dinsdag 19 januari 2010

Manneken Bank

In Brussel staat er een bank bij tramhalte Beurs/Bourse. Elke dag zit op die bank dezelfde man als de dag ervoor. Met zijn sjofele groene jas, zijn vuilgrijze baard en zijn oude pet. Wanneer ik er ook passeer, hij is er. Altijd. En hij doet niks. Hij leest niet, hij praat niet. Hij wacht. Waarop? Tot hij vastroest of een standbeeld wordt?

Het duurde een tijd voor ik er acht op sloeg, maar zodra ik het had opgemerkt kon ik er niet meer naastkijken. Als je hem één keer gezien hebt heb je hem niet gezien. Als je hem vijf keer gezien hebt, heb je waarschijnlijk nog steeds niks gemerkt, maar in je onderbewuste denk je misschien al dat het 'zo'n landloperstype' is 'zoals er hier zo veel rondlopen'. Als je hem tien keer gezien hebt, herken je zijn pet en zijn jas. Als je hem honderd keer gezien hebt kan je hem niet meer wegdenken, ga je je vragen stellen, of je die mens misschien kan helpen of wat hij zou zeggen als je hem zou aanspreken en wat je dan zou vragen.

* Wat doet u hier de hele dag op deze bank?
* Waar komt u vandaan?
* Wat heeft u hier gebracht?
* Waarom precies deze bank aan de Beurs?
* Wanneer komt u hier aan en wanneer vertrekt u naar 'huis'?
* Waar slaapt u?
* Slaapt u?
* Wat gaat er om in uw hoofd?
* Hoe houdt u het vol om zo lang op één en dezelfde bank te blijven zitten?
* Wat doet u als er op een dag iemand anders op uw bank zit?
* Wie zijn uw vrienden en kennissen?
* Hoe overleeft u?
* Wat doet u als het stortregent?
* U bedelt niet maar krijgt u soms toch geld toegestopt?
* Hebt u in die lange tijd dat u al op deze bank zit veel vrienden gemaakt?
* Hebt u zelf ook oog voor de passanten en herkent u sommigen onder hen?

Vragen, zo veel vragen voor een man die ik nooit zal aanspreken. Wachtend op de dag dat hij niet meer op die bank zit en ik samen met alle in Brussel aanwezige Japanners het gevoel zal hebben dat ze Manneken Bank hebben weggehaald.

Maar in mijn geval gingen er dus, zonder overdrijven, honderd passages aan vooraf vooralleer ik écht over die man begon na te denken. Alle keren voor vandaag was ik hem al helemaal vergeten wanneer ik de tram opstapte. Maar dus niet vandaag. Die schijnbare uitzichtloosheid, dat vastgeroeste: ik realiseer me plots de intense treurnis daarvan, een treurnis die ik mezelf nooit zou willen of kunnen aandoen. Dat hij er waarschijnlijk niet voor gekozen heeft om zo'n leven te lijden? Nee, kennelijk niet, maar hij lijdt dat leven wel hé. Deze man blijft eeuwig op zijn bank zitten en geeft ogenschijnlijk geen krimp.

En dus weer die vragen..

Geen opmerkingen: