zaterdag 6 december 2008

Weggezogen leven

"Een paar pruimen waren naar het andere eind van de cocktailbar gerold en zwaar beschadigd. Ik bood aan de schade te betalen en Mica zei: "Wat ben je toch extreem fatsoenlijk.""

Vijfendertig pagina's ver in "De geschiedenis van mijn kaalheid" van Marek van der Jagt vind ik het niets te vroeg om even in te gaan op het hoofdpersonage uit dat boek, met name Marek zelf. Dat hij extreem fatsoenlijk is, staat er geschreven en ik vertel u er zelf bij dat het net lijkt alsof het leven zelve voor drie vierde uit zijn lijf is weggezogen. Maar dat laatste mag eigenlijk weinig verbazen als u weet dat Marek van der Jagt een "heteroniem" van Arnon Grunberg is, een schrijver wiens personages zelden het rijk der schimmen verlaten, schimmig als Grunberg zelf is.

"Uit interviews krijg ik het gevoel dat er iets met hem scheelt," merkte Sezaar enkele dagen geleden nog op in een reactie op een post over Grunberg die bij verwondering had moeten blijven en nergens naar een liefdesbrief had moeten neigen. Ikzelf vind ook dat er iets scheelt met Grunberg, door wat ik lees in interviews, door wat ik op internet over hem terugvind en nu door "De geschiedenis van mijn kaalheid", een boek waarvan ik me alleen nog maar heb afgevraagd waarom het bestaat en waarom het me zo ergert.

De naam "Marek", de moederfiguur in het boek, de vaderfiguur. Ik heb zijn broers uit het boek (Daniël en Pavel) gegoogled en all I got waren samenvattingen op scholieren.com (een hint van Grunberg waardoor je kan ontdekken dat van der Jagt niet echt bestaat?). Het karakter van Marek: een nieuwe levenloze sul. De manier waarop hij op café zit, zijn gedachten, de mensen die hij tegenkomt, het feit dat hij extreem fatsoenlijk is.

Mag het een beetje vuiler, Arnon? De Grunbergtoets is in dit hoofdpersonage wel heel nadrukkelijk aanwezig. Geen spat autentieke levenslust valt er te rapen en de conversaties in het boek lijken weggeknipt uit een gesprek tussen robots. Telkens zeggen ze hooguit drie zinnen, en telkens zijn dat er enigszins rare. "Otto wilde je graag ontmoeten," zei Mica. "Nu heeft hij je ontmoet." Grunberg toont zich hermetisch en clean. En niet dat dat zo anders is dan we het van hem gewend zijn, toch is er één probleem.

Dit boek bevat geen humor. Vertelt me nergens dat de auteur de deur naar de zon toch nog op een kier houdt. Dit boek is te fatsoenlijk, te clean, net als het hoofdpersonage dat tevens de auteur is, die dan weer een heteroniem van Arnon Grunberg is, een man die ook weer te fatsoenlijk is in interviews en dergelijke. Het lééft niet, dit, het heeft niet eens die ambitie. En toch lees ik door, want ik ben een fan, de reden ook waarom ik ontgoocheld ben.

4 opmerkingen:

Anoniem zei

he? Spreek je nu over het meest grappige boek dat ik ooit heb gelezen? Jammer, jammer. Die discussie moeten we dan nog maar eens aangaan...

Alexander zei

"En toen kreeg ik de eerste woedeaanval van mijn leven, alsof de woede van vijftien jaar er in de woonkamer van professor Hirschfeld uitkwam." (p. 161)

Ik schreef dat toen ik pas aan p. 35 zat. Op p. 161 is het allemaal al wat minder clean en heb ik mijn draai in het boek gevonden. Maar het heeft lang geduurd en de eerste honderd pagina's vind ik werkelijk van het zwakste dat ik ooit van Grunberg las. Ik ergerde me aan vanalles in het boek, maar het meest stond de persoon van grunberg me opeens tegen. Hij is zo'n neuroot, met altijd maar datzelfde soort personages.

En vertel me waarom het zo grappig is, want ik zie het niet. Of staar ik me echt blind op Grunbergs "eeuwige verdoemenis"?

Anoniem zei

Ik snap ook niet wat er grappig aan is. Zijn Van Der Jagt-verhalen zijn veel donkerder en gespeend van zwarte humor. Ik meen wel dat je VDJ-toets in zijn latere boeken ziet opduiken, zijn Grunberg-verhalen worden ook donkerder.

Alexander zei

Nu heb ik wel net een bij wijlen bijzonder grappig hoofdstuk achter de kiezen. U herinnert het zich of misschien ook niet, maar ik spreek over zijn ontmoeting met juffrouw Oertel, die hem ontmaagd. Daarin staan wel een paar echt grappige dialogen die heel sterk aan Grunberg zelf doen denken. Van der Jagt wórdt daar mijns inziens dan ook heel opzichtig Grunberg, want ik vind dat die grappige passages niet stroken met de rest van het boek, of toch zeker niet met het begin ervan.