maandag 11 januari 2010

VIII

Als een ramkraker was ik haastig over haar heengeraasd
vervaarlijk balancerend op de rand van m'n eigen verstand
gebrand, misschien pedant, achteraf gewoon misplaatst arrogant
had ik jengelend als een jongetje op haar complimentjes geaasd

De lijn naar beneden, een kring op het water, de vis had gebeten
verzilverde ze mijn wil, sprak ze de woorden die ik wilde horen
ik opgetogen over al haar waardering, jurering met 'n hoge score
want retteketet wat een pret, 'k had zonet m'n eerste sonnetje gesleten

Ik was in vervoering verliefd op mijn eigen gerijpte boreling
net vader geworden, een horde van 'n niet nader bepaalde maar 'n andere orde
en zij had 't gelezen, al bijna vergeten, mijn eerste verrukte verovering

't Gesprek dat verdorde in zwijgen ontaardde, de dichter die morde
't euforisch eureka, geen dagen geen weken, maar iets dat gauw overging
en zij die me porde, een hevige hoofdpijn was wat eraan schorde

Geen opmerkingen: