt.

donderdag 21 september 2017

Een woordenloos loeiende moslima

In een droom vlak voor het wakker worden, vierde ik mijn verjaardag. We waren met enkele vrienden uit het middelbaar (ik droom héél vaak over ex-klasgenoten uit het middelbaar - God weet waarom), we waren met enkele klasgenoten in een supermarkt. Plots verschijnt de moeder van een klasgenoot ten tonele en ze zegt dat ik mee moet komen. Ik vind dat raar, maar ben wel nieuwsgierig. Ze loopt naar een afdeling en neemt iets van een rek - een pluchen kikker. Ze duwt mij de knuffelkikker in de handen. “Ik heb gehoord dat ge verjaart, hier een klein cadeauke”. Als ik op de buik van de kikker duw, hoor ik het ruisen van de zee. Ik kan me alleen maar afvragen wat hier in hemelsnaam allemaal aan het gebeuren is.
20-9-2017
Ik droomde heel eng. Ik zat bijna helemaal achteraan in een grote zaal, eerder een overdekte tent, we zaten op klapstoelen als ik me niet vergis, waar een moslimvrouw zou komen uitleggen waarom ze niet wil dat haar dochters met een westerling trouwen. Deze vrouw besteeg in lang gewaad het podium en leek in een trance te verkeren. Zij vatte een luid en woordenloos gezang aan, misschien is ‘geloei’ een accuratere omschrijving, als wilde zij demonen bezweren. Dit had veel weg van een performance, of een duiveluitdrijving. De naam Diamanda Galas, een avant-gardistische kunstenares/zangeres, schoot door mijn hoofd. Dit loeiende gezang hield een tijdlang aan en toen het stopte keek de vrouw vol vuur de zaal in en leek ze van mening te zijn dat ze haar boodschap had overgebracht. Met een vernietigende blik (zo kan ik het nog het best omschrijven) keek ze ook naar het achterste deel van de zaal, waarin ik zat. De vrouw verliet het podium. Ik kon niet geloven dat ik net had gezien wat ik had gezien. Toen besteeg de vrouw opnieuw het podium. “Ik wil niet dat mijn dochters met een westerling trouwen”, sprak zij luid. “Wij moslims trouwen binnen onze eigen gemeenschap.” De tent stond stilaan in rep en roer. Wat doet die vrouw in het westen als ze westerlingen veracht, vroeg ik me luidop af.
Nadien bleken er in de zaal video-opnames te zijn gemaakt van ieders individuele reactie op het woordenloze, luide en bijna dreigende gezang van de vrouw. Er werd mij gevraagd om de registratie van mijn eigen reactie te bekijken. Ik zag mezelf zitten met openhangende mond en wijdopengesperde ogen, secondenlang verstijfd van ontzetting en ongeloof door wat er op het podium gebeurde. De beelden die ik zag gaven helemaal uitdrukking aan hoe ik me daar op dat moment in de zaal had gevoeld.. “Wat vind je nu zelf van je reactie, Alexander”, vroeg een docent van wie ik les krijg mij (het leek erop dat zij zelf al een oordeel, en een eerder negatief, over mijn reactie geveld had).
Ik murmelde wat onverstaanbaars, volledig in de war door wat er allemaal was gebeurd.
Daar eindigde deze droom.

maandag 18 september 2017

Bangelijke dromen, zalige culinaire recensies

Ik droomde dat ik 140 euro vond op een groot plein dat iets weghad van het Leuvense Sint-Jacobsplein. Het plein uit mijn droom was echter nog wat groter en groener. De bezitter van de 140 euro was nog in zicht, maar hij had zichtbaar veel haast. Ik wilde net een spurtje trekken om hem in te halen en hem zijn geld terug te geven, toen er een Nepalees/Pakistaans uitziende man (type nachtwinkeluitbater) op mij afkwam. Die vond het een onzinnig idee om dat geld terug te geven. ‘Wij’ hadden dat geld toch gevonden? ‘Wij’ konden dat geld toch onder ons verdelen? Ik was niet op mijn gemak en voelde dat deze man bereid was om mij dat geld met geweld afhandig te maken. Ik sputterde nog wat tegen, maar stelde uiteindelijk voor om het bedrag te verdelen, elk de helft. Daar kon hij blijkbaar vrede mee nemen. Ik ging snel weg en verachtte mezelf om wat ik had gedaan.
Verderop in dromenland probeerde ik door op allerlei manieren leuk te doen in het gevlij te komen bij een meisje met wie ik tijdens het middelbaar in de klas heb gezeten. Ze leek maar half onder de indruk, maar dat gaf mij de moed om te volharden. Ik zong en danste en deed onnozel. Ik draaide een halve minuut als een tol in het rond tot ik niet meer op mijn benen kon staan. Ondertussen was een man die ik recent heb leren kennen erbij komen zitten - we zaten in een soort treincoupé - en die moest helemaal niet zoveel moeite doen om mijn voormalige klasgenote aan het lachen te krijgen, al was ze nog steeds weinig van zeg. Het gekke was dat ik haar doorlopend aansprak met een naam die op de hare leek, maar niet de hare was (zoals bijvoorbeeld Katrien en Katrijn). Ik besefte dat pas toen ik een liedje voor haar zong waarvan ik dacht dat de titel haar naam was, tot ik me realiseerde dat zij in feite zo niet heette. Hoe lullig. Ik wilde zo graag dat ze mij leuk vond, maar het lukte niet.
De meeste van mijn dromen lopen slecht af, maar bij het ontwaken vind ik ze allemaal even geweldig.
Het is zondagmiddag. De kamer is licht, de zon schijnt door het raam op de linkerkant van mijn hoofd - lekker. Ik eet een spiegelei. Alle drie eieren zijn perfect geklutst. Dat had je mij twee jaar geleden niet moeten vragen. Een hele begripvolle vrouw heeft mij geleerd hoe ik een ei moet klutsen. Ik zal haar daar eeuwig dankbaar voor zijn.
Ik luister naar ‘Take Me Home’ van Sophie Ellis-Bextor en lees De Standaard Magazine van 1 april van dit jaar. Een paginagrote afbeelding van een fotogenieke hond met een rosse pruik. Zalig. Gelukzaligheid. De zon valt nog steeds op mijn wang. Ik scheur de afbeelding van de hond zorgvuldig uit het magazine en plak ze met plakband tegen de muur, naast mijn kaartjes. Fijn. Ik kijk ernaar vanuit mijn zetel en zie dat het goed is. Sommige mensen die mij heel goed kennen zouden zeggen dat ik ‘goe(d) bezig’ ben en waarschijnlijk hebben ze dan ook gelijk. Voor een van die mensen ga ik een cadeau bestellen. Ik ben zelf ook benieuwd naar hoe dat cadeau er precies zal uitzien. Ik luister opnieuw naar ‘Take Me Home’ van Sophie Ellis-Bextor. Guilty pleasures bestaan niet. De Standaard Magazine (het ‘lifestyleboekske’ of het ‘vrouwen- en homoboekske’ van De Standaard) is ook geen guilty pleasure. Dat is gewoon goed gemaakt en leuk om te doorbladeren. Zo lees ik graag de culinaire recensies van Bruno Vanspauwen. Hij bezoekt een restaurant en doet nadien verslag van zijn bevindingen. Ik hou daar wel van. Het is een wereld die ik niet ken en ook niet hoef te leren kennen, maar Bruno gunt mij een glimp van de zwarte truffels, de koud gemarineerde sardines en de gekonfijte citroen. Ik zie een fotootje van Naomi Canpbell, zie de naam Charlize Theron passeren, beslis die een te googlen. Maar niet nu, ah nee, ik heb geen internet hier. Aaah, die stilte, die rust. Schrijfster Annelies Verbeke vertelt dat ze zo kan genieten van een hoofdmassage. Ja, dat kan ik me voorstellen. Ik wil ook een hoofdmassage. En ik wil dat de zon op mijn wang blijft schijnen. Forever.

zaterdag 16 september 2017

11 september

Gisteren plaatste ik nog eens een reactietje op een post van een Facebookvriend over het ranzige taalgebruik van Theo Francken. Terwijl ik die reactie typte, besefte ik hoe nutteloos dat was. Ik deed het enkel en alleen voor mezelf (ik bedoel dat niemand er op zat te wachten, dat er geen haan naar zou kraaien). Misschien zou iemand het ‘leuk’ vinden’ - oh, wat begin ik dat woord 'leuk' te haten - en heel misschien zou iemand er zelfs op ‘reageren’. Maar in godsnaam wat deed het er toe? Alsof ik op een of andere manier met die reactie iets kon ‘bijdragen’ of iets kon ‘in gang zetten’.
Hahaha! De gedachte alleen al.
Theo komt ermee weg, met zijn ranzige taalgebruik, het is niet moeilijker dan dat. En wat gaat Alexandertje daar tegen beginnen? Aha, ik dacht het al: just niks. Dan maar zo weinig mogelijk aandacht besteden aan Theo. Stekker uit het stopcontact, bye bye politieke actualiteit.
(Ik heb vandaag ook niet meer gekeken of ik daadwerkelijk een like heb gekregen voor mijn reactietje. Had ik natuurlijk moeten doen. Dju! Waarom voel ik me nog zo weinig betrokken bij de vierhonderdachtenzestigste discussie over het taalgebruik van Theo Francken? Oh juist, ik weet het weer: omdat al dat palaveren op Facebook geen f*** verschil uitmaakt. Dáárom.)
Ik zag een jongeman, een jaar of 27, heel net gekleed (hemd in de broek, das, bijpassende vest) met zijn rechterbeen naar voren op het voetpad staan. Aan zijn voeten zat een jonge, al even opgeklede, vrouw (zijn vriendin?) op haar hurken de veters van de mooie bruine, lederen schoenen van de jongeman te strikken. Het bood een hele rare aanblik. Een jongeman die in het openbaar op zijn dooie gemak om zich heen kijkt terwijl zijn vriendin zijn veters strikt. Eerst de rechterschoen en daarna de linker. Dit duurde toch zeker een kleine minuut. Ik had er een foto van willen maken, het zag er zo gek uit. De jonge vrouw had een middellange rok aan en doordat ze op haar hurken zat, waren haar benen tot boven haar knieën ontbloot. Mooie benen, moet gezegd. Ja, dat was me een fotogenieke minuut. (Overigens maakte die jongeman op mij niet de indruk dat hij niet zelf in staat zou zijn om zijn veters te strikken.)
11 september (of Nine Eleven, zoals ze die dag in de Verenigde Staten noemen). Het is zo’n dag die bij niemand één enkele gedachte zal oproepen. Daardoor staat 11 september in schril contrast met bijvoorbeeld 4 oktober (Werelddierendag), 28 december (Onnozele kinderen) of 6 januari (Driekoningen). In schril contrast ook met 31 juni (de dag van de onhandige secretaresse), 18 januari (de dag waarop Kevin Costner en ikzelf jarig zijn) of 1 april (de eerste dag van de maand april). Maar 11 september, nee, dat is een dag zonder verhaal. Een dag waaraan geen herinneringen vasthangen, een banale dinsdag waarop je Jehova’s getuigen aan de deur krijgt en hen wandelen stuurt.
Tót! Tot er dan plots iets verschrikkelijks gebeurt op zo’n elfde september. Een dramatische, apocalyptische gebeurtenis die de toekomst van de wereld in een andere plooi legt en waarover nog vele decennia zal worden gesproken. Een gebeurtenis waarop ‘s werelds meest erudiete intellectuelen hun licht zullen laten schijnen. Ja, natuurlijk, u raadt het al, over welke elfde september heb ik het anders dan over 11 september 2017, oftewel maandag jongstleden. Afgelopen maandag, 11 september, was immers de dag waarop een mede-bewoner van de residentie waarin ik woon verschillende materialen op de gemeenschappelijke vuilnisplaats gedeponeerd heeft die daar niet thuishoren en die hij of zij in feite naar het containerpark had moeten brengen. Onze syndicus spreekt in een niet mis te verstane open brief over een daad die “niet kan” en belooft op zoek te zullen gaan naar “de persoon of personen die dit zouden gedaan hebben”.
Nou! Da’s niet van de poes. 11 september (of Nine Eleven, zoals ze die dag in de Verenigde Staten noemen) staat nu wel voorgoed in mijn geheugen gegrift.

donderdag 14 september 2017

Tist de dove componist

Uit ‘Infinite Jest’: een man die ervan overtuigd is dat er in de wereld maar een beperkt aantal mannen gelijktijdig een erectie kunnen hebben. Telkens wanneer hij een erectie heeft, voelt hij zich schuldig tegenover mannen die in andere delen van de wereld in moeilijkere omstandigheden moeten leven dan hij. Hij vindt dat die mannen het meer ‘verdienen’ om van een erectie te ‘genieten’.
Dit schuldgevoel vergelijkt David Foster Wallace met dat van de hoogopgeleide groene jongen die een bontmantel draagt.
Ik luisterde met mijn nieuwe koptelefoon naar Radio 1. Ze speelden een nummer van Jamiroquai. Wat een Stevie Wonder-rip off is me dat toch. Maar ach, Stevie Wonder is blind dus hij zal er wel geen graten in zien. Blinde mensen bekijken dingen vaak op een andere manier. Ze zien de dingen vaak door een zwarte bril en lijken nergens van op te kijken. Ze doorzien je meteen als je hen scheef bekijkt terwijl ze lopen te windowshoppen. Het gekke met blinde mensen is dat ze veel bekijks hebben, maar op hun beurt nooit iemand lopen aan te gapen. Het zijn mensen met manieren. Je zal hen bijvoorbeeld nooit met open mond een mooie vrouw zien nastaren. Niet dat alle blinde mannen homofiel zijn, nochtans. Ze zijn meer het soort man zoals mijn vriend Tist. Tist is een dove componist en ofschoon hij er graag bijhoort, luistert hij meestal maar met een half oor naar wat je te vertellen hebt. Tist is vaak pissed omdat hij tot over zijn oren in het werk zit. Wanneer ik hem dan onoordeelkundig aan een kruisverhoor onderwerp gaan zijn oren tuiten. Wel maken Tist en andere dove mensen de beste muziek ter wereld. Dat merk je bijvoorbeeld op Tomorrowland. Alle DJ’s die daar draaien hebben een vrij goed functionerend gehoororgaan en stuk voor stuk maken ze slechte muziek. Hoe minder goed zo’n DJ hoort, hoe beter de muziek. Neem bijvoorbeeld Laurent Garnier. Die was bijna doof toen hij ‘The Man With The Red Face’ componeerde. Een tijdloze wereldhit. Dus, dove mensen zijn sowieso de beste DJ’s. Zij doen het nog zoals het hoort.
Laatst zag ik een blinde en was me dat een ambetante vent, zeg. Ik kreeg het meteen met hem aan de stok. Dove mensen zijn goeie DJ’s en blinde mensen zijn paljassen die maar beter voor mij uit hun doppen kijken. Als ze het willen inzien tenminste. In tegenstelling tot de blinden kan elke dove medemens van mij een cadeau krijgen. Een Fnacbon ter waarde van 20 euro bijvoorbeeld. Ik wil de CD-industrie graag levend houden. En voor doven die daar geen oren naar hebben koop ik deosticks. Van Dove. Die ruiken heerlijk. Deosticks van Dove doe ik ook weleens aan normale mensen cadeau. Laatst nog aan mijn nieuwe onderbuurvrouw, mevrouw Stinckens. Ik vind het leuk om mijn buren met cadeaus te plezieren. Meneer Neuckermans, mijn bovenbuur, heb ik bijvoorbeeld een opblaaspop cadeau gedaan waar ik zelf veel plezier aan heb beleefd in de tijd dat ik nog samen was met mijn ex. Op mijn beurt - ‘beurt’, haha - heb ik van Benny (meneer Neuckermans heet Benny met zijn voornaam) een hoogwaardige koptelefoon cadeau gekregen. Dat is de koptelefoon waarmee ik naar Radio 1 zat te luisteren toen ze Jamiroquai speelden. Erg handig, die koptelefoon, want Benny is altijd met vanalles bezig en dat brengt soms wel wat gebonk en ander lawaai met zich mee. Benny is kinderloos trouwens, omdat zijn vrouw, Conny, onvruchtbaar is. Ze hebben nu een hondje genomen: Danny. Danny Neuckermans.

woensdag 13 september 2017

Terug naar school als een positivo

Dopamine. Onthoud dat woord.
Vanaf morgen ga ook ik terug naar school. Een cursusblok, een map en een balpen had ik al, een markeerstift ben ik moeten gaan kopen, alsook ‘boterhampapier’ om mijn middagmaal in op te bergen. Later deze week koop ik misschien zelfs een brooddoos.
Serge Simonart. Onthoud die naam. Serge Simonart, oftewel de man die zijn volk de wenkbrauwen leerde fronsen. Hij heeft Tori Amos geïnterviewd en bewijst in Humo dat zij twee dit jaar samen Kerstmis zouden kunnen vieren, mocht Serge daar zin in hebben. (Een mopje over Bowie en Prince zou nu veel te gemakkelijk zijn, dus dat doe ik maar niet.)
Er is mij in de artikels van Simonart iets opgevallen. Hij stelt geregeld nogal rare, bijna gênante vragen en hoewel je zou veronderstellen dat zijn interviewees daar al even raar op reageren (“wat een vreemde snuiter, die Serge”), schijnen ze altijd precies te begrijpen wat hij bedoelt en lijken ze hem slim, interessant of grappig te vinden. Uiteraard doet Simonart hiermee de waarheid geweld aan. Hij stelt wellicht - maar met hem weet je natuurlijk nooit - vrij normale vragen en geeft daar in zijn artikels dan een interessantdoenerige draai aan. Zo begint hij tegen Tori Amos: “Een paar dingen zijn veranderd sinds we elkaar voor het laatst zagen: we zijn allebei ouder geworden, én ik tolereer niet langer vage, zweverige antwoorden.” Zou hij dat echt gezegd hebben? Zou hij het woord ‘zweverig’ gebruikt hebben? In geen enkele context heeft dat woord een positieve betekenis. Dus Simonart hangt tegen Tori Amos de bad boy uit? Ik geloof er just niks van.
Overigens moest Tori Amos (blijkbaar) heel hard lachen met Simonarts eis om heldere antwoorden. Het zal wel, Serge, het zal wel.
Omdat we fans voor het leven zijn: nog meer Simonart. Viel ik me daar toch wel steil achterover van zijn optreden, enkele weken geleden, in het Radio 1-programma ‘Interne keuken’. Jeetjemina, nooit zoiets gehoord, nooit zoiets meegemaakt. Wat een vreemde, karaktergestoorde vent. Hij noemt zichzelf halverwege dat gesprek met zijn kenmerkende zeurstem een onverbeterlijke optimist, maar heeft tegen dan al wel een uur lang liggen kankeren over zowat alles wat volgens hem eigen is aan de postmoderne wereld. Esthetiek die verloren gaat. Mensen die dommer en oppervlakkiger worden. Kinderen die van nature lui zijn en dus geconditioneerd moeten worden, want anders loopt het slecht met hen af. En ga zo maar door. Een quasi door en door negatief mens- en wereldbeeld. Edoch, we hebben wel degelijk te maken met een echte ‘positivo’ (ook weer zijn woord). Je moet het gewoon gehoord hebben om het te geloven.
Een dokter moet dringend een diagnose stellen, zodat we voorgoed weten wat er met die Simonart aan de hand is. Is hij misschien autistisch? Of is hij een narcist? Kan hij er iets aan doen of niet? En hoe doe je dat, leven zonder tot humor in staat te zijn? Zoveel interessante vragen voor deze miskende Grootste Belg.
12-9-2017
Op de vraag hoe wij tegenover een ‘diverse samenleving’ staan, was het wenselijke antwoord duidelijk: positief. Ik ga akkoord, maar wil daar toch ook een bedenking bij maken. De diverse (of superdiverse) samenleving moet gecoördineerd worden, anders zwalpt ze maar wat aan en gaan we de facto nergens naartoe, behalve naar een staat van segregatie tussen verschillende etnische gemeenschappen (een beetje zoals het nu is, eigenlijk). We moeten niet aan diversiteit doen óm aan diversiteit te doen. Als je het doet, doe je het beter goed.
Een jongen in mijn groep vond de diverse samenleving een goede zaak al was het maar omdat er vanuit het buitenland veel goede voetballers ons land kunnen binnenkomen die veel goals kunnen maken voor zijn favoriete voetbalploeg. “Oké”, zei de docent, “en wat vinden jullie nóg positief aan een diverse samenleving?”
Ja, het was best een lollige dag in de klas.

maandag 11 september 2017

Bart De Pauw blijft ook bestaan

Ik was in Heverlee voor de verandering eens op een TEC-bus gestapt richting het station van Leuven. Net als De Lijn kent de Waalse busmaatschappij haar prijzen (2,60 euro voor deze korte rit). Niks aan de hand, we kwamen aan op onze bestemming. En dan:
Chauffeur: (luid) “Au revoir.”
Verschillende passagiers: “Au revoir. Bonne journée!”
Dat moet je op een Lijnbus eens proberen. Men zou nog jarenlang schande spreken van die karaktergestoorde buschauffeur.
‘Alleen Elvis blijft bestaan’ is de Vlaamse ‘Zomergasten’, dát ontkennen is als het licht van de zon ontkennen. Anderhalf uur in plaats van drie uur, dat wel. Tot voor gisteren had ik nog nooit een volledige aflevering van ‘Alleen Elvis’ uitgekeken. Ik stoor mij aan bijna de helft van alle mensen die op tv komen en dus ook aan Thomas “hij doet dat zó goed” Vanderveken. Ik vind die man (of is hij nog een jongen?) té onberispelijk (nee, het is ook nóóit goed). Hij is onkreukbaar en echt de geknipte chouchou voor gediplomeerde vrouwen van de babyboomgeneratie die in hem een ideale schoonzoon herkennen, ofzo. Hij is zó sympathiek. Soit. Voor mij is het gewoon niet snel goed. Ik zie liever mensen met een zekere ‘edge’. Mensen die niet helemaal goed in hun vel zitten, die wat onrust uitstralen. Mensen met een ‘verhaal’.
Gisteren keek ik dus voor het eerst naar een volledige aflevering en eigenlijk viel hij me best mee, die Vanderveken. Maar ik verbaasde me over enkele dingen. Zo vroeg hij Bart De Pauw helemaal aan het begin van het programma naar de naam van diens vrouw en kinderen (waarschijnlijk standaardvragen?). Wel, dat soort flauwekul leidt mij al meteen af van alles wat er in de daaropvolgende seconden gezegd wordt. Ik hoef helemaal niet te weten hoe de vrouw en kinderen van Bart De Pauw heten (Ines De Vos, Quinten, Amélie en Charlotte - graag gedaan). Daar gáát het toch niet over in zo’n programma? Als ik iets over De Pauws gezin wil vernemen, koop ik toch gewoon de Dag allemaal? Ook later in het programma stuurde Vanderveken het gesprek richting de persoonlijke sfeer van De Pauw. Hij moest iets vertellen over zijn ouders, zijn jeugd, zijn schooltijd, zijn huidige gezinssituatie. Oké, dat was niet geheel bij de haren getrokken, want De Pauw praatte daar alsnog vooral over zijn vak als televisiemaker en de aanloop daar naartoe. Maar toch, voor mij hoeft dat niet zo. Het zijn wellicht richtlijnen die Vanderveken van hogerhand opgelegd krijgt. Zo passeerde - en ik was daar oprecht door verbaasd - ook weer de vraag hoe De Pauw zich nu tegenover Woestijnvis verhoudt. Op die vraag heeft De Pauw toch al duizend keer eerder geantwoord? Maar Vanderveken moest die vraag blijkbaar nog maar eens stellen. Interessante tv levert dat nochtans niet op. Het antwoord is immers bekender dan Justin Bieber, Michael Jackson en Barack Obama samen en De Pauw zal zich nooit laten verleiden tot een sappig, nooit eerder uitgesproken, detail. Ondertussen tikt de tijd weg en aan het eind van het programma zijn er drie of vier fragmenten die we niet hebben meegekregen. Sneu.
Los van mijn opmerkingen was dit echter wel heel goede televisie. We leerden De Pauw voor eens en voor altijd kennen als een gepassioneerde vakman. Iemand die binnen Vlaanderen sowieso en waarschijnlijk ook wel binnen de lage landen tot de top der (mainstream) televisiemakers behoort. En al praatte hij anderhalf uur over zijn carrière, hij is er helemaal de man niet naar om veel poeha rond zijn persoon en werk te verkopen. Ik had eigenlijk doorlopend de indruk dat De Pauw eigenlijk geen babbelaar is en dat hij voor ‘Alleen Elvis’ een uitzondering maakte. Een intelligente gast wel die zijn vak zodanig onder de knie heeft dat hij zijn afwijkende ideeën op een authentieke en geestige manier naar het scherm en een gigantisch publiek weet te vertalen. Een vanalleskunner ook, die echter niet te beroerd zal zijn om zijn ego aan de kant te schuiven wanneer dat nodig is. In dat opzicht was de passage waarin het fragment van de Deense sterrenkok van Noma centraal stond de interessantste. Over het streven naar perfectie. Ik geloof De Pauw als hij zegt dat hij dat doet. En daarmee onderscheidt hij zich naar mijn gevoel van nogal wat andere televisiemakers. Je kan geen appelen met peren vergelijken, maar wat een mens van tijd ziet passeren op tv.. Het getuigt van een luiigheid waar je Bart De Pauw nooit op zal betrappen. Die mens kan niet slapen wanneer zijn programma’s niet áf zijn. ‘Alleen Elvis blijft bestaan’ speelt voorlopig een categorie lager. Je zit met een presentator zonder edge en met een format dat niet perfect op punt staat. Het streven naar perfectie zie ik in dit programma niet terug. Als kijker zie je de optelsom: sympathieke Vanderveken + anderhalf uur onderhoudend praten met een boeiende gast = goeie televisie. Ja, dat klopt (of toch voor deze aflevering). Maar of het echt ambitieus is? Dat laat ik in het midden.
(Hierbij een televisiefragment dat ík zeker zou uitkiezen als ik te gast was in ‘Alleen Elvis’. Ik zou daar nogal over kunnen vertellen ook.)

zondag 10 september 2017

De afspraak missen

Hé, dat is gek, ik sta op met een licht, zelfs optimistisch gevoel, - héél ongewoon - terwijl ik gisterenavond nochtans voor het eerst aan het twijfelen sloeg in mijn nieuwe studio.
Ik moet echt fantastisch gedroomd hebben...
Gisterenavond begon het te malen in mijn hoofd. Die vrijgekomen ruimte in mijn dagen (geen urenlang op internet rondsurfen thuis) hoe ga ik die nu eigenlijk invullen? Eens de wittebroodsweken na de verhuis achter mij liggen, zullen enkel schrijven, lezen en muziek luisteren waarschijnlijk niet meer vol te houden zijn. Dan zal ik wanhopig van onder mijn dekentje naar de muren beginnen te staren, mogelijk in een confronterende staat van botte verveling. Of het schijngevoel van eenzaamheid kan de kop opsteken, dat kan ook. Ik moet mij in mijn kamer alleszins ook nog op andere manieren zien bezig te houden, dat weze duidelijk.
Maar hoe? Een kruiswoordraadselboek? Tekengerief? Studeren? Ik wist het even niet goed, gisterenavond.
Eerder die dag had ik opgevangen dat ‘De afspraak’ maandag herbegint op Canvas. Ze mogen er van zeggen wat ze willen maar ik kijk al eens graag naar dat programma. Ik maakte me de bedenking dat ik misschien zelfs niet overwogen zou hebben om het zonder internet te doen als het nieuwe seizoen van ‘De afspraak’ al bezig geweest zou zijn (ik kijk altijd naar ‘De afspraak’ op mijn computer, ik heb geen tv). Nu zou ik ‘De afspraak’ moeten laten schieten en dat zie ik, eerlijk is eerlijk, niet helemaal zitten. Ook al hoef ik niet elke minuut van dat programma te zien, ik trek er wel graag eens twintig minuten voor uit. Nu zou ik me naar een openbare ruimte moeten begeven om het te kunnen bekijken, een gedachte die me meteen erg tegenstond. “En wat als het koud gaat worden? En wat als ik werk zal hebben waardoor ik ‘s avonds gewoon lekker thuis wil blijven omdat ik moe ben?” Voor het eerst in mijn leven ging ik oppervlakkig nadenken over de eventuele aanschaf van een tv. Een gedachte die enigszins aanvoelde als een nederlaag. Sinds ik niet meer bij mijn moeder woon, heb ik nooit behoefte gehad aan een televisietoestel in mijn woning. Ik associeer televisie met BV’s. En BV’s associeer ik met verveling.
Maar mocht ik toch een televisie nemen dan zou het een analoge moeten zijn, liefst een met één zender (Canvas), wat ook wel meteen met zich meebrengt dat ik ‘De afspraak’ zou moeten bekijken op het uur dat het uitgezonden wordt. Tja. Hoewel niet onoverkomelijk toch ook niet heel evident. Tot nu toe bekeek ik het programma altijd wanneer het mij uitkwam.
Een ander scenario, maar eentje dat ik echt niet zie zitten omdat het op voorhand gedoemd is om te mislukken: toch internet laten installeren en mij tot het allernoodzakelijkste beperken. En ‘De afspraak’ bekijken zou daar dan toe behoren, tot dat allernoodzakelijkste. Het klinkt zo belachelijk als het is.
Gisteren had ik ook vernomen dat Bart De Pauw te gast is in ‘Alleen Elvis blijft bestaan’ en spontaan bekroop mij de wens om ook dát te bekijken. Dan maar mijn gedisciplineerde internetgebruik opentrekken tot de volledige website vrt.nu (waar je alle VRT-programma’s gedurende een bepaalde periode kan herbekijken)? Een eerder slecht idee, leek mij. Het staat vast dat ik internet moet vermijden. Met internet (Facebook en alles wat daaruit voortkomt) in de kamer komt het op termijn niet goed. Als ik internet in huis haal, is het waarschijnlijk weer gedaan met schrijven. Dat geef ik u zelfs op een briefke. En dan is het binnen de kortste keren weer van klikken, klikken, klikken. Net nu ik van een bepaalde digitale rusteloosheid verlost ben. Net nu ik zo’n plezier beleef aan dat schrijven.
(Gisterenavond vond ik dat schrijven van mij plots enorm idioot. Dat was wel het ergste. “Waarom al dat schrijven? Wat is daar de bedoeling van? En stop eens met dat ik-wil-aandacht-ik-wil-geen-aandacht-spelletje.”)
Pistes eliminerend besefte ik dat ik het buitenshuis moet gaan zoeken. Ervoor zorgen dat ik één of twee (extra) avonden per week niet thuis ben. Maar eigenlijk is dat niet mijn natuur, ik ben nogal een thuiszitter, als ik zelf mag kiezen. Op mijn gemak in mijn zetel met mijn eigen dingen bezig zijn, dat is wat ik graag doe. Behaaglijk in mijn comfortzone. En welke activiteiten zou ik dan eens opnemen buitenshuis? Bij welke vereniging zou ik me aansluiten? Welke activiteit kan er zo’n aantrekkingskracht op mij uitoefenen dat ik ze in mijn wekelijkse structuur zou incorporeren? Ik ben wel heel bereid om hier serieus over na te denken.
Maar wat er ook allemaal van zij, vandaag word ik (tot mijn vreugde en verbazing) wakker met een positief en rustig gevoel. Ook deze overpeinzingen lijken daar geen verandering in te kunnen brengen. Ik neem aan dat dat wilt zeggen dat ik me nergens zorgen over hoef te maken. Vermoedelijk zullen de dingen zich wel uitwijzen

zaterdag 9 september 2017

Roamingkosten en andere zever

Alexander De Croo zegt in De Standaard van 2 september dat de ware opsplitsing in dit land er een is van hen die vooruit kijken versus hen die achteruit kijken. Als journalist zou ik me dan niet kunnen inhouden om te vragen tot welke van beide groepen hij zijn eigen partij rekent.
A. en ik waren op de opening van een fototentoonstelling en we deden ons best om de geëxposeerde beelden te bewonderen. “Sommige foto’s zijn eigenlijk mooier als je ze van ver bekijkt”, zei A.. “En geblinddoekt”, zei ik.
Ja, wij lachen wat af, wij twee.
Een leesclub in de bibliotheek. Zes senioren - vijf vrouwen, één man - en een begeleidster. En rarara, wie voert er het hoge woord? Uiteraard. Hij heeft het over islamieten en jodenhumor, hij geniet ervan om in de aandacht te staan en zijn parlé te doen. De begeleidster vraagt of het tijd is voor een korte pauze. Maak er maar een lange pauze van.
Ik zat op de bus en hoorde een studente het volgende zeggen tegen een kennis die ze blijkbaar al lang niet meer had gezien: “Ik heb twee jaar toegepaste taalkunde gestudeerd, maar na de aanslagen in Brussel was dat echt niet meer vol te houden. Allez, da’s een lang verhaal. Ik studeer nu voor leerkracht secundair onderwijs.” Ik mengde me in het gesprek en vroeg waarom ze haar studie had afgebroken na die aanslagen. Nee, da’s niet waar. Ik heb die vraag niet gesteld. Maar ik was benieuwd, amai.
Tegenover mooie vrouwen stel ik me veel welwillender op dan tegenover minder mooie vrouwen. Het zou ronduit gemeen zijn om dat te verzwijgen.
Weer een beeld uit ‘Infinite Jest’: iemand die haar ogen niet durft te openen uit angst om te ontdekken dat ze blind is, en door haar ogen permanent gesloten te houden de hoop bewaart dat ze níét blind is.
Lapidair, obstinaat, efemeer en obsoleet. Vier woorden waarvan ik steeds de betekenis vergeet.*
Gehoord op straat en heel boeiend bevonden: “’k Eb kweenioeveel biccen in uis en ask ‘r dan ene nodig hem, dan vin ‘k er gene. Dan pak ‘k uit miserie e potlood.”
Vooral dat laatste vond ik interessant. Uit miserie een potlood moeten nemen. Veel erger wordt het natuurlijk niet.
(Of toch. Lees verder.)
Deze zomer zijn de roaming-kosten weggevallen waardoor telefoneren en surfen vanuit het buitenland niet langer peperduur is. Goed nieuws natuurlijk. Of dat zou je toch denken.
De hoofdredacteur van De Standaard, Karel Verhoeven, heeft er in de krant van 2 september het volgende over te zeggen: “Het is natuurlijk praktisch om overal tegen hetzelfde tarief te kunnen surfen en appen, maar het vakantiegevoel leed eronder. Omdat ze onophoudelijk in contact bleven met de wereld en het thuisfront, voelden velen zich niet meer ‘weg’. Er is geen leven meer zonder mailbox en Facebook. Er is geen ontsnappen meer aan de normale wereld, het nieuws, de vrienden, de likes. Het is een interessante paradox: hoewel we met z’n allen nooit eerder zoveel kilometers hebben gereden en gevlogen, waren we nooit eerder zo weinig ‘weg’. ‘Weg’ te zijn is de heerlijke illusie van reizen. Door minder ‘weg’ te zijn wordt het moeilijker om rust te vinden. Het leidde op onze Facebookvraag over smartphones en vakantie zelfs tot milde nostalgie naar de dure roamingkosten. Zo gek wordt het dat alleen woekertarieven nog digitale zelfdiscipline afdwingen.”
Hogerop in zijn opiniestuk had Verhoeven het al over de ‘onttovering’ van het vakantiegevoel.
Tja. Met Stijn Meuris zal ik besluiten: “Zou een heel klein beetje oorlog soms niet beter kunnen zijn?”.
* lapidair: kort, kernachtig (vandale.nl); obstinaat: eigenzinnig, koppig (vandale.nl); efemeer: kortstondig, vluchtig (encyclo.nl); obsoleet: verouderd (encyclo.nl)

vrijdag 8 september 2017

Loze Spot

Als ik niet was wie ik was en ik mezelf niet kende, zou ik mijn stukken waarschijnlijk graag lezen, al zou ik er nu ook weer niet bewust tijd voor uittrekken (misschien ook wel, eigenlijk). In een tijd waarin men vier dingen tegelijk leest (deredactie.be (snds krt VRT NWS), WhatsApp, Facebookposts, mijn dagelijks gezwets eventueel) en ondertussen ook nog negen andere dingen aan het doen is ((video)chatten, eten, neuspeuteren, ballenkrabben, tv-kijken (op mute), muziek luisteren (met waardeloze klank), wachten op een Deliveraar, Theo Francken retweeten, onzeker zitten zijn en super zelfbewust zitten zijn) vind ik het niet de moeite om een ‘publiek’ te ‘veroveren’. Als de nieuwe Vlaamse hype worden (want ja, je zal in Vlaanderen als ‘nieuwkomer’ gehypet zijn of je zal níét zijn) het hoogst haalbare is, zoals het Loze Spot bijvoorbeeld overkomen is, dan bedank ik daarvoor. En ik heb niet eens een auto. Ik kan me met andere woorden niet eens verplaatsen naar een cultureel centrum te Zwevezele om daar in het gezelschap van Dirk De Wachter en nog enkele andere usual suspects een uur of twee gemoedelijk voorspelbaar te zitten zemelen over het een of het andere maatschappelijk zogezegd relevante thema voor een voor 80% vrouwelijk, bijna gepensioneerd en redelijk hoogopgeleid publiek van beate bewonderaars. What’s next? Een passage in ‘Van Gils & gasten’ met Lieven ‘Alexander, kom erbij!!!’ Van Gils? Horror in het kwadraat. 1.000.000 verveeld zappende kijkers.
Ik ben natuurlijk ook niet héél taalvaardig, getuige de enkele aanhalingstekens die ik te pas en te onpas gebruik en die ene vreselijke zin vol loze spot halverwege deze paragraaf.
Met een vriendin heb ik afgesproken dat ik mijn dwerghamster Koen Geens zal noemen, gesteld dat ik ooit een dwerghamster neem (nu gaat dat alvast niet vanwege plaatsgebrek).
(Als ik twee dwerghamsters neem zal ik ze Bracke en Crabbé noemen (“Oh kijk, hoe schattig, Crabbé loopt weer in zijn radje.”).)
Waarom Koen Geens? Omdat ik dat een leuke naam vind voor een dwerghamster én omdat Koen Geens als minister van justitie beslissingen moet nemen over mensen (vooral van allochtone origine uiteraard) die in de gevangenis zitten en ik hem als mijn dwerghamster zélf gevangen kan zetten.
(Een andere leuke naam voor een huisdier vind ik Abdeslam. Voor een hond bijvoorbeeld. “Abdeslam, zit!”)
Zijn mensen zich nog bewust van hun omgeving? Als beklagenswaardige misantroop moet ik op die vraag natuurlijk negatief antwoorden. Mensen blokkeren voetpaden om er gewoon wat met elkaar te staan kletsen als stonden ze in hun achtertuin te barbecueën. Mensen versperren deuren van openbare gebouwen omdat ze ter hoogte van zo’n deur besluiten om even hun Instagram te checken ofzo. Met wat pech hebben die mensen een koptelefoon op. Daarom herhaal ik mijn vraag: zijn mensen zich nog bewust van hun omgeving? Of: zijn mensen zich nu minder bewust van hun omgeving dan vroeger? Een vraag waarop ik wel het antwoord ken: zijn er de laatste jaren meer kinderen met nekklachten? Het antwoord op die vraag is ja.
Voorlopig is het zover nog niet, maar er komt misschien een moment waarop ik besluit om ‘Infinite Jest’ even opzij te leggen en ‘De man die niet schoot’ van Vincent Merckx ter hand te nemen. ‘Infinite Jest’ vraagt veel van een men en ik begrijp intussen ook heel goed waarom het niet vertaald is naar het Nederlands. Ondoenbaar gewoon. Al die verschillende taalregisters, al die verwijzingen die enkel Amerikanen écht kunnen begrijpen. Ik betrap mezelf erop dat ik paragrafen lees die inhoudelijk bijna volledig aan mij voorbijgaan en dan maak ik er voor mezelf maar een soort van leesoefening van. Dat ik nooit een woordenboek raadpleeg, helpt mijn zaak niet echt, maar als ik dát er, naast de eindeloze eindnoten, ook nog eens moet bijnemen dan kom ik helemaal niet vooruit. Of net wel, natuurlijk.
Wat blijft er over van Facebook als je er nog slechts vijf minuten per dag op rondkoekeloert? In mijn geval: mijn eigen gekriebel posten en de blog van mijn nonkel lezen. En verder? Nikske. Nougatbollen.
Het lezen der opiniestukken had ik sowieso al bijna volledig achter mij gelaten (sinds ze bijna allemaal betalend werden en ik me eens te meer realiseerde dat al die meningen me niet écht interesseren). En trouwens, hoe gek is dat eigenlijk, betalen om iemands mening te lezen? Dan kunt ge beter op café gaan, daar hoort ge ook meningen en na betaling krijgt ge er nog een pint bij. ‘t Is toch waar, zeker

donderdag 7 september 2017

Ik lees De Morgen

Ik lees De Morgen van 31 augustus jongstleden. Als gediplomeerd journalist (en, als u mij toestaat, ex-journalist) meen ik zo’n krant toch op mijn eigen manier te lezen/begrijpen, wat dat ook moge betekenen. Hoe dan ook, ik lees die krant en besef heel duidelijk dat ik geen journalist voor die krant zou willen zijn. Niet omdat ik iets tegen De Morgen heb (hoewel, een haat-liefdeverhouding heb ik altijd met zogenaamde (dat woord moet er altijd bij) kwaliteitskranten), wel omdat het werk als journalist me niet echt zou interesseren. Die doordeweekse krant weet me gewoon niet erg te boeien, er staat niks in dat ik echt wil lezen. Ik zou het kúnnen, werken voor die krant, ik heb de vaardigheden. Maar het lijkt me niet zo interessant, niet iets waar veel voldoening uit te halen valt. Ik kan me vergissen, natuurlijk, maar toch. Misschien is het leuk op kantoor (of zoals dat ze mooi heet: de redactie), misschien zijn de collega’s tof. Maar waarschijnlijk niet. De sfeer is er waarschijnlijk een van ‘we-zijn-24/7-kort-op-de-bal-superbelangrijk-bezig’. Waarschijnlijk moet je er als journalist écht van overtuigd zijn dat jij bij de beste krant werkt en dat alles wat er in die krant staat echt zeer lezenswaardig is. Als journalist moet je het gevoel hebben dat je bijdraagt aan een afgewerkt ‘product’ (waarschijnlijk hebben ze daar wel een Engels woord voor) dat een mens dusdanig kan enthousiasmeren dat hij er ‘s ochtends voor naar de krantenwinkel (of ‘krantenboer’) loopt. Ik zou in iets dergelijks niet kunnen geloven, vrees ik. En bij De Morgen loopt dan nog een zekere Joël ‘ik ben hier senior writer’ De Ceulaer rond. Dat lijkt me een nogal zelfingenomen figuur. Ik vind alvast niet dat die man als journalist/zalmverkoper de laatste jaren veel potten gebroken heeft. Wat die kan, kan ik ook, denk ik vaak. Wat die doet, is niet moeilijk. En dan zijn tweets nog. Buh.
Ik denk eigenlijk, en dat klinkt misschien pretentieus, dat ik te kritisch ben om voor een Vlaamse krant te werken. Hoe kan je immers én een kritische journalist zijn én een door de marketingmolen gebrainwashte onverantwoord interessante zalmverkoper? Misschien sla ik de bal mis. Niet dat het ertoe doet.
(Ik experimenteer met haakjes en probeer gedachtenstreepjes tot een minimum te beperken, hoewel ik die laatste wel leuk vind.)
Meer dan om op de hoogte te blijven van de actualiteit lees ik een krant in de hoop dat ik er nieuwe, interessante mensen door leer kennen. Zo maak ik in DM.Focus van 31 augustus jl. kennis met ene Fabrice Murgia, een ambitieuze Waalse theatermaker en artistiek directeur van de Franstalige Brusselse schouwburg. Zie, dát verwacht ik van een krant, dat ze nieuwe mensen aan mij voorstelt. Dus De Morgen, toch de slechtste nog niet.
Deze Fabrice Murgia steekt vanuit Franstalig België de hand uit naar het Nederlandstalige theater. Hij vindt het jammer “dat we elkaar niet kennen”, zoals dat ondertussen zo afgezaagd is gaan heten. Meneer Murgia had tot vorig jaar nog nooit gehoord van Louis Paul Boon en schaamt zich daar een beetje voor. Een zoveelste bewijs dat we elkaar niet kennen. Ga dat maar eens vertellen aan de leerlingen van een of ander zesde middelbaar in Vlaanderen. Die lachen je uit als je Louis Paul Boon wél kent.
Zou het de voetballers van tegenwoordig ook maar iets kunnen bommen voor welke club ze spelen? Ik vind dat een interessante vraag. Jammer dat professionele voetballers geen zinnig woord te zeggen hebben van zodra iemand een interessante vraag stelt (nee, ook Vincent ‘het is mij ook om de poen te doen’ Kompany niet). Een antwoord op zo’n vraag staat niet in hun clichébijbel.
Neem zo’n Romelu Lukaku, een enorme Chelsea-supporter maar nu spelend voor rechtstreekse concurrent Manchester United. Is het professionalisme wanneer hij géén verdriet heeft als Chelsea geen kampioen wordt? Iemand zou het hem eens moeten vragen. Maar het is niet dringend. Zijn antwoord zal nooit bevedigend zijn.
Wat mij misschien nog het meest opvalt nu ik thuis geen internet heb, is hoe gemakkelijk ik het vind om een dag af te sluiten. Gewoon rustig in bed kruipen, dat kan nu. Niet nog even hier klikken en even daar klikken. Want dat kan nu niet. Alles is rustig, alles is stil. We kunnen nog wat lezen en dan slapen. En allemaal vóór middernacht

woensdag 6 september 2017

Muur vol kaartjes

‘Be Free’ van Weyes Blood en ‘Lantern’ van Clogs: twee liedjes even traag als deze avond.
Ik zit in mijn zetel en kijk tevreden naar de verste hoek van de kamer, zo’n drie meter bij mij vandaan. De halogeenlamp verlicht daar heel stemmig de blauwe muur, heel sfeervol. Aan de muur hangen mijn postkaartjes. Ik ben zo dol op postkaartjes. Gisteren in boekenwinkel Passa Porta in Brussel maakte ik zeker weer twintig minuten zoek in mijn speurtocht naar leuke postkaartjes. Ik kocht er drie, waaronder een met de beeltenis van Alfred Hitchcock. Met zijn kale kop, zijn bolle wangen en zijn wat verlegen blik ziet de befaamde filmregisseur er bijna aaibaar uit. Hij hangt nu naast¨Prince, Debbie Harry, twee olifanten, een lieveheersbeestje en nog enkele andere afbeeldingen.
Het bloedmooie ‘Waltz’ van Craig Armstrong haalt de vaart helemaal uit deze avond. Deze avond staat stil als een regendruppel in een stortbui. Ik ben een mini-entiteit, los van elke bubbel. De Throat Comfort-thee smaakt. Ik ben alleen en wat de wereld nu aan het doen is, hoef ik niet te weten.
Ik leef traag. Er is niks dat mij kan opjagen. Er is rust.
In ‘Sheryl Crow I Need You So’ zingt Frank Vanderlinden “Naast de platenkast ligt een luchtmatras en naast die luchtmatras lig ik weg te dromen” enz. Wat ik me nu al zo lang afvraag: is ‘die’ inderdaad het aanwijzend voornaamwoord voor matras? Naar mijn gevoel zou Frank het moeten hebben over dát matras, en dus niet over die matras.
Mooi nummer trouwens.
En ook heel mooi: ‘Spring At Last’ van Pete Josef.
Nóg mooier: ‘Goodnight’ van Philip Owusu. Zálig nummer.
Soundtrack van deze avond:
- Weyes Blood: ‘Be Free’
- Clogs: ‘Lantern’
- Fiona Apple: ‘Red Red Red’
- Craig Armstrong: ‘Waltz’
- De mens: ‘Sheryl Crow I Need You So’
- Pete Josef: ‘Spring At Last’
- Philip Owusu: ‘Goodnight’
- Blake Mills: ‘Wintersong’
- Caroline: ‘Where’s My Love’
- Fountains of Wayne: ‘Fire Island’

dinsdag 5 september 2017

Enkel Litouwen en Hongarije doen beter

Volg je dromen!
Ik droomde dat ik aan een ex-collega vroeg wanneer we nog eens zouden gaan parachutespringen. En waarom deze keer niet van het World Trade Centre? Zij was de meer ervaren springer (hoewel ik niet denk dat ze in het echt al ooit aan parachutespringen heeft gedaan) en het idee dat we mijn plan ten uitvoer zouden brengen, maakte vooral mij wel bijzonder nerveus. Ik denk dat mijn ex-collega niet helemaal overtuigd was van mijn voorstel.
Andere droom. Ik ontving twee boetes: één voor geweld tegen een leraar (ik was in die droom een scholier) en één voor wangedrag op een bus. De precieze feiten kan ik me niet herinneren - ik denk dat ik die leraar met een mes had bedreigd -, maar dat het om heel serieuze overtredingen ging viel af te leiden uit de aard van beide boetes: twee maal een bedrag van rond de 2.500 euro. ‘Ik ga serieus aan mijn spaargeld moeten zitten’, besefte ik.
Volg je dromen, inderdaad.
Oh,en hier een gebeurtenis uit het echte leven die een droom had moeten zijn. Om kwart voor twaalf ‘s avonds belde mijn pa mij om te zeggen dat er in zijn appartement potten en pannen liggen die ik mag hebben. Hij belde om 23:37, ik was al aan het slapen. En nee, dit was dus geen droom. Dit is echt gebeurd. Geen idee waarom dit echt moest gebeuren. En redelijk vervelend. Als hij tegen middernacht gaat beginnen te bellen over potten en pannen, wat is dan het volgende? Om drie uur ‘s nachts bellen om te zeggen dat hij niet kan slapen?
5-9-2017
Ik had een afspraak in Molenbeek en heb daar mijn jas laten liggen. Nu moet ik terug naar Molenbeek. Héérlijk toch?
‘Infinite Jest’ is nu en dan ook best wel saai. Van die 900 pagina’s hadden er naar mijn aanvoelen enkele honderden geschrapt kunnen worden. De vraag is waarom dat niet is gebeurd.
Om bepaalde passages echt goed te kunnen begrijpen, is mijn Engels trouwens niet goed genoeg. I’m struggling. (Waarom kennen al mijn leeftijdsgenoten zo goed Engels en ik niet?)
‘Elke dag drie zelfdodingen en 28 pogingen [in Vlaanderen]’, lees ik in De Streekkrant Leuven.
(...)
“België doet het niet veel beter met in totaal zes suïcides per dag. Die cijfers liggen anderhalve keer boven het Europees gemiddelde. Enkel Litouwen en Hongarije doen het nog slechter.”
De Vlaming/Belg schijnt nog steeds gêne te voelen om hulp te zoeken in geval van problemen van welke aard dan ook. Ik deel die gêne totaal niet, ik heb er geen enkel probleem mee om over zelfmoord te praten. Meer nog: door erover te praten (met mijn moeder, mijn broer, vrienden, mijn psycholoog) heb ik er nog nooit een poging toe ondernomen. Maar zelfmoordgedachten zijn mij helemaal niet vreemd. Ik heb vroeger vaak gehoopt dat ik niet meer zou wakker worden (maar dat waren oppervlakkige gedachten; ik leefde in angst, maar al bij al was er weinig aan de hand). En heel recent nog, in juni en juli van dit jaar, heb ik me verschillende keren afgevraagd of ik spijt zou voelen op het moment dat ik de balustrade zou loslaten - ik wist ook welke balustrade - en naar beneden zou vallen. Over springen heb ik meermaals nagedacht in juni en juli. Een kennis van mij heeft het enkele jaren geleden gedaan, hij was 26. En als je springt, weet je tenminste dat je dood zal zijn. Pogingen, ik vind dat maar raar. Als je echt dood wil, zijn er mogelijkheden. Maar voor mij geldt dat ik het mijn moeder niet wil aandoen. Zij heeft doorheen mijn leven al zoveel moeite gedaan om mijn welzijn te verbeteren - ik onderneem daar zelf ook veel pogingen toe - dat ik voor eeuwig bij haar in het krijt sta. En omdat ik er redelijk onbevangen over kan praten zal het zo snel nog niet gebeuren. Maar ik vind leven niet gemakkelijk. Allesbehalve. Het is een opgave. Het is voortdurend trekken en duwen.
De manier waarop Goedele Wachters gisterenavond in Het journaal over de zwangerschap van Zuhal Demir sprak (of moet ik zeggen ‘zong’?, want Goedele zíngt het nieuws), ik ging er bijna van over mijn nek. Kan Goedele Wachters geen nieuws gaan zingen op Vitaya ofzo? En waarom moet de zwangerschap van een politica überhaupt in het nieuws komen (en later op de avond nog eens uitgebreid tijdens Van Gils & gasten)?

zondag 3 september 2017

Hij is zo handig

Telefoon.
“We zijn in het appartement.”
“Ah.”
“Kom gerust langs, hé.”
“Ik Heb vandaag al een en ander te doen.”
Het gesprek valt stil.
“Ge weet dat ik u graag zie, hé.”
“Ja, ja.”
We lachen, half gemeend, half gegêneerd.
We wisselen ter beëindiging van het gesprek nog wat geijkte formules uit, als daar zijn ‘groetjes’ (hij), ‘tot binnenkort’ (ik).
We hangen op.
Een nieuwe dag begint.
Er is iemand die mij graag ziet.
Enkele weken geleden zag ik op Twitter ‘#filmsmetkak’ als trending topic in de linkerkolom staan. Het is op zo’n momenten dat het besef je eens te meer als een natte schotelvod in het gezicht vliegt: ja, onze beschaving gaat effectief naar de kloten.
Afschuwelijk.
*
3-9-2017
Mijn vrees is groot dat we met z’n allen bezig zijn een soort half mens-half personage te worden (een ‘mensonage’ zou je kunnen zeggen, en haal daar de letter a uit en je krijgt het Franse woord ‘mensonge’, oftewel: leugen). Mijn vrees is groot dat we als mens zelfs bezig zijn om ons meer en meer aan ons personage over te leveren. Ons personage, oftewel onze vrolijke, opgekuiste, streverige aanwezigheid op sociale media (zijn wij dat echt, zoals we ons tonen op Facebook, Twitter, Instagram?). We leveren ons ook over aan gecreëerde gewoontes/behoeftes waarvan ik vind dat ‘handig’ alleen niet volstaat als argumentatie waarom we ze nodig hebben. Handig? Het heeft tegelijk ook iets vreselijk zielig. Of flauw. Een app om je hartslag te meten. Een app die elke dag je voetstappen telt. Een app die je meteen vertelt waar je sleutels liggen wanneer je die kwijt bent. Hebben we zo’n apps nodig? Is dat behalve een leuke, niet altijd even onschuldige, gimmick ook handig, laat staan nuttig of nodig? Als ik daar geconcentreerd over nadenk, zie ik de menselijke soort bijna met het blote oog tot een totaal afhankelijk wezen verschrompelen. Al die applicaties beginnen te lijken op een infuus dat ons in leven houdt, terwijl we onze zelfredzaamheid op het spel zetten en steeds hulpelozer dreigen te worden voor wanneer het echt menens zal zijn. Hoe kan een mens volwassen worden als alles ‘leuk’ moet zijn?
Ik kan me ook afvragen hoe onze jonge mensen zouden reageren op een oorlogssituatie. Oorlog als in, moeten vluchten, moeten schuilen, de wapens moeten opnemen voor je land, voor je familie zorgen, leven onder grote stress, enzovoort. Ik stel me voor dat mensen niet meer zouden weten hoe ze hun plan moeten trekken zonder mobiele telefoon. Een selfie voor een gebombardeerd gebouw en werkelijk niet begrijpen dat zoiets op dat moment het laatste van je zorgen zou moeten zijn. (“Het is toch handig dat mensen kunnen zien waar ik ben?”.) Hysterie omdat de elektriciteit afgesloten is en er nergens een wifispot te vinden is. Meisjes die elkaar huilend in de armen vallen omdat ze tussen het puin hun gsm niet terugvinden (“daar staan al mijn foto’s, mijn hele leven, op”), terwijl er vijftig meter verderop een onbekende ligt te creperen. Ik schets een extreme situatie, maar zie zulke taferelen echt nog gebeuren als we doorgaan zoals we bezig zijn. We lijken als mens onze ruggengraat te verliezen en ik vind dat heel zorgwekkend.
Half mens-half personage. En daarmee samengaand: ons groeiende zelfbewustzijn. Het managen van onze ‘brand’. Hoe liggen we in de markt, hoe kunnen we onszelf nog beter promoten? Behalve een mens worden we nu ook een merk. Zoals een EBV (een Enigszins Bekende Vlaming) van wie een groot (eerder hoogopgeleid) publiek weet dat die op Twitter hele spitsvondige kritiek geeft op de actualiteit. De persoon in kwestie die daarmee een ‘publiek’ verwerft en zich bij elke maatschappelijke gebeurtenis de hersens uit zijn kop denkt om toch maar weer met de leukste tweet op de proppen te komen om weer maar eens heel wat hartjes en retweets te genereren. Ik ben hier echt niks aan ‘t verzinnen. Je hebt op Twitter echt mensen van wie het me intussen duidelijk lijkt dat ze per dag een significante periode doorbrengen met het bedenken van slimme of grappige tweets als commentaar op een actuele gebeurtenis. En dat zijn privépersonen, geen mensen die dat op een of andere manier ‘beroepsmatig’ doen (de redelijk ergerlijke Joël De Ceulaer, bijvoorbeeld). Een dwangmatige hang naar appreciatie en aandacht. In elke pietluttige gebeurtenis meteen een narratief ontwaren voor wat je er op sociale media mee zou kunnen onvangen. Sowieso delen met je vrienden/volgers/publiek/fans. (In ‘De cirkel’ van Dave Eggers, een roman van Dave Eggers die rond sociale media draait, wordt het niet-delen van een gebeurtenis beschouwd als een misdaad - zeer interessant.) En als er geen beelden zijn van wat je hebt meegemaakt, dan is het niet gebeurd. De spijt (het verdriet) die aan je knaagt wanneer je je na een leuk bezoek aan de dierentuin realiseert dat je geen selfie genomen hebt met die grappige struisvogel op de achtergrond. Het échte verdriet, de échte frustratie daarover. Damn, ik kan dit niet delen, ik kan dit niet tonen, het heeft bijgevolg ook niet zo veel zin meer om hierover te praten en de blijken van goedkeuring zullen miniem zijn. Práten over dingen als iets dat aan belang verliest. “Hier, dit zijn de foto’s die ik ervan heb gemaakt.” Begoede vijftigers en zestigers die na drie snel opeenvolgende citytrips heel hard moeten nadenken naar waar ze ook weer op reis zijn geweest. Dan maar de smartphone erbij nemen, want het fotomateriaal dat ze aan hun reizen hebben overgehouden zal hen de reis weer in herinnering kunnen brengen. De reis wordt minder belangrijk dan het bewijs dat je op reis geweest bent.
Mensen die Google Maps gebruiken om de kortste weg te zoeken naar die nieuwe winkel op één kilometer van hun deur. Ze weten waar die winkel gelegen is, maar het is toch handig om even te bekijken wat de kortste weg er naartoe is. De reflex om voortdurend te willen weten hoe laat het precies is, onbewust omdat je zo een ‘reden’ hebt om je smartphone er nog eens bij te nemen (en als je dan toch je smartphone in de hand hebt kan je meteen ook nog eens kijken of je laatste status al veel werd geliket). Uurwerken die niet meer verkocht raken, fototoestellen evenmin. “De nieuwe iPhone 8 komt met een dubbele camera.”
Als je alles uitbesteedt aan technologische snufjes rest er steeds minder dat je zelf nog moet doen (moet kunnen, moet leren). Een spellingchecker die al je schrijffouten verbetert is nog een van de betere. Niettemin: juist leren schrijven wordt erdoor minder noodzakelijk en dat is zonder meer jammer.
Ach, ik kan zo blijven doorgaan. Ik heb het gewoon echt niet begrepen op de kritiekloze welwillendheid waarmee we ons aan de technologische gadgets van grote, zogezegd heel sympathieke bedrijven als Google en Apple overleveren. Ik vind het ronduit eng. En onze gezondheid komt in gevaar, want we vinden geen rust meer, we kénnen dat niet meer, we laten geen verveling meer toe en plamuren onze tijd vol met schijn-bezigheden. Lege momenten zijn uit den boze. Tijdens een busrit vijf minuten gewoon uit het raam kijken, dat zie je al jaren geen enkele twintiger nog doen. Smartphone in de handen, vingers op het scherm en communiceren maar, met de ene of de andere via het ene of het andere kanaal. Boeiend of niet, doet er niet toe. Dát je communiceert wordt belangrijker dan wát je communiceert.
Ik denk dat de nadelen van dit soort evolutie op termijn (nog) duidelijker zullen worden. De bubbel heeft altijd al barstjes vertoond. Er komt een moment waarop de smartphone helemaal genormaliseerd zal zijn (dat lijkt nog steeds niet het geval, we blijven er maar naar staren als koeien naar een lichtbak) en dan zal géén van onze mensen nog weten wat het is om zonder mobiel toestel te functioneren. In het straatbeeld zie je die opdeling heel duidelijk. Tieners en twintigers zijn verknocht aan hun eerder goedkope toestel en staan voortdurend met hun klasgenoten/vrienden in contact, dertigers en veertigers lijken steeds maar weer in een situatie te belanden waarin het ‘handig is om even de smartphone erbij te halen’ (en als ze nu eens niet op een ‘natuurlijke manier’ in zo’n situatie belanden, manoeuvreren ze zich er wel in), hoogopgeleide vijftigers en zestigers zijn er iets rustiger mee, gebruiken hun toestellen nog iets functioneler, maar ze hebben het ondertussen ook allemaal wel, en dan resten er nog de bejaarden voor wie de smartphone te laat is gekomen en voor wie een leven zonder nog volstrekt normaal is. Deze mensen maken een bijna voorhistorisch eenvoudige indruk en je kan je afvragen hoe ze zonder internet de dag doorkomen. Die mensen moeten met een bepaalde verbijstering naar hun kinderen en kleinkinderen kijken, stel ik me voor. Het zou geen kwaad kunnen mochten bejaarden wat meer de gelegenheid krijgen om aan jonge mensen over ‘vroeger’ te vertellen (en ook over de oorlog, waarom niet?). Een bejaarde kan een serieuze situatie schetsen waarin de echte persoon en niet zijn personage moet opstaan. Anders zullen jongeren vergeten wat ‘vroeger’ precies inhield - dat schijnt nu al bezig te zijn. Een leven zonder technologie kan een bepaalde generatie zich nu al totaal niet meer voorstellen.
Er komt een moment waarop er ons enkel nog mensen resten die vastgekleefd zitten aan hun gadgets en aan een routine van dwangmatige (visuele) communicatie en een enorme hang naar aandacht en appreciatie via sociale media. Een aantal belangrijke menselijke vaardigheden (je plan kunnen trekken zonder elektronische hulpmiddelen) zullen op de helling komen te staan en we zullen onze algemene kennis en zelfraadzaamheid verliezen omdat we die zo lang verwaarloosd hebben.
Ik kijk echt niet uit naar een dergelijke maatschappij. Maar in het tempo waaraan we ons nu aan dat toekomstperspectief lijken over te leveren, zie ik geen weg terug.
En over de factor verslaving heb ik het hier zelfs nog niet gehad. Technologische gadgets worden niet onder de noemer drugs gecatalogiseerd, maar eigenlijk zijn ze precies dat. Ze maken je afhankelijk en ongezond als je niet oplet met je gebruik

zaterdag 2 september 2017

Een pannenkoek met een wifi-stick

Is het nodig om iets tegen ons enorme (of toch groeiende) zelfbewustzijn te ondernemen? Kan dat überhaupt? Ja, ik ben me er heel erg van bewust dat ik nu loop te toeteren hoe fijn het is om thuis geen internet te hebben maar dat ik een mal figuur zal slaan als binnen een week blijkt dat ik mijn verbindinkje toch niet kan missen. Dat zou lullig zijn. Dan zou blijken dat ik een beetje voor mijn beurt gesproken heb. Zeer zelfbewust van mij. Maar mocht het echt zo uitdraaien, verneemt u het zeker. Ik ga niet hypocriet doen. En ik weet dat al mijn Facebookvrienden al mijn statussen lezen, dus besef ik dat ik een bepaalde verantwoording af te leggen heb.
(Hiermee heb ik eigenlijk niks wezenlijk over ‘ons enorme zelfbewustzijn’ gezegd. Het zij zo. ‘t Kan ni elken dag kermis zijn.)
Ik stel vast dat ik met internet in huis bijna meteen nadat ik opsta controleer of ik e-mails ontvangen heb. (Eerst Facebook, dan Hotmail, dan Gmail, dan Sporza (niet altijd), dan deredactie.be (dat nu van naam veranderd is), dan de tennisuitslagen op Livescorehunter en daarna opnieuw Facebook voor een uitgebreidere studie van alle interessantigheden die daar bij die gelegenheid weer op te lezen staan.) Nu komt het me voor dat e-mails checken eerder iets is dat je op kantoor doet, niet thuis, en al zeker niet ‘s ochtends.
Pas deze week heb ik bewust kennisgemaakt met het fenomeen wifi. Ik vroeg me al lang af wat dat was en nu weet ik het.
P.S.: mijn wifi was ‘kapot’ - nee, geen idee wat dat precies betekent - dus ik ging in de Fnac om raad bij een computerverkoper. Die was zeker tien minuten in de weer met een wifistick - ik wist niet van het bestaan van zo’n ding - en wist daarmee het probleem op te lossen. Er zit nu permanent een wifistick in mijn laptop ingeplugd. Ik ben mee met mijn tijd.
De verbazing die doorklinkt in de stem van Luckas als hij mij belt over mijn verhuis. Alsof hij zich erover blijft verwonderen dat ik dan toch geen slappe pannenkoek ben die altijd op zijn gat blijft zitten wachten tot iemand anders de dingen in zijn plaats doet. En ik die vriendelijk maar zonder één woord teveel antwoord op zijn drie keer terugkerende vraag of ik wel ‘rondkom’. “Ja ja, da’s totaal geen probleem.” “Moet ik nog helpen verhuizen?” “Nee danku, alles is al verhuisd.” Hij lijkt moeilijk te kunnen vatten dat ik een netwerk van vrienden en kennissen heb waar hij blijkbaar het bestaan niet van vermoedde en waar hij geen deel van uitmaakt. Misschien denkt hij altijd maar weer - zoals een goudvis met een geheugen van zes seconden - dat hij (van)alles over mij weet om dan plots te beseffen dat hij blijkbaar bijna niks weet. Ik neem het hem niet kwalijk. Hij bedoelt het niet slecht.
SMS: “Is uw internet in orde!?”
“Ik heb mijn abonnement opgezegd.”
Onmiddellijk telefoon: “Hoezo!?”
In ‘Baby Driver’ hoorde ik een flard van Dr. Dre’s “That’s the motherfucking D.R.E.” - altijd leuk - en mijn eerste gedachte was om dat bij thuiskomst nog eens lekker door de kamer te laten schallen. Helaas staat dat liedje niet op mijn computer, zo realiseerde ik me nog diezelfde seconde. En dat kwam aan als een klap, ik ga daar niet flauw over doen. Ja, ik zat daar in die filmzaal met het plotse verlangen om al mijn favoriete liedjes als baby’s bij mij op mijn computer te hebben. Al mijn cd’s staan in de kelder van mijn moeder en mijn Spotify-playlists kan ik niet afspelen als ik offline ben. Toestanden! Ik ga mij hier het hele weekend mee bezig houden. Gene zever