donderdag 31 augustus 2017

De gespierde Verlichting van BDW

Op 9 april 2016, twee weken na de aanslagen in Zaventem en metrostation Maalbeek, publiceerde Het Nieuwsblad een interview met Bart De Wever. In dat interview brengt De Wever een pleidooi voor de waarden van de Verlichting die wij als westerlingen zouden (moeten) uitdragen, iets waarin ‘links’ natuurlijk tekortschiet, volgens De Wever.
In rekto:verso nr. 72 (juni-september 2016) wordt dat interview in het artikel ‘De gespierde Verlichting van BDW’ onder de loupe genomen door redacteur Arne De Winde. Die stelt vast dat De Wever verschillende uitspraken doet die haaks staan op de idealen van de Verlichting, diezelfde Verlichting die door De Wever zo wordt gepromoot.
Een belangrijk principe binnen de Verlichting is dat mensen met verschillende meningen op een beschaafde manier met elkaar in dialoog kunnen gaan. De Wever verwijt ‘hen’ (beetje bij beetje komen we te weten wie hij daar zoal mee bedoelt) dat ze dat belangrijke Verlichtingsprincipe in gevaar brengen. “We moeten meer vechten voor onze vrijheden.” Wie ‘we’ zijn blijft in tegenstelling tot ‘hen’/’zij’ doorheen het interview onduidelijk. Zijn het ‘de westerlingen’? Zijn het enkel westerlingen (of zelfs Vlamingen) met rechtse opvattingen? Kunnen moslims die hier geboren zijn ook bij die ‘we’ horen? Of zijn ‘we’ misschien enkel de mensen met een N-VA-lidkaart?
Weinig, eigenlijk géén, bevredigende antwoorden op die vragen. De Wever op zijn gemakzuchtigst.
“We moeten meer vechten voor onze vrijheden”, zegt hij, maar nergens specifieert hij hoe we dat precies moeten aanpakken. Door op Facebook haatpraatjes jegens moslims en ‘linkiewinkies’ uit te wisselen met gelijkgezinde vrienden? Bij gebrek aan concrete suggesties komt de ‘gewone man’ anno 2017 echt niet veel verder dan dat, vrees ik.
“We zijn in oorlog”, dramatiseert De Wever de toestand. (Enkel iemand die nog nooit zelf een oorlog heeft meegemaakt, zal durven beweren dat het Westen in oorlog is, neem ik aan.Of vraag anders eens aan een vluchteling uit Syrië of wij hier in België in oorlog zijn.) Opnieuw die ‘we’, die hier zou slaan op ‘Vlamingen’. Ik voel me dan altijd rechtstreeks aangesproken want ik ben natuurlijk evenveel Vlaming als Bart De Wever. Maar bon, het is geweten dat deze Vlamingknuffelaar bijlange niet van alle Vlamingen houdt. Het zou hem wellicht, zijn Verlichtingsidealen ten spijt, de grootste moeite kosten om niet met zijn ogen te gaan rollen wanneer hij bijvoorbeeld met mij in gesprek zou gaan. Onverdraagzaam én verlicht, het lijkt me een moeilijk vol te houden combinatie. De Wever slaagt er alleszins niet in, om het gewoon eens te zeggen zoals het is.
De Wever spreekt over de Verlichting alsof dat een gebetonneerd iets is, zoals 1+1=2. Echter, heel veel hedendaagse denkers geven een heel verschillende invulling aan dat begrip. Wie een kritische kanttekening (of Kant-tekening) bij de Verlichting van De Wever plaatst, verhuist meteen van kamp, van Goed naar Kwaad - begrippen die hij in het interview met Het Nieuwsblad echt uitspreekt, - van ‘wij’ naar ‘zij’.
De auteur van de kritische analyse in Rekto:verso, Arne De Winde, merkt terloops op dat de conservatieve denker Edmund Burke, een ‘geestesvader’ van Bart De Wever, als een “notoir anti-verlichtingsdenker” bekend staat. Da’s opmerkelijk.
En deze is goed! De Wever: “We mogen geen stap terugzetten en debatten beginnen te voeren over de gelijkheid tussen man en vrouw, over homorechten, over de plaats van religie in de openbare ruimte en de ondergeschiktheid van religieuze regels tegenover de regels van ons burgerschap.” Waarna De Winde opmerkt: “Het is goed om weten dat debatten over gelijkheid tussen man en vrouw en homorechten bij ons niet meer gevoerd hoeven te worden. Zo zal je in onze cultuur niemand nog een probleem horen maken over holebi’s met een regenboog-T-shirt achter een publiek loket.”
Arne De Winde schrijft dat Immanuel Kant en Michel Foucault argumenteerden dat de Verlichting niet slaat op een vast waardestelsel, maar veeleer op een permanent proces van kritiek. “[Verlichting] is de moed om zélf een oordeel te vellen, wars van elke autoriteit die over je schouder komt meeloeren en zegt wat jij moet denken. Het is de moed om de dingen te bevragen, en niet in het minst zichzelf. In die zin begint elke verdediging van de Verlichting met de erkenning van haar onafgesloten (en onafsluitbare) proceskarakter, en dus niet met het bestendigen van vastgebetonneerde waarden en waarheden.” Kant en Foucault - toch niet de minsten - zouden dus serieus de wenkbrauwen fronsen bij De Wevers Verlichtingsdiscours (waarmee ze dan wellicht ook in het ‘zij’-kamp zouden belanden).
Want ja, De Wever ontwaart in onze maatschappij heel wat potentiële overlopers en verraders (mensen die in een vingerknip van het ‘wij’- naar het ‘zij’-kamp kunnen verhuizen, al was het maar omdat ze kritisch zijn, lees: het niet eens zijn met De Wevers kijk op de maatschappij). Om die reden zijn ‘wij’ nooit veilig en kan een noodtoestand nooit veraf zijn. Alarmfase 3 als het nieuwe normaal.
De Wever laat zich herhaaldelijk op tegenstrijdigheden betrappen. “We zijn nu nog de vruchten aan ‘t plukken van veertig jaar wanbeleid. Het zijn de zure vruchten van een naïef open-grenzenbeleid, waarbij iedereen was toegelaten, maar je niks mocht eisen van nieuwkomers, want dan was je een racist.” Eigenaardig, want eerder in het interview klonk het nog, zij het waarschijnlijk wel ironisch bedoeld, dat wij onszelf als maatschappij niks te verwijten hebben. “Als je de dossiers van die terroristen leest, zie je dat zij hier allemaal heel goed zijn verzorgd.” Wanbeleid vs. een goede opvang. Arne De Winde vraagt zich terecht af of openheid als waarde een plaats heeft binnen De Wevers Verlichting.
Aan het eind van het interview met De Wever is het, zoals gezegd, nog steeds onduidelijk wie ‘wij’ zijn, met wie ‘wij’ in oorlog zijn en hoe ‘wij’ de waarden van de Verlichting moeten uitdragen. De Wever doet met andere woorden aan onverantwoorde bangmakerij - “we zijn in oorlog, niemand is te vertrouwen, er is Goed en Kwaad” - en biedt ons met het abstracte, vooral door intellectuelen gebruikte begrip Verlichting geen enkel concreet antwoord op de vraag hoe wij onze waarden kunnen uitdragen. Door elk vanuit onze eigen woonkamer via sociale media ranzige praatjes de wereld in te sturen? Ja, misschien is het echt dát waar De Wever op doelt.
De Wever misbruikt de Verlichting om er een invulling aan te geven die met haken en ogen aaneen hangt. Het is niets anders dan plat met een intellectueel sausje overgoten populisme. En misschien maakt dat het nog wel ranziger dan het veel gemakkelijker te begrijpen populisme van een Filip Dewinter. Die man schept tenminste duidelijkheid. Dewinters vijand is ‘de islam’ en de islam moet hier weg, maar wie De Wevers vijanden zijn, hij heeft er waarschijnlijk zelf nog altijd geen antwoord op.
Wat een zwaktebod van deze erudiete intellectueel.
De gratis periodieken Rekto:verso en The Word, die je o.a. in kunstencentra kan vinden, zijn het laatste jaar elk op hun manier zeer lezenswaardig geworden. Het is zover gekomen dat ik er actief reclame voor maak.
In De Standaard Weekblad van 29 oktober 2016 - ja, ik lees mijn krant met nogal wat vertraging - staat een interessant interview met de Tsjechische historicus Miroslav Hroch. Die man is met zijn boek ‘Social preconditions of nationalist revival in Europe’ van grote invloed geweest op het gedachtegoed van Bart De Wever - blijkbaar was dat meteen ook dé reden om hem te gaan interviewen - en als De Wever zo succesvol is kunnen worden dan heeft dat ook met de inzichten van Hroch te maken. Hroch heeft het over nationalisme als middel en niet als doel. Wat Vlaanderen betreft, is Hroch van mening dat de Vlaamse natie al een feit is. Onafhankelijkheid is dan ook nergens voor nodig. “De Vlaamse natie heeft alle sociale lagen bereikt. En ze functioneert redelijk autonoom. Als men dan nog voortstrijdt, gaat het om iets anders. Dan wordt het een gevecht om macht, tussen politici. Ik wil niet té hard uit de hoek komen, omdat ik de Vlaamse situatie natuurlijk maar vanop een afstand volg. Maar zolang de natie niet volledig gevormd is, zie je dat de leiders vooral willen géven aan de natie. Ze willen de gezamenlijke waarden van de natie opbouwen, ze willen het zelfbewustzijn van de bevolking opkrikken. In de meest extreme gevallen willen ze hun leven schenken. Maar als de natie voltooid is, dan slaat het geven bij politici langzaam om in nemen. Dan wil men via de natie macht verwerven. Maar dat is voor de natievorming zélf niet essentieel. Om het cru te zeggen: de Vlaamse natie zou ook zonder Bart de Wever bestaan. Hij is vooral bezig met een machtsstrijd. (...) Wordt de Vlaamse cultuur nog onderdrukt? Bevindt het Nederlands zich nog in het verdomhoekje? Zit het onderwijsbeleid nog niet in Vlaamse handen? Nee toch?”

woensdag 30 augustus 2017

Gerhardt Schtitt

Het zou best weleens kunnen dat mijn nieuwsconsumptie vooral voortkomt uit verveling en in mindere mate vanuit werkelijke interesse voor wat er in de wereld gebeurt. Het zou best weleens kunnen, maar misschien is het ook niet zo. Op dit moment, op deze dag, op dit uur vind ik het onzinnig om daar al te hard over na te denken. Ik ben wel benieuwd hoe anderen dat voor zichzelf ervaren.
Gerhardt Schtitt. Een nieuwe naam om toe te voegen aan de reeds lange lijst personages met grappige namen van David Foster Wallace.
Wallace eist veel van mij, zijn lezer, maar ik krijg er iets belangrijk voor in de plaats. Wallace presenteert mij beelden en taferelen waar ik zelf nog nooit aan heb gedacht. Hij komt met vondsten die mij aan het lachen maken of mij weten te verwonderen. In die zin doet hij iets waarin 98% van alle ‘echte’ kunstenaars niet slaagt.
Drie geheugen-neuronen die in iemands brein zoals levende wezens een heroïsche strijd leveren met andere geheugen-neuronen opdat een specifieke herinnering niet door de persoon in kwestie zou worden vergeten.
Toeschouwers die vanuit een tribune zo aandachtig naar een spektakel kijken dat hun ogen steeds groter worden, tot die uit hun kassen vallen en de toeschouwers verdwijnen waarna er enkel nog oogballen zo groot als mensen in de tribune zitten.
Een reportage over 14 mensen die John Wayne heten, maar die geen van allen de bekende acteur zijn.
‘The man who began to suspect he was made of glass’
Gesponsorde jaren. Geen jaartallen in dit boek, wel jaren die volledig genoemd zijn naar een bepaald product, zoals bijvoorbeeld Het Jaar van Coca-cola (niet in dit boek, slechts ter voorbeeld).
Een tennisveld ter grootte van een voetbalveld, en hoe erop te tennissen.
De term ‘après-garde’.
En ga zo maar door.
Wallace was duidelijk een dikwijls gedrogeerde, hyper-ambitieuze schrijver voor wie het opzet nooit groot genoeg kon zijn. Denk aan de aspirant-schrijver die al lachend zegt dat hij het boek wil schrijven dat alle andere boeken die ooit geschreven zijn overbodig zal maken. Wallace had die ambitie misschien wel écht. Mijn exemplaar van ‘Infinite Jest’ is 983 klein beschreven pagina’s dik en daar komen nog eens 96 pagina’s met eindnoten bij. Die eindnoten kunnen dan ook nog eens bijzonder lang uitvallen. Veel lezers knappen daarop af of worstelen daar mee, maar Wallace was duidelijk geen man van de tegemoetkoming. Verwonderd als ik ben, lees ik álles, al stel ik me aldoende weleens de vraag wat ik daar eigenlijk aan heb, om meteen daarna te besluiten dat het niet nodig is om aan alles iets te hebben. (Het was mij onmiddellijk duidelijk dat ik niks zou hebben aan het pretentieuze, voor mij onbegrijpelijke ‘Zwerm’ van Peter Verhelst, maar toch heb ik dat boek uitgelezen. Just for the sake of it.)
De meest verrassende passage die ik tot nu toe las in ‘Infinite Jest’, was misschien wel die waarin Wallace een afro-Amerikaans meisje - maar dat wordt nergens specifiek benoemd - echt afro-Amerikaans ‘slang’ in de mond legt. (“Wardine say her momma aint treat her right. (...) Wardine be cry. Say Wardine momma man Roy Tony be want to lie down with Wardine. Be give Wardine candy. Be stand in her way in Wardine face and he aint let her pass without he all the time touching her. (...) My momma say Wardine momma not right in her head. Wardine be cry.” Je hoort het wat klagerig klinkende southern accent er helemaal bij. En dat gebeurt allemaal in the Year of the Trial-size Dove Bar.
Een vriend die veel beter Engels spreekt dan ik - mijn Engels is zeer matig, ‘Infinite Jest’ lezen lukt maar nét - maakte mij er ooit op attent dat ‘ice’ en ‘eyes’ niet op dezelfde manier worden uitgesproken. ‘Eyes’ spreek je blijkbaar uit als ‘aaiz’. Ik wist dat niet. Ik zong ‘In My Eyes’ van Milk Inc. mee, en dat klonk blijkbaar als ‘in my ice’. Sindsdien ben ik heel oplettend voor dat verschil in uitspraak.

dinsdag 29 augustus 2017

Lucas en het springkasteel

Iemand bij wie ik vroeger eens per week op bezoek ging, peperde mij in dat ik talen moest leren. Talen, talen, talen. Hij had het altijd over talen. “Leer talen!” drong hij aan, zonder voldoende te kunnen staven waaróm ik zo nodig die talen moest leren. Want zeg nu zelf: behalve Engels en Frans hoeft een Nederlandstalige Belg toch geen talen te kennen? Ik spreek nooit Duits en mocht ik een Duitser ontmoeten, wat nog nooit is gebeurd, dan zou ik Engels met hem praten. Hetzelfde geldt voor Spaans, Italiaans en andere talen. Akkoord, je kan er je voordeel mee doen wanneer je een taal kent die weinig anderen kennen, maar.. Ach, het is niet eens een uitweiding waard.
Diezelfde man van de talen - ik zal hem Luckas noemen - stopte mij toen ik een jaar of 14 was een Franstalig boek toe, ‘L’amant’. Hij spoorde mij aan om daarin te lezen. Hij gaf mij een woordenboek en liet mij alleen. Ik herinner me dat er héél veel woorden in dat boek stonden die ik niet begreep. Ik had er echter een tegendraads plezier in gevonden om ál die woorden die ik niet kende op te zoeken waardoor het lezen helemaal niet vorderde. Toen Luckas kwam kijken hoe het met mijn lectuur was gesteld, zag hij dat ik een hele woordenlijst had aangelegd, maar dat ik in het boek zelf nog geen drie pagina’s ver was gekomen. Daarop besloot Luckas dat ik niet verder hoefde te lezen in ‘L’amant’. Mijn Frans was nog niet goed genoeg om het boek te kunnen begrijpen.
Nu ik ‘Infinite Jest’ van David Foster Wallace lees (in het Engels, bij gebrek aan een vertaling in het Nederlands) moet ik ook op de tippen van mijn taaltenen lopen. Er passeren paragrafen die ik maar half begrijp. Maar ook al doet die David Foster Wallace graag moeilijk - hij staat bekend om zijn ellenlange voet- en eindnoten - de grote lijnen van het verhaal kan ik tot nu toe goed volgen. Luckas, die ik nog slechts enkele per jaar zie, zou tevreden zijn als hij wist dat ik in het Engels lees, al moet ik zeggen dat hij in de loop der jaren veel minder op die taalnagel is gaan kloppen. Alsof hij zélf heeft ingezien dat talen ook maar talen zijn. Luckas kijkt tegenwoordig liever naar herhalingen van ‘Witse’ dan dat hij met zijn neus in de woordenboeken zit, heb ik me laten vertellen. Het weze hem op zijn oude dag van harte gegund.
Ik heb dromen gehad.
Roger Federer wint in de finale van een niet ander genoemd tornooi met 7-5 6-3 van Rafael Nadal. Een zoveelste overwinning van Federer op Nadal dit jaar. Kan Nadal op hardcourts nog wel van Federer winnen?
Ik zit op een bus met klasgenoten(?) en voer het hoge woord. Ik zit vooraan op de beste plaats en roep naar achter dat ik toch een beetje de Roger Federer van dit gezelschap ben. Ik kan zitten waar ik wil, ik kan mij alles permitteren.
Ik vraag aan mijn vriend P. of zijn vriend V. nog steeds getrouwd is met - ik kan niet op haar naam komen. P. antwoordt dat V. inderdaad nog steeds getrouwd is met K.. “V. is dol op dikke borsten en K. heeft die. Voor de rest stelt hun relatie niet zoveel meer voor.”
Ze kijken natuurlijk raar op wanneer een volwassen man het springkasteel betreedt. De kinderen, maar zeker ook de ouders. Dat de kinderen raar opkijken (en plots héél stil worden) is niet zo gek, dat de ouders raar opkijken vind ik veel gekker. Waarom zou ik als volwassene niet op een springkasteel mogen kruipen? Ik zou toch óók eens goesting kunnen hebben om een salto te maken? Het is erg dat mensen het kind in zichzelf begraven van zodra ze zelf kinderen hebben. Nog erger is de vaststelling dat jonge ouders voor vanalles en nog wat bang zijn. Elke situatie is potentieel gevaarlijk en elke vreemde man heeft het slecht voor met kleine kinderen. Ouders die hun kinderen tien seconden uit het oog verliezen, zouden voor het gerecht moeten komen wegens nalatigheid, onoplettendheid, verzuim. Volgens mij is een significant percentage jonge ouders het min of meer met deze boude stelling eens.
“Als ge maar niet op mijn kinderen springt”, zei de mama toen ik vroeg - ja, ik vroeg zelfs toestemming, op zich al belachelijk - of ik even op het springkasteel mocht kruipen. Ze zei het niet belerend of met verontwaardiging in haar stem, maar toch. Alsof ik niet het verantwoordelijkheidsgevoel zou hebben om met die kinderen rekening te houden. Ik had gewoon zin in een salto, ik wilde door de lucht zweven, iets waartoe ik niet elke dag de gelegenheid heb. Ik was curieus zoals kleine kinderen (én volwassenen) voortdurend curieus zijn naar alles wat een beetje van het normale afwijkt.
Een verrekijker, om wat je met het blote oog nauwelijks kan zien plots heel scherp te zien. Wauw, cool, opwindend, ongewoon! Een hangmat. Geen bed, maar een mat, niet met poten op de grond, maar tussen twee bomen in, liggen maar ook hangen, weinig comfortabel, maar niettemin kei leuk! Een trampoline. De illusie van vliegen, de wind die door je haren waait. Wauw! Ik voel me vrij. Dit wijkt af van het normale. Ik maak plezier. Maar dan word ik papa en loop ik niet meer balancerend op de stoeprand. De fun is voorbij, wat eens fun was is nu een potentieel gevaar. Nu toon ik hoe het wél moet en loop ik keurig op het voetpad. En wanneer mijn kind mijn keurige voorbeeld niet volgt, berisp ik het. “Kom daar af!” “En nu is het genoeg, hé!” “Wat zeg je dan tegen de mevrouw? Dánku, mevrouw.” Nu ik papa ben en het goede voorbeeld moet stellen, begin ik plots ook met je en jij te praten. Ik maak mezelf geweldig belachelijk.
Ik, kinderloze Alexander, ben van mening dat een volwassen man zich ‘onvolwassen’ mag gedragen in het bijzijn van vreemde kinderen. Een kind mag weten dat een volwassene soms dezelfde goestingen heeft als een kind. Door de lucht springen, op een reling balanceren en noem maar op. Als een kind gewend raakt aan slechts één type gedrag van volwassenen (verantwoordelijk, nadrukkelijk niet-kinderachtig) krijgt het een verkeerd beeld van wat een volwassen persoon kan en mag zijn. “Je moet de meneer niet nadoen hé”, dringt de jonge moeder er bij haar kinderen op aan. Nee, natuurlijk moeten ze mij niet nadoen, maar ze kunnen de meneer maar gezien hebben. Ze kunnen maar weten dat de gekke meneer bestáát.

maandag 28 augustus 2017

Ctrl-Z, een kalmeermiddel op twee benen

Het leven kan heel wreed zijn. Zo wreed dat ge voortdurend zoudt willen dat ge bepaalde zaken ongedaan kont maken. Gelijk als met control-Z op uw computer. Dat is toch een geweldige functie? Ik moest daar on-mid-del-lijk aan denken toen ik daarnet een pak spaghetti waarvan ik dacht dat het nog niet geopend was uit mijn pollen liet glippen waarna tientallen, zoniet honderden, nog niet aan de kook gebrachte spaghettislierten zich genadeloos over de grond uitstortten waardoor het nu lijkt alsof er een rieten matteke voor mijn fornuis ligt.
Control-Z, schreeuwde ik inwendig. Alstemblieft, gun mij nu een control-Z’ekke. Want, allez, dit voorval is toch te lullig om zomaar te laten passeren? Dit gaat toch over niks? Is dit, God, een boodschap van uwentwege? En wat wilt gij daar dan eitelijk feitelijk mee zeggen? Stilte. Altijd maar weer uw eindeloze stilte. Maar ondertussen zal bibi ‘t hier wel weer opruimen, ja ja. 300 of misschien 500 spaghettislierten, nondedoeme. Allemaal om weg te smijten. Serieus, als er een god bestaat, met of zonder hoofdletter, mannelijk, vrouwelijk, transgender of nog iets anders, als er een god bestaat dan is het een creatuur (of een windvlaag die stillekes tussen de bomen waait voor mijn part) die zich van mij niet al teveel aantrekt en die mij van tijd tot tijd eens ferm in mijn gezicht uitlacht. Een pak spaghetti over de vloer uitstorten en de slierten wel zodanig laten neerkomen dat ge de indruk zoudt krijgen dat er een rieten matteke aan uw fornuis ligt. In het Engels hebben ze daar een schoon woord voor: pointless. Dit ‘spaghetti-accident’ is pointless tot en met. En God in den hemel of wherever ge zijt, gij wéét dat, dat dat pointless is, maar het kan u niks bommen en meer in het algemeen heb ik sterk de indruk dat er weinig is dat u iets kan bommen. Zelf zou ik eerlijk gezegd gerust wat bommen op uw kop willen komen gooien, daar hoog in de hemel waar gij u verschanst en waar ge misschien, wie zal het zeggen, ganse dagen aan uw ballen zit te krabben, als ge al ballen hebt, want dat valt natuurlijk nog te bezien. Bij deze inviteer ik u, God: áls ge ballen hebt, hetgeen ik dus sterk betwijfel, dan steekt ge hier bij mij uw kop eens binnen zodanig dat we mekander wat beter kunnen leren kennen. Ik peis nu al zeker vijftien jaar regelmatig over u na en uw mysterie blijft tot nader order en tot mijn groot ongenoegen onopgelost. Ik heb daar nu mijn buik van vol zoals een tien maanden zwangere vrouw haar buik vol heeft van een vierling. Ge komt met andere woorden eens langs bij mij en dan drinken we een plat waterke of een theeke, al naar het u belieft. Muntthee, ginger orange, throat comfort, ijzerkruid, enfin, er is keus zat. Maar ik denk, nee, ik wéét dat ge niet gaat komen, God. Ik wéét dat ge uw kat gaat sturen en mij opnieuw gaat belachelijk maken om weer maar eens onduidelijke redenen. En, ik wik mijn woorden maar ik moet het zeggen gelijk het is: ik haat u voor wat gij mij (en al die andere onschuldige mensen en dieren en planten en noem maar op die van u op deze planeet moeten leven, maar ik spreek niet in hun naam), ik haat u voor wat gij mij soms aandoet. Een pak spaghetti pardoes tegen de grond kwakken. Wat heeft dat te betekenen? Waar heb ik potverdekke zo’n willekeurige stommiteit aan verdiend?
Val dood, God.
What do you get when you cross an insomniac, an unwilling agnostic, and a dyslexic?
You get somebody who stays up all night torturing himself mentally over the question of whether or not there’s a dog.
- David Foster Wallace, ‘Infinite Jest’, p. 41
Een vriend van mij kan heel lyrich zijn over Hanne Decoutere. Hij vindt het nieuwsanker van de VRT een ongelooflijk mooie vrouw. Als zij ‘Het journaal’ presenteert, durft hij al eens vijf minuten van dat programma mee te pikken, een vorm van zelfkwelling waar ik mij persoonlijk zo weinig mogelijk aan blootstel. Als ik Hanne Decoutere dan toch eens zie presenteren, vind ik steeds dat ze er erg moe uitziet. Ik heb ook de indruk dat ze haar job niet graag doet en hoewel dat sneu is voor haar, mocht mijn indruk kloppen tenminste, kan ik haar perfect begrijpen. Al dat stomvervelende nieuws van een autocue moeten aflezen en dat dan nog liefst op een toontje dat eerder geschikt is om kleuters een voor hen spannend verhaal te vertellen. Nee, daar wordt geen weldenkend mens vrolijk van.
Waarom ‘Het journaal’ niet van het scherm halen, zoals men dat door de jaren heen met ‘Jan publiek’, ‘De rode loper’, ‘Het swingpaleis’ en zovele andere afgezaagde dinosaurussen heeft gedaan? Of begin al eens met ‘Het journaal’ tijdens de zomermaanden door een leuke natuurdocumentaire te vervangen. In de zomer gebeurt er toch niks en met die twintig feelgood-items over Tomorrowland die onlangs passeerden, maak je de Vlaming, een kalmeermiddel op twee benen, enkel nog depressiever dan hij al is. Of gooi het roer drastisch om en laat pakweg Bart Peeters het nieuws voorlezen. Zo komt die mens ook nog eens op tv. Of een van die supergetalenteerde, zich totaal niet het sterrendom inneukende dochters van Jan Leyers, zou dat niks zijn?
Enkele jaren geleden zat ik met een vriend in een kebabzaak en op de vensterbank lag een Humo met op de cover een schaarsgekleden Ella Leyers. “Die zou gij weleens willen doen, hé”, gokte ik. “Ja,” beaamde hij, “maar dan wel met een zak over haar kop.”
Ik heb vrienden... Gij kunt alleen maar dromen van het soort vrienden dat ik heb.

zondag 27 augustus 2017

De eerste keer, een smartphone van 1000 euro

“Voor jou is dat genoeg”, antwoordde ze al lachend toen ik zei dat ik ging verhuizen naar een studio van 18m². Ik vroeg waarom dat in het bijzonder voor mij genoeg was. “Omdat je dan niet zoveel plaats hebt om rommel te maken.”
(Ligt het aan mij of zijn het enkel vrouwen die dat soort dingen zeggen? Een man zou zoiets toch nooit zeggen?)
In de weekend-Standaard lees ik graag de column van IT-journalist Dominique Deckmyn. Vandaag schrijft hij over smartphones van 1.000 euro.
“Het consumentenvertrouwen keert terug, lezen we overal. En dus mag het geld weer rollen. (...) En warempel, de technologiebedrijven ruiken de opportuniteit. Samsung lanceerde deze week met de Galaxy Note 8 de eerste smartphone van 1.000 euro. Apple doet over enkele weken waarschijnlijk hetzelfde. (...) Boven de zogenoemde vlaggenschip-smartphones van 750 à 800 euro, komt er een nieuwe prijsklasse rond de 1.000 euro.. (...) Maar hoe onderscheidt die smartphone van 1.000 euro zich van die van 750 euro? Het gaat om heel kleine details. En die hebben dan nog vooral te maken met hoe de apparaten eruitzien, niet met hun werking. (...) Het belangrijkste onderscheidende kenmerk van smartphones is dit jaar blijkbaar de rand van het scherm. Eigenlijk mag er geen zichtbare rand meer zijn, het scherm zweeft als het ware in de lucht. Je bespaart daarmee een paar millimeter plaats in je zak, maar doet zo’n Galaxy Note 8 iets nuttig met die millimeters? En hoeveel mag dat extra kosten? Als kapitaalkrachtige mode- en merkbewuste mensen straks massaal de Galaxy Note 8 en de iPhone 8 gaan kopen, dan kosten de smartphones van 2018 straks waarschijnlijk nóg meer. Apple en Samsung krijgen een nog grotere hap uit ons jaarlijks budget. Ten koste van wie, zal achteraf wel blijken.
Andere fabrikanten waren al niet in staat om 750 euro te krijgen voor hun smartphones. Ze mogen elkaar verder blijven bekampen met Android-telefoons van 79 of 199 euro. Daardoor krijg je in die prijscategorie nu wel verbazingwekkende kwaliteit. Dat is dan weer het goede nieuws: wie zich niet laat vangen aan die 1.000-euro-smartphones, ‘bespaart’ meer geld dan ooit. En moet daar letterlijk niets voor missen. Maar hij moet wel een randje rond zijn scherm dulden.”
Ik hoef geen smartphone van 79 euro, geef mij er maar een van 1.000.. Als je die in het openbaar tegen een muur aan diggelen gooit, veroorzaak je waarschijnlijk nog enkele dierlijke kreten van afschuw, terwijl men voor een goedkope (< 200 euro) wellicht de schouders ophaalt.
‘Diggelen’ is een mooi woord, trouwens. Net als ‘scherven’ en ‘gruzelementen’.
Poolse rodebietensoep, oftewel barszcz, ik krijg er geen genoeg van. Niet van de soep en niet van het woord. Barsjtsj. Mijn lief en ik zijn over het algemeen heel gelukkig samen, maar de laatste tijd vertoont onze relatie toch wat barszcz.
De eerste keer dat je in het nieuwe bed goed uitgeslapen wakker wordt, maar dat je je realiseert dat je in deze kamer nooit heel lang zal kunnen uitslapen omdat het daglicht frontaal doorheen de witte gordijnen naar binnen schijnt. De eerste keer dat je denkt dat het misschien maar best is zo, dat dat lang uitslapen eigenlijk nergens voor nodig is. De eerste keer dat je naar een nieuwe supermarkt gaat in de wetenschap dat je daar het komende jaar nog heel vaak zal komen. De eerste keer dat je (in die supermarkt) shampoo met de geur van pompelmoes koopt en de eerste keer dat je haar na het wassen mogelijk naar pompelmoes ruikt (maar dat zal wel niet). Intussen de zevende of achtste keer dat je minutenlang vanuit de verte koeien hoort loeien. Tevens de derde of de vierde keer dat je je afvraagt of je misschien liever schapen zou horen blaten. De eerste keer ooit dat je vanuit je slaapkamer uitkijkt op bomen. En de eerste keer dat je je overbuurvrouw op de gang tegenkomt en dat ze kort knikt zonder iets te zeggen. De tweede keer in twee uur tijd dat je je hoofd nét niet stoot aan de onverbiddelijke hoek van het openstaande venster. De opluchting die je voelt wanneer je je realiseert dat je bij gebrek aan internet geen toegang hebt tot nieuwswebsites. De zoveelste keer dat je je afvraagt waarom je de actualiteit op de voet blijft volgen. Mogelijk niet de allereerste keer dat je desalniettemin de weekendkrant koopt omdat je echt niet weet wat er in de wereld gebeurt. Allesbehalve de laatste keer dat je reclamefolders uit je brievenbus haalt om die vervolgens in andermans brievenbus te proppen.
Voor alles (en zoals bekend zeker ook voor seks) is er een eerste keer. Je mag niet onderschatten welke waarde die eerste keer heeft. Wanneer je alles wat je doet al honderd keer eerder hebt gedaan, is er iets mis. Je kan dingen gerust tienduizend keer doen, dat is niet verkeerd, maar zorg ervoor dat je ook eens iets nieuws doet (en dan niet alleen op vlak van seks). Nieuwe dingen houden je enigszins fris. Ik ben al meer dan tienduizend keer wakker geworden en aan een nieuwe dag begonnen - de tienduizendste dag van je leven vier je op 27 jaar, vier maanden en nog enkele dagen - maar en route ben ik al enkele keren van bed, van kamer, van woonplaats veranderd. De motor van mijn leven zal altijd wel wat sputteren, maar wanneer de kans zich voordoet probeer ik die motor te herstellen. Of nog: als mijn leven een fiets was, rijd ik vele ritten op halfplatte banden, maar als ik mijn moment gekomen acht, zoals nu, pomp ik mijn banden op. En dat doe ik trouwens lang niet voor de eerste keer.

vrijdag 25 augustus 2017

David Foster Soulwax

Ach, wat is er geworden van de ‘Dewaele brothers’, oftewel het hyperzelfbewuste tweekoppige brein achter Soulwax? Hyperzelfbewust, ja, en helaas wel stilaan op het ergerlijke af. Ik was een fan, maar van hun laatste plaat, ‘From Deewee’, die titel alleen al - "From onze oh zo uitgekiende Dewaele-studio" - spat de ‘doordachtigheid’ zodanig af dat het een beetje storend wordt. Ik denk dat het ook vanwege die doordachtigheid is dat ‘From Deewee’ zo enorm saai is. Alsof de heren zoveel hebben nagedacht over all things vernuftigheid dat ze zich in hun studio niet meer konden amuseren. Alsof ze een ingewikkeld wiskundig probleem moesten oplossen, zo klinken ze. In een interview met de VRT naar aanleiding van de albumrelease zag ik dat ook: ze leken helemaal uitgeput te zijn en zagen er niet gelukkig uit. Het had iets lulligs. Een goed voorbeeld van een first world problem, in feite. “Nu moeten we die muziek waar we zolang aan hebben gewerkt loslaten en dat is best moeilijk”, of iets in die trand. Blèters, dacht ik. Maar ach. Met ‘Much Against Everyone’s Advice’ hebben ze een van mijn favoriete Belgische platen gemaakt en dus kunnen ze bij mij uiteindelijk niet veel meer verkeerd doen. Misschien moet ‘From Deewee’ nog wat op mij groeien.
Ik ga dus slapen en sta op met het geloei van koeien. Crazy.
Laatst zag ik een nummerplaat met daarop het getal 247. Ik hoopte om onduidelijke redenen dat dat een priemgetal was en ging aan het rekenen. Bleek dat 247 het resultaat is van 13 x 19. Was me dat een ontgoocheling...
Ik kan heel goed hoofdrekenen. De tafel van 14,3 is bijvoorbeeld geen probleem voor mij. 14,3 x 7 = 100,1. Dat vind ik nu eens een prachtig getal, zie. Niet 100 maar 100,1. Hoe kan het bestaan? Dichter bij absolute schoonheid kan je niet komen.
Ik kom langs achter het gebouw binnen en bij de brievenbussen zie ik een man staan met in zijn handen een groot pakket. Nadere observatie leert mij dat het een pakket van bol.com is. Ik open de deur en de man stamelt met een Frans accent dat hij de bel zoekt van Alexander Cornet. Dat ben ik en dat maak ik kenbaar. Het pakket - ‘Daar ben ik dan, pak mij uit’ - bevat ‘Infinite Jest’ van David Foster Wallace. Deze cultklassieker uit 1996 is nooit vertaald naar het Nederlands en is volgens iedereen die het kan weten een zeer taaie brok die niettemin uitermate de moeite van het lezen waard is. “Ambitious, accomplished, deeply humorous, brilliant and witty and moving. A literary sensation”, luidt de kritiek van The Independent op de achterflap. Ik had dit boek uit de bibliotheek ontleend, maar wist al op voorhand dat ik het zelfs na drie verlengingen nog steeds niet zou uit hebben. Waarom het boek dan niet kopen in feite? Dan heb ik alle tijd van de wereld.
The Spectator maakt op de achterflap gewag van “an exploding star of a novel... reading the book itself is a sort of addiction... Wallace writes with authority, deep feeling and caustic wit”. Vorig jaar las ik ‘De bleke koning’, de onvoltooide, laatste roman van DFW en dat was een bijzondere ervaring. Ik herinner me uit dat boek o.a. een aantal personages met zulke geweldige namen, ik heb ze in een boekje opgeschreven, zo fantastisch vind ik ze, als Claude Sylvanshine, Leonard Stecyk, Chris Acquistipace, DeWitt Glendenning Jr., Chuck Ten Eyck, R.L. Keck, Merrill Errol Lehrl, Dave Witkiewicz, Chahla Neti-Neti, Latrice Theakston en niet te vergeten Claude Zack, Benny Schnell en Shaun Darm. Ja, inderdaad, die laatste drie namen zijn speciaal aangepast voor de Nederlandstalige uitgave van de roman. Hoe zalig is dat? Claude Zack, Benny Schnell, Shaun Darm.
Als er in ‘Infinite Jest’ drie personages met een dergelijke fantastische naam figureren, zal ik een gelukkige mens zijn.
En om nog even terug te komen op ‘From Deewee’: enkele luisterbeurten later ben ik al van mening aan het veranderen. Ja, de doordachtigheid is sterk aanwezig, maar op zich zijn het aanstekelijke composities van nummertjes.

donderdag 24 augustus 2017

Zonder internet

Het thuis eens een tijdje zonder internet proberen? Het klinkt op een bepaalde manier aanlokkelijk. Enige echte concrete bezwaar: ik kan op die manier niet meer naar Spotify luisteren, en 90% van alle muziek die ik beluister, beluister ik via Spotify. Spotify kan ik echt niet meer missen. Zonder Spotify zou ik helemaal wegkwijnen! Op welke manier moet ik anders al die nieuwe muziek ontdekken?!
(En dit is écht geen uitvlucht waarmee ik wil rechtvaardigen dat ik tóch internet nodig heb thuis. Spotify (of een andere streamingdienst) is onvervangbaar geworden. Muziek is voor mij veel belangrijker dan de laatste nieuwsjes uit de actualiteit. En bij gebrek aan ruimte daarvoor zijn mijn cd’s zijn niet mee verhuisd naar mijn studio. Vandaar de noodzaak van internet.)
‘t Is dat de Telenetinstallateur af te rekenen kreeg met een gebroken kabel en dat hij daarom mijn internet niet kon installeren, en ‘t is dat er een elektricien aan te pas zal moeten komen dat bij mij de vraag rees wat er eigenlijk mis mee zou zijn wanneer ik die elektricien nu eens níét zou bellen? Oké, ik heb hem ondertussen wél gebeld, maar dat neemt niet weg dat ik mijn internetgebruik ga herbekijken. Ik ben zoveel bezig met zaken waarvan je je ernstig kan afvragen waarom ik er mee bezig zou moeten zijn. Puur tijdverdrijf. Een mens sluit er zijn ogen voor, maar internet is een netwerk dat in grote mate gebruikt wordt om makkelijk tijd te verdrijven. Alsof tijd iets is dat verdreven moet worden. Tijd als iets dat weggejaagd moet worden. Weg, tijd, weg! Kssst!
Wat vervelen we ons te pletter. Al die likes, al dat getokkel, wat ís dat eigenlijk? Als ik daar te lang over nadenk overvalt er mij een soort gêne. Dat ik daar deel van uitmaak, van die gigagrote groep tokkelaars. The fear of missing out! De geldingsdrang. Het heeft iets beschamends. En dat meen ik echt, om het eens met het slagzinnetje van Stijn Meuris te zeggen. De sociale media hebben van ons een soort slappe cartoonpersonages gemaakt. Die zielloze beeldcultuur, al dat geposeer. Selfies godbetert. Toch echt het soort behoefte van een persoon zonder ruggegraat? In een ander tijdsgewricht was ik misschien een man met ballen geweest, nu ben ik iemand die zich niet helemaal lekker voelt wanneer hij geen virtuele appreciatie krijgt voor een of andere clevere statusupdate.
Het is pathetisch. Mijn internetgebruik zal dus een beetje herbekeken worden. Vooral de nieuwsconsumptie. Ik heb helemaal geen nood aan nieuwsberichten de hele dag door. Ik lees al dat nieuws omdat ik me anders nog harder verveel.
Grappig trouwens, ik sprak gisteren met een vriend over mijn eerste bezoek aan de nieuwe nieuwswebsite van de VRT en hoe ik daarbij dacht dat het misschien maar goed is dat die zo lelijk is, want dat ik er op die manier misschien wat minder tijd aan zou verkwanselen. Mijn kameraad had precies dezelfde gedachte gehad toen hij de site bezocht. Ik denk dat ik zou kunnen leven op een regime van vijf nieuwsberichten per dag. Nu zijn het er 500. Da’s nergens voor nodig.
Op 100 meter van mijn studio staan koeien. De “meeeuuuh”s waaien mijn kamer binnen. Bevreemdend. Aan de rand van de stad en bijna op het platteland. Ik voel me goed in dat kamertje. De ruimte is kleiner, de vrijheid is groter. Tevredenheid alom.
Ik zet weleens mijn gsm af omdat ik bang ben dat iemand mij zal bellen. Ik heb het niet eens over een specifieke persoon. Gewoon een soort angst dat iemand mij zal bellen. Nergens op gebaseerd. ‘t Is ook niet dat ik over het algemeen met rust gelaten wil worden. Misschien is het die plotse doorbreking van de stilte die ik eng vind. Nu staat mijn gsm ook af. Precies omdat ik bang ben dat iemand mij zal bellen (en omdat ik in de bibliotheek zit). Met sms’en heb ik dat trouwens niet. Ik houd trouwens hoe langer hoe minder van sms’en. Het duurt mij te lang, het is mij te indirect, ik verlies er mijn geduld door. Bellen gaat zoveel sneller. Mijn broer is de koning van de irritante sms’en. Ik bel hem en hij pakt niet op; één minuut later sms’t hij “Wat is er?”; ik bel hem opnieuw en hij pakt weer niet op. Daar kan ik van genieten, amaaai

dinsdag 22 augustus 2017

Verhuisformulier

Om uit Leuven te kunnen verhuizen moet je op de website van de stad een formulier invullen.
Dat leest als volgt.
Je hebt aangegeven dat je uit Leuven wil verhuizen. Wij doen er alles aan om het jou als inwoner zo aangenaam mogelijk te maken. Weet je zeker dat je uit Leuven wil verhuizen?
Hiermee zeg je je inwonerschap op, waardoor je al die nieuwe, leuke mensen in jouw stad die dagelijks lachend door de Leuvense straten lopen, niet meer kunt leren kennen. Als je tijdelijk wil verhuizen of opnieuw in Leuven wil komen wonen, dan heb je de volgende mogelijkheden:
- Wees alleen zichtbaar voor Leuvenaars die je leuk vindt, wanneer je in Leuven rondloopt. Word onzichtbaar voor alle andere Leuvenaars.
- Het grondgebied Leuven even verlaten zodat het voor anderen lijkt alsof je niet meer in Leuven woont, maar straks gewoon terugkeren.
- Je Leuvense vrienden en kennisen permanent laten vallen en negeren + het hen onmogelijk maken om je nog te bellen of op andere manieren te contacteren.
- Geen nieuws uit Leuven meer ontvangen via lokale en nationale media.
- Leuven voorgoed verlaten en er nooit meer aan denken.
KNOP: In Leuven blijven wonen
KNOP: Verder
Het spijt ons te horen dat je uit Leuven vertrekt. Waarom wil je jouw inwonerschap opzeggen?
- Leuven is niet wat ik ervan verwacht had.
- Ik heb geen enkele vriend in Leuven.
- Ik heb ergens anders een vriend gemaakt.
- Leuvenaars negeren mij.
- Ik haat alles wat met Leuven te maken heeft.
- In Leuvense supermarkten vind ik nooit wat ik zoek.
- Overige
KNOP: In Leuven blijven wonen
KNOP: Verder
Je bent nu uitgeschreven als Leuvenaar. Misschien maar goed ook want we kregen doorheen de jaren al heel wat klachten over jouw lelijke kop en je vervelende gedrag. Laat Leuvenaars met rust en kom hier nooit meer.
KNOP: Toch in Leuven blijven

maandag 21 augustus 2017

Wachttijden

“Hi there, this is Emmi caffè latte! The perfect refreshment and your daily cup full of inspiring ideas - for those who enjoy life to the fullest. All our coffee beans are grown exclusively on rainforest allience certified farms.Have a lovely day! :)”
Ik kan niet ontkennen dat mijn niet zo dagelijkse beker inspirerende ideeën zeer lekker was. Een gevoel van weldadigheid - dat woord wilde ik absoluut gebruiken - kwam over mij.
Pfoe, ‘k heb een hongerke.
Wat zit er nog in de kast?
“Wij doen er alles aan om de wachttijden zo kort mogelijk te houden” of iets in die aard stond er op het plakkaat.
Dan is het wel kras om te zien dat er aan het onthaal systematisch slechts één persoon zit terwijl er twee bureaus staan en dat er van de acht loketten telkens slechts drie of vier bemand zijn.
De wachttijden lopen op tot meer dan een uur. Ik kreeg een nummertje aan het onthaal en zei tegen de mevrouw aan het onthaal dat ik nog even de stad introk, het zou toch pas ongeveer over een uur aan mij zijn, nietwaar? En integendeel tot de vele smartphonies die in de wachtzaal zaten, haalde ik geen genot uit de wifi aldaar.
Ik at een kriekenflap van de Panos, nam ruim de tijd om een muntthee te drinken op het terras van La Royale, las ondertussen een onnozel boekje, liep nog een krantenwinkel binnen waar ik een rolletje haribo-snoepjes kocht dat ik openwikkelde waarna ik alle snoepjes tegelijk mijn mond in propte en kuierde daarna op mijn dooie gemak terug naar het ACV. Daar had ik nog ruim een kwartier de gelegenheid om verder in mijn onnozele boekje te lezen. Naast mij in de wachtzaal was mevrouw nummer 30 komen zitten.
Eindelijk werd ik, meneer nummer 22, binnengeroepen. Een en ander duurde niet al te lang, hooguit een minuut of tien. Ik hoop voor mevrouw nummer 30 dat ze een slaapzak bij zich had.
Een douchke pakken krijgt nu absolute prioriteit. Een weldadig douchke. Haaaaa.

zondag 20 augustus 2017

Terreur in Barcelona, Antiradio-podcast,..

Een terreuraanslag in Barcelona? Oh.
Ik heb via verschillende media vernomen dat een groeiend aantal inwoners van die stad de vele toeristen beu is, maar over terroristen hebben ze niet geklaagd.
Sorry, dat is een heel flauw en misschien ongepast grapje, maar wat de terroristen gedaan hebben op de Ramblas is natuurlijk nog veel ongepaster! Oei, sorry, dat laatste had ik nu misschien ook niet moeten zeggen. Toch blijft het me verbazen dat Het journaal een halfuur doorgaat over die aanslag. Aanslagen in Europa horen erbij, boys and girls. Zijn we daar nu nog niet aan gewend? Ik volg het nauwelijks nog op. En als de schoten mij morgen om de oren klinken in mijn kleine Leuven, tja, dan is het zo. Of is het misschien ook weer ongepast om dat te zeggen? Het is een illusie te denken dat je van de wereld een veilige plaats kan maken. Overal kan eender wat gebeuren. Dat is gewoon zo.
Ze hebben bij Het journaal trouwens geen itempje gemaakt over schietpartijen in Bagdad of Mogadichu die naar alle waarschijnlijk diezelfde dag hebben plaatsgevonden. ‘t Is dat we daar niet op citytrip gaan zeker? ‘t Is dat de aanslagen daar niet ‘dichtbij’ komen, terwijl je over Barcelona kan zeggen: “nu komt de terreur wel érg dichtbij”. De stapel clichés reikt tot ver in de stratosfeer.
Anyway. Ik heb het gehad met al die uren aanslagen in het nieuws. Ze horen erbij en je mag erover praten, maar zo uitgebreid - ze excuseren zich zelf bijna wanneer het weer van dattum is.
Vandaag ga ik meermaals heen en weer pendelen tussen oud appartement en nieuwe studio. Ik moet vanalles verhuizen. Eigenlijk heb ik behalve boeken en cd’s nauwelijks bezittingen. Dat verhuizen zal met de bus gebeuren en ook een beetje te voet. Ik denk dat ik mijn koptelefoon maar meeneem zodat ik naar een podcast kan luisteren terwijl ik onderweg ben. Ik heb de podcast ontdekt en vind het een heel tof gegeven. Het is meestal een radiogesprek dat je kan downloaden in mp3-formaat. Ik heb tientallen afleveringen gedownload van de Antiradio-podcast waarin een, overigens felgetattooeerde, journalist van De Morgen meer dan een uur lang in gesprek gaat met een Belgische muzikant. Het gaat dan over de muziek die hij/zij maakt, hoe hij/zij daartoe gekomen is, maar ook over met welke versterker hij/zij speelt. Dat laatste is voor de nerds, dat zegt de interviewer er dan steevast bij, en ik heb daar inderdaad niet zoveel aan, ik ben geen muzikant, maar die gesprekken zijn wel altijd interessant.
Ik heb tijdens avondwandelingetjes al afleveringen beluisterd met Pascal Deweze van Metal Molly, Sukilove e.a., en dat was heel tof. Ook met Stijn Meuris, van wie ik wel stilaan vind dat hij er een beetje óver gaat. Hoort die man zichzelf graag praten! Ik moet trouwens niet over Stijn Meuris spreken, maar over Stijn “en da meen ik écht” Meuris. Ik beluisterde nog een ánder radio-interview met hem waarin hij dat zinnetje een keer of twintig uitsprak. Het is daar, op dat moment, dat ik dacht: Stijn, beluister jezelf nu eens en besef dat je jezelf nu echt te veel aan het herhalen bent. Maar niks tegen Stijntje Meuris hoor. Hij heeft wel interessante dingen te zeggen. Al kan je er nu ook weer geen twee uur mee vullen.
Vandaag ben ik van plan om naar de Antiradio-podcast met Lange Polle van Triggerfinger te luisteren. Ik denk dat dat een leuk gesprek wordt. Dat is al een wat oudere mens die vanalles heeft meegemaakt.
Podcasts en allerlei interviews over allerlei thema’s kan je behalve op iTunes ook vinden op Soundcloud. Hele toffe website/streamingdienst is dat.
Wat ik zeker niet ga missen wanneer ik verhuisd ben, is het gejengel van de peuters van mijn onderburen. Blèterkes, amai mijne frak. Ik kan me niet herinneren dat ik zo geblèt heb toen ik klein was, maar ik zal ook weleens een uur liggen janken hebben. Die peuters van mijn onderburen zullen zich er ook niks van herinneren. En ik zal hun bestaan vergeten als ik hier een tijdje weg ben. ‘t Is nu ook niet dat ik een peuterhater ben ofzo. Ik begrijp dat zo’n kind daar natuurlijk niks aan kan doen. ‘t Is zoals een kat die miauwt als ze eten wil of zoals een hond die blaft als hij zich bedreigd voelt. Wanneer het kind begint te beseffen dat zijn of haar gedrag een bepaalde reactie uitlokt, dan brokkelt de onschuld af en begint de Verrotting. De Verrotting, met hoofdletter, jazeker.
Ik doorblader The Dusty Needle, een (eenmalig?) krantje dat ik aantrof in de Bilbo. ‘For people who never gave up on their vinyl record collection. And hipsters.’ Ik ben geen van beide en als ze me betrappen, moeten ze mij maar billenkoek geven. Door het via Facebook aan een klein deel van de mensheid kenbaar te maken, breng ik mezelf sowieso al in de problemen. Stupid me.
Nog een cd-tip om af te sluiten: ‘The Devil, The Heart & The Fight’ van Skinny Lister. Jawadde! Ik ben daar vorige wek naar beginnen te luisteren en daar staan nummers op dat je zegt, jawadde!
Muzikaal houdt het het midden tussen The Decemberists, Mumford & Sons en, euh, ik kan niet meteen op een andere groep komen. The Levellers, misschien. Maar Skinny Lister is beter dan die groepen. Ik kan ook niet op een genrenaam komen trouwens. Of toch wel. Dit is aanstekelijke uptempo indierock - wat een nietszeggende containerterm is dát eigenlijk - met heel veel folkelementen. Aanstekelijk!
Wat een geluk dat ik geen muziekrecensent ben, want dan zou ik hier niet mee wegkomen! Wat een waardeloze omschrijving van de muziek van Skinny Lister.

zaterdag 19 augustus 2017

You want me to be somebody who I'm really not

“Don’t fucking tell me what to do” - Robyn (‘Don’t Fucking Tell Me What To Do’)
“You want me to be somebody who I’m really not” - M.I.A. (‘XXXO’)
‘South Park’-personage Randy Marsh, de zielige, in een soort midlife crisis verkerende vader van hoofdpersonage Stan, ligt op een onderbroek na naakt op de sofa met een x-box-console in zijn hand. Hij speelt Catch the dragon, een zinloos spel waarin je een draak tracht te vangen terwijl dat onmogelijk is. “Hang on!” roept hij tegen een geërgerde Stan die zelf Guitar Hero wil spelen met zijn vrienden. “Hang on! I almost caught the dragon!” Wanneer Stan de stekker van de x-box uit het stopcontact trekt, wordt Randy woest.
Een reclamespot waarin een peuter vertelt hoe belangrijk het is dat hij veel vitamine D binnenkrijgt. Ik erger mij kapot. Wie zijn de reclamemakers die met zo’n ideeën afkomen? En hoe doen ze dat eigenlijk met die kinderstem? Die peuter kan dat immers niet zelf zeggen. Komt die stem uit een computer? Urgh. Reclame, marketing, kanker. Schrap wat niet in dit rijtje past.
Waarom heb ik gisterenavond een hele zak gezouten nootjes gegeten, terwijl ik naar ‘The Shining’ keek? Ik vond ze niet eens lekker en nu liggen ze nog steeds op mijn maag. Spijt dat ik ze gegeten heb, heb ik nu ook weer niet, maar het was wel dom en onnodig.
Ik zag ‘The Shining’ voor de derde keer, denk ik, maar ik was weer zoveel vergeten dat het voortdurend spannend bleef. Jack Nicholsons gezichtsuitdrukkingen zijn echt angstaanjagend. Ik denk dat hij zich geamuseerd heeft op de set. Wat een rol. Zijn vrouw in de film loopt bijna twee uur lang te grienen en te beven. Minder interessant, al is het goed geacteerd. Er zijn wel meer films waarin vrouwen voortdurend hyperemotioneel lopen te doen. Elkaar in sneltempo opvolgende hysterische huilbuien enzo. Ik vraag me af of dat voor een actrice interessant is. En is het ook niet een beetje, euh, genderclichébevestigend, of hoe moet je dat tegenwoordig zeggen?
Ik vraag me af of ik in een straal van 500 meter rond mijn bijna nieuwe woonst een krant kan kopen. Straks ga ik op pad om dat uit te vissen. Er is daar een Spar, maar verkoopt zo’n supermarkt ook kranten? Voor het antwoord op die vraag moet ik nog ongeveer anderhalf uur wachten.

vrijdag 18 augustus 2017

Mark Cloostermans,..

Ik eet yoghurt met muesli. Gisteren scheurde ik de zak muesli zo wild open dat ik de muesli niet meer netjes in de kom kon gieten, ik morste op de vloer. Gelukkig is het maar muesli. Ik heb de muesli daarna zo goed als dat ging in een tupperwaredoos gegoten. Nu ondervind ik dat het gieten van de muesli ook vanuit deze tupperwaredoos niet meevalt, maar so be it then. Niet álles kan gemakkelijk zijn aan dit leven. Want gemakkelijk is het, het leven. Of toch voor 95% van de tijd.
De tupperwaredoos is van een vriendin die mij na mijn voorlaatste bezoek aan haar een stuk taart meegaf. Zo iemand is zij. Ik weet niet wat heerlijker is: de taart of het feit dat ze mij taart meegeeft.
Eergisteren bedacht ik me dat ik me niet in de positie van Lize Spit zou willen bevinden. Alom bejubeld voor haar debuutroman werkt ze nu aan een opvolger. Die zal meteen bij de verschijning onder een vergrootglas worden gehouden en onmiddellijk zal men roepen dat deze nog beter is, of helaas bijlange niet zo goed als ‘Het smelt’. ‘Teleurstellend’, zou men kunnen schrijven. Vreselijk.
Soms wordt een boek weleens keihard afgekraakt. Ik lees graag de recensies van Mark Cloostermans.
http://markcloostermans.blogspot.be/…/doorlezen-of-niet-gri…. Hier maakt hij Griet Op de Beeck met de grond gelijk. Zalig.
Ik luister naar de laatste plaat van Howe Gelb, ‘Future Standards’. Heel jazzy, heel rustig, heel gezellig.
Gisteren hoorde ik in een filmtrailer een man iets zeggen als “Love ain’t easy, you know. That why they call it love.” Ik vroeg me af wat dat in godsnaam te betekenen heeft. Serieus, wat wordt daarmee bedoeld? That’s why they call it love? Zever! Gezever! Om het eens met Frankie Loosveld te zeggen.
Ik ging naar de cinema voor ‘Zabriskie Point’, een film uit 1970 of daaromtrent. Heel goed, bij momenten echt fantastisch. Een psychedelische seksscène (ja, dat prikkelt de nieuwsgierigheid hé). Kantoorgebouwen die een na een spectaculair tot ontploffing komen. En waanzinnige woestijnlandschappen in Arizona, dat vooral. Heel blij dat ik daarvoor naar de cinema ben gegaan.
Straks breng ik een bezoek aan de huurdersbond. Ik ben enorm benieuwd naar hun antwoord op enkele prangende vragen waar ik mee zit. Ik ga die mensen letterlijk de oren van hun kop vragen (ik weet dat de uitdrukking eigenlijk ‘oren van de kop zagen’ is, maar met ‘vragen’ is het ook eens leuk).
Om 10u09 neem ik bus 8 die me om 10u43 op mijn bestemming moet brengen. Daarna moet ik nog eventjes wachten in een wreed ongezellige cafetaria. Misschien moet ik ‘De dieren in mij’ van Delphine Lecompte meenenmen. Zo heb ik iets te lezen terwijl ik wacht.
Ik droomde dat ik in een drukke ruimte met enkele klasgenoten uit het middelbaar naar muziek probeerde te luisteren. Ik was enthousiast, een beetje de gangmaker van het gezelschap. Mijn moeder hield mij vanop afstand in de gaten. Dat stoorde me wel een beetje. Ik begreep niet waarom zij daar was.
En zo gaan we weer aan de slag, een nieuwe dag die moet worden verslagen, die moet worden bedwongen, een nieuwe kamp die moet worden gevochten. Zal de dag mij K.O. slaan of kom ik als winnaar uit de strijd? Zeggen dat ik daar benieuwd naar ben zou overdreven zijn.

donderdag 17 augustus 2017

Straks studiobezoek

Vandaag is het meisje op wie ik van het zesde leerjaar tot en met het zesde middelbaar verliefd ben geweest jarig. Dat lijkt een eeuwigheid geleden. Niet dat ze jarig is, want dat is ze vandaag, wél dat ik verliefd op haar was. Ik denk trouwens dat ze het nooit geweten heeft, ik was alleszins totáál niet van plan om het haar te vertellen. Ik zat met haar in de klas en dat moest nog wel een beetje leefbaar blijven, het was zo al moeilijk genoeg. Had ze geweten dat ik verliefd op haar was, ik had niet meer naar school durven gaan. Ze had trouwens zelf regelmatig een lief en dat waren vaak kerels uit technische opleidingen. Ik begreep niet wat ze in hen zag. Ze waren helemaal anders. Ondertussen is ze getrouwd met zo’n kerel en heeft ze een kind. Uit wat ik kan opmaken van foto’s is ze ook veel minder mooi geworden in de afgelopen twalf jaar. Mijn belangstelling voor haar is in de loop der jaren zelfs zodanig afgenomen dat ik haar vorig jaar gedefriended heb. Ja, echt waar!
Straks ga ik naar een studio kijken en stel ik me waarschijnlijk kandidaat-huurder. Ik moet dringend weg uit het appartement waar ik nu woon. Ook al is het ruim en betaal ik er nauwelijks huur, ik voel me er steeds benauwder. De verhuurder speelt een machtsspel met mij en ik heb niet de behoefte om daarin mee te gaan. Het is alleen maar vernederend, ik kan mij niet verweren. Daar moet dus een eind aan komen, een mens moet naar oplossingen zoeken als er zich problemen stellen. Constructief zijn. Proactief zijn. Voor hij mij zelf buitenzet, ben ik het al afgebold. Dat is het plan. En als het lukt zal me dat voldoening geven.
Straks dus het bezoek aan de studio. Uit het telefoongesprek dat ik met het immokantoor had, werd duidelijk dat ik daar niet als enige kandidaat-huurder aanwezig zal zijn. Ook bereid ik me voor op de werk-vraag. Nee, ik heb geen job momenteel en dat zal zeker tegen mij gebruikt worden. Anderzijds mag een verhuurder niet discrimineren op basis van werk (niet dat ik hem dat onder de neus zal wrijven, maar ik heb een contact bij Unia, doch dit terzijde). Ik zal naar waarheid antwoorden dat ik momenteel een beroepsgerichte opleiding volg bij de VDAB die ervoor moet zorgen dat ik binnenkort betaald werk heb. Al zal ik het woord ‘binnenkort’ proberen te vermijden. Sowieso hoop ik dat de werk-vraag niet gesteld wordt. Huren in Leuven is peperduur. Ik heb gisteren het internet afgespeurd en met mijn maandelijkse 830 euro loop ik echt niet ver. Maar soit. Vorig jaar had ik de gelegenheid om het vluchtelingen-opvangcentrum in Lubbeek te bezoeken en wat ik dáár gezien heb doet een mens beseffen dat hij niet moet klagen over een vierkante meter meer of minder. Ik zou willen dat elke Belg eens in het opvangcentrum van Lubbeek langsgaat - ondertussen is het gesloten, denk ik. Mensen moeten met hun eigen ogen zien hoe asielzoekers maandenlang noodgedwongen in een kruipkot (grijze containers) op elkaar moeten leven. Dán zullen ze misschien inzien dat die asielzoekers mensen zijn, net zoals zij. Nee, die vluchtelingen zijn op geen enkele manier te benijden. Ze leven in grote onzekerheid. Ik vraag me trouwens af in wat voor woonomstandigheden de Eritreërs en Arabieren zitten die ik overal in Leuven zie rondlopen. Piepkleine kamertjes wellicht, en ook op elkaar gepakt. Ik zie die mensen, jongemannen, door de stad dwalen. Waarschijnlijk is het op die kleine kamertjes niet uit te houden. Ik vraag me echt af wat er van hen zal komen. We moeten daar niet te optimistisch over zijn, vrees ik. Wonen is héél belangrijk. Het heeft een effect op eenieders welzijn. En wie zich niet goed voelt, kan ook niet goed functioneren, lees: werken. Maar dat zal onze politici worst wezen. Echt, de Vlaamse en federale regering laten de zwakkeren in onze samenleving doelbewust lijden. En wanneer die lijdende mensen voor extra problemen zullen zorgen, zullen bepaalde regeringsleden hun grote gelijk halen. Ik word er ziek van.

woensdag 16 augustus 2017

De eerste dag

Ik sta op met een zwaar gevoel. De gedachte dat het weer een lange dag wordt. En dat ik eigenlijk geen behoefte heb aan alweer een lange dag.
Ik kan een koffie gaan drinken aan het station. Meer dan waarschijnlijk alleen. Ik kan mijn moeder bellen, maar had ik niet besloten dat ik minder beroep op haar zou doen? Ze neemt alles uit mijn handen, en dat wilde ik toch niet meer.
Een kleine studio met een huurprijs van 400 euro per maand. Zou ik het nog kunnen? Mijn vader liet drie jaar geleden honderden platen achter in het appartement waar ik nu woon. Hij liet gelukkig ook borden en bestek achter.
Enkele dagen geleden kwam hij naar het appartement en plots besefte ik dat ik binnenkort wil verhuizen.
Op internet zocht ik naar co-housingmogelijkheden. Waar en hoe en wie. Het werd me al snel duidelijk dat dat niets voor mij is. “We zoeken een huisgenootje.” Ik word al mottig van dat verkleinwoord. Met mensen een woonkamer moeten delen. Samen op stap gaan. Neen, dat is niks voor mij. Dan liever 20 vierkante meter en een ongemeubelde ruimte.
De poëzie van Delphine Lecompte is gemakkelijk. Ik denk dat ik dat ook kan. In veel gevallen ben ik van mening dat dichters niets kunnen dat ik niet kan. Ze leggen de lat niet erg hoog. In Delphine Lecomptes plaats zou ik bijvoorbeeld nooit durven denken dat mijn poëzie het publiceren waard is. Maar Lecompte vond een uitgeverij die haar debuut wilde publiceren en nu heeft ze toch een beetje naam gemaakt. Voor wat dat waard is.
Ik bezocht het kunstenfestival van Watou. Voor de kunst doe ik dat niet per se. Gelukkig was het mooi weer die dag. En voor de rest is het gewoon heel ver. 140 kilometer. Twee uur met de auto, drie uur met de trein. Dat is veel gevraagd. Dan is het maar beter goed. Nu google ik dichters en kunstenaars die er tentoonstelden. Daar zit hier en daar werk bij dat me aanspreekt. Werk dat me ook aanspreekt is dat van Jock Sturges. Die stelde niet tentoon in Watou, Jock Sturges is een Amerikaanse fotograaf. Ik zou wel een boek van hem willen kopen, maar zo’n boek is obsceen duur. En in de bib hebben ze zijn boeken niet.
Ik kan niet wachten om het debuut van Vincent Merckx te lezen. ‘De man die niet schoot’. Ik ken hem niet persoonlijk, maar tien jaar geleden schreef hij net als ik recensies voor goddeau.com. Zijn muzikale domein was metal. Daarna had hij een blog en maakte hij zijn ambitie als schrijver kenbaar. Mijn belangstelling was gewekt. Nu is het boek af en het wordt uitgegeven door uitgeverij Lannoo. Ik ben onder de indruk. Vincent Merckx heeft een uitgeverij gevonden. Dat is op zich al een prestatie.
Het wordt nog een lange dag. Misschien ga ik een koffie drinken. Maar eerst moet ik nog ontbijten. Daarom ga ik nu naar de Aldi voor yoghurt.

dinsdag 15 augustus 2017

The Divine Comedy op het Paleizenplein

Ik ben al 15 jaar een echte fan van The Divine Comedy, het éénmansgezelschap van de Ier Neil Hannon. Aan het begin van deze eeuw las ik voor het eerst over de groep in een Humo-artikel van, of all people, Serge Simonart. Serge was een fan en dat stak hij in zijn gekende stijl - hij is zelf steeds alomtegenwoordig in zijn artikels - niet onder stoelen of banken. Mijn interesse was wel gewekt en als 15-jarige verleende ik een oor aan het toen pas uitgebrachte ‘Regeneration’, een Divine Comedy-album dat wat afweek, maar dat wist ik toen nog niet, van zijn zes voorgangers in die zin dat het minder ‘barok’ en meer gestroomlijnd klonk. Ik had nooit eerder zulke theatrale, breed gearrangeerde, tongue-in-cheeck popmuziek gehoord en was meteen verkocht. ‘Regeneration’ was heel belangrijk voor mij en ik zal die plaat altijd als een ankerpunt in mijn muzikale ontdekkingstocht blijven beschouwen. Het is een plaat die ik zoveel gedraaid heb dat ik ze van voor naar achter en van achter naar voor ken. Dat werd opnieuw duidelijk toen ik gisteren op het concert probleemloos ‘Bad Ambassador’ kon meelippen.
The Divine Comedy lijkt nooit populairder te zijn geweest dan anno 2017. Zijn laatste, nochtans wat tegenvallende, plaat ‘Foreverland’ doet het goed, het zou zelfs weleens kunnen dat er een single uit dat album in low rotation op Radio 1 wordt gedraaid. Vooralsnog blijft The Divine Comedy echter een band voor ‘connaisseurs’ en een heel breed publiek zal Hannon nooit bereiken. Gelukkig maar! Zijn muziek is veel te verfijnd en te mooi om door de speakers van een supermarkt te weerklinken.
Onmiddellijk werd ook voor de niet-connaisseur duidelijk dat The Divine Comedy een band met een ‘edge’ is. Neil Hannon betrad het podium in Napoleon-kostuum - epauletten, rijbroek, hoge laarzen, bijpassende hoed, echt alles erop en eraan - en ook zijn backing band was in antiek kostuum. Het publiek genoot, gegrinnik gonsde over de hoofden. Neil Hannon is behalve een getalenteerde singer-songwriter ook een acteur-komediant van het zuiverste water die in zijn teksten heel wat personages opvoert. Een bankier bijvoorbeeld - “Is er een lid van de Europese Commissie aanwezig? Spits dan uw oren.” - in het monkelende ‘The Complete Banker’ (“So I caused the second great depression, what can I say? I guess I got a bit carried away. If I say I'm sorry, will you give me the money?”). In ‘Napoleon Complex’ en ‘Catherine The Great’ bezingt hij dan weer historische figuren uit het oude Europa, een andere dada van Hannon; een man die trouwens ook niet terugdeinst voor een literaire referentie meer of minder, getuige daarvan ‘The Booklovers’, een nummer dat bestaat uit niet veel meer dan een opsomming van al zijn favoriete negentiende-eeuwse auteurs. Dat hij het Brusselse publiek in het Frans kon aanspreken, was ongetwijfeld ook iets waar hij van genoot.
Na een eerste ronde met nummers uit de twee meest recente platen, was het tijd voor een eerste greep uit misschien wel zijn twee beste albums ‘Fin de siècle’ en ‘Casanova’. Vooral die laatste plaat mag gerust bestempeld worden als een britpop-classic en is essentieel om The Divine Comedy te kunnen begrijpen. Het statige ‘Sweden’ passeerde, gevolgd door het uptempo ‘Generation Sex’. Verderop kregen we ook nog publieksfavoriet en doorbraaksingle ‘Something For The Weekend’ uit ‘Casanova’ en een heerlijk euforisch, door het publiek meegepa-pa-paat ‘National Express’. Tegen dan had Hannon trouwens een kostuumwissel ondergaan en droeg hij een maatpak terwijl hij - très je ne sais quoi - op een paraplu leunde als was het een wandelstok.
Halverwege zakte het concert een heel klein beetje in met het nochtans prachtige ‘Our Mutual Friend’ en het melancholische ‘A Lady of a Certain Age’, twee nummers die de vaart wat uit de set haalden. Hannon leek dat te beseffen want hij spoorde eenieder die aan een toilet break toe was aan om nu te gaan, nu het even kon vanwege die lange outro’s. ‘Our Mutual Friend’ wordt op plaat begeleid door strijkers, maar werd tijdens dit concert .in een accordeonjasje gestoken. Dat pakte niet helemaal goed uit, omdat de accordeon de statige strijkers niet kon evenaren. Niettemin bleef het nummer - hele mooie tekst trouwens - probleemloos overeind.
In het tweede deel van het concert werd het tempo opgedreven. Hannon die regelmatig op zijn uurwerk keek als om te checken hoe lang hij nog mocht doorgaan van de organisatoren, wat hij zich ook luidop afvroeg, had er zichtbaar zin in en knalde er nog ‘Becoming More Like Alfie’ en ‘At The Indie Disco’ tegenaan. Dat laatste nummer kreeg ook nog geheel onverwacht een New Order’s ‘Blue Monday’-intermezzo mee, wat door het wat oudere publiek op gejuich werd onthaald.
Afgesloten werd er met het bezwerende ‘Tonight We Fly’ en een tevreden publiek bekloeg zich niet dat er geen tijd meer was voor een bisronde. Aan het merchandise-standje kocht ik een TDC-totebag en blijgezind liep ik naar Brussel-Centraal.
Het was een gedenkwaardige avond.

woensdag 9 augustus 2017

Tijger verscheurt minister

Vannacht in een droom stond ik met mijn broer naast een kleine weide - géén kooi - waarin een tijger gevangen werd gehouden. Deze weide was vrij oppervlakkig afgezet met houten planken en de tijger zou in staat moeten geweest zijn om te ontsnappen. Het dier leek echter te tam om een ontsnappingspoging te ondernemen. Toch was ik niet op mijn gemak in de nabijheid van deze tijger.
Het zou kunnen dat er al eerder mensen gepasseerd waren maar plots stond federaal minister van justitie Koen Geens naast ons. Bleek dat Koen "gene gewone" Geens om zijn bestemming te bereiken - het parlement? - door deze weide moest lopen. Wij verklaarden hem natuurlijk gek, zijn onderneming was levensgevaarlijk, hij zag die tijger toch ook? Geens vroeg ons echter doodleuk om het dier af te leiden, zo kon hem niks overkomen. Makkelijker gezegd dan gedaan. Geens leek goed op weg om veilig de weide over te steken, tot 's werelds gevaarlijkste katachtige hem in de mot kreeg en naast hem opdook. In plotse doodsangst slaagde Geens er toch in om de overkant van de weide te bereiken en hij tuimelde letterlijk over het hek. Hij kwam er vanaf met enkele schrammen, nogal wat vegen op zijn kostuum en met de schrik van zijn leven.
Zo kon het wel weer met de waanzin, vonden wij, maar daar stond plots PS-voorzitter Elio Di Rupo naast ons. Anders dan de bedaarde Geens maakte Di Rupo een gejaagde, bijna geïrriteerde indruk. Hij moest en zou ook die weide oversteken, alsof hij daarmee nog de meubelen zou kunnen redden voor zijn partij.
Impulsief klom Di Rupo over het hek en ging hij op weg naar de overkant. Hij leek zich daarbij veel te weinig bewust te zijn van het werkelijke gevaar dat de tijger vormde. De tijger viel Di Rupo bijna onmiddellijk in de flank aan en smeet het PS-boegbeeld meedogenloos tegen de grond. Di Rupo vocht voor wat hij waard was, maar het was duidelijk dat hij aldoende zware verwondingen opliep. Toen de tijger zich van hem afkeerde, bleef Di Rupo roerloos liggen. Hij zag er verschrikkelijk uit, bloedend en met gescheurd wit hemd. Maar hij was niet dood.
In paniek besefte ik dat ik een ambulance moest bellen, en wel onmiddellijk, hier stond een mensenleven op het spel. Ik belde 112 en kwam daar tot mijn verbijstering in een wachtrij terecht. "Even geduld, al onze medewerkers zijn momenteel in gesprek, wij helpen u zo dadelijk verder." Dat ging zeker twee zenuwslopende minuten zo door.
Plots doken er twee mannen naast ons op en zij zeiden dat er een vliegtuig op komst was om Di Rupo te repatriëren. Hij zou naar New York worden overgevlogen alweer men hem zou opereren. Dat maakte indruk op mij en ik weet nog dat ik bij mezelf dacht dat die Di Rupo toch wel zijn weg kende in de wereld. Geopereerd worden in New York, daarvoor zou ik wel nooit belangrijk genoeg zijn.

zaterdag 5 augustus 2017

Streng voor nieuwe muziek

Ik word steeds strenger in mijn beoordeling van nieuwe muziek. Vlaamse bands krijgen van de Vlaamse pers bijna standaard drie sterren op vier voor elke nieuwe plaat en ik begrijp dat vaak niet goed. Als je naar zo'n plaat luistert, zal immers opvallen hoe middelmatig die eigenlijk is, hoe je die nummers niet kan onthouden en hoe je na een maand moet vaststellen dat het alweer twee weken geleden is dat je die plaat nog beluisterd hebt en dat je er sindsdien niet eens meer aan gedacht hebt, dat er intussen alweer een andere Belgische plaat drie op vier sterren heeft gekregen.
Ik interpreteer die drie op vier sterren dan ook eerder als een provincialistisch duwtje-in-de-rug dan als een echte beoordeling, want zo kan je bezig blijven. Een Balthazargroepslid kan uitbrengen wat hij wil, voor minder dan driesterrenrecensies hoeft hij niet te vrezen (getuige Warhaus dat bejubeld werd, iets wat ik wederom totaal niet begreep).
Ik luisterde ook naar de nieuwe plaat van het Belgische DVKES - meestal staat ook nog de provinciestad vermeld waar de groepsleden vandaan komen - dat ik enkel maar van naam kende en al vanaf het eerste nummer vroeg ik me af waarom die mensen het überhaupt nodig hadden gevonden om hun nummers op plaat te zetten en hoe het mogelijk was geweest om een platenmaatschappij te vinden die dat wilde uitbrengen. In datzelfde genre (Arctic Monkeys-gitaarmuziek) zijn er namelijk oneindig veel betere nummers geschreven, door oneindig veel andere groepen. Ik ging dus eens kijken wat daar op internet over te lezen viel. Enthousiaste kritieken van mensen die al jarenlang wekelijks cd's recenseren, mensen die toch geen stront in hun oren hebben, zou je dan denken, mensen wier oordeel iets waard is. Niet (meer) dus. Ze zouden het blijkbaar nooit (meer) over hun lippen kunnen krijgen dat Belgische groep x of y een erg middelmatig, overbodig, album gemaakt heeft, dat hetzelfde album al door een Britse of Amerikaanse groep gemaakt is, maar dan wel tien keer beter.
En zo zijn er nog een hoop voorbeelden. Ik luisterde naar Brihang, een rapper/poëet uit Knokke. Hij heeft een plaat uitgebracht en laat daarop wel een 'eigen geluid' horen. Maar is die plaat zo sterk, ga je ervoor zitten en grijp je er later nog naar terug? Als je de recensenten moet geloven wel, als ik mezelf moet geloven niet. Hij krijgt hele positieve recensies en ik begrijp dat recensenten dol zijn op zijn 'eigen sound', maar de plaat zelf is niet wat je noemt all killer no filler. Twee op vier. Maar hij krijgt drieënhalf op vier. Kan enkel maar als duwtje in de rug bedoeld zijn.
Het is zoals in de sportjournalistiek: journalisten zijn vaak grote fanboys. Ze zijn welwillend om alles de max te vinden. Op 'muziekblogs' is het uiteraard eveneens van dattum. School Is Cool was Belgische Arcade Fire, maar men zou dan spreken van 'invloeden' en er toch weer drieënhalf sterren op vier tegenaan knallen. Maar die groep is misschien niet het beste voorbeeld. STUFF. wordt de hemel in geprezen, Oscar & The Wolf is internationale klasse, euh, de vreselijk matige debuutplaat van Noëmie Wolfs, hopla, drie sterren op vier. Welja, zo blijf je bezig. Voor een nieuwe plaat van dEUS leggen we het land stil. Dat die groep haar zin voor avontuur al lang kwijt is en tegenwoordig vreselijk gepolijst klinkt heb ik nergens gelezen. Maar het zijn vooral de beginnende groepen die steeds op een piëdestal worden gezet. Compact Disk Dummies (oor in oor uit). Warhola (niks speciaals - springt gewoon mee op de internationale trein van de 'blanke r'n'b' - urgh). Het verhaal Selah Sue (tja). The Black Box Revelation, The Bony King of Nowhere, misschien niet slecht gedaan allemaal, maar liever één écht straffe plaat om de vijf jaar dan drie redelijke platen, denk ik dan. Beter één keer 9 op 10 dan drie keer 7 op 10. Maar ik begrijp ook wel dat onze overvolle festivalagenda erom smeekt dat je bijna jaarlijks nieuwe muziek uitbrengt. Muzikanten halen hun geld uit optredens, niet uit cd-verkoop.
Ik kan bezig blijven. Heel veel Belgische platen zijn matig en hebben enkel maar bestaansrecht door onze provincialistische mentaliteit en bij gratie van fanboys die eender wat een 7 op 10 zouden geven.
Ik ben niet onschuldig: ik heb tien jaar geleden zelf nog cd's gerecenseerd en ik weet waarover ik spreek. Die welwillendheid was er van mijn kant ook. Ik was positief over cd's die ik inmiddels allemaal naar het Spit heb gebracht wegens totaal middelmatig en bijgevolg niet toevallig totaal in de vergetelheid terechtgekomen zijnd.
Ik beluister nu heel wat cd's pas een half jaar nadat ze zijn uitgekomen. Zo kan ik eerst de recensies lezen en wanneer niemand nog over de betreffende plaat spreekt zelf een oordeel vellen. Op de meeste van die cd's staan twee, maximum drie, echt goeie nummers en die voeg ik dan toe aan mijn Spotify-afspeellijst. Van één heel goed nummer kan ik ook gelukkig worden.

dinsdag 1 augustus 2017

Aandacht trekken

Het lijkt wel of we ons bij bijna alles wat we ondernemen automatisch de vraag stellen hoe we er op sociale media over kunnen communiceren. Alsof dát van groot belang is. De eigenlijke activiteit wordt bijna ondergeschikt aan de drang om erover te communiceren. Het geeft meer voldoening om te kunnen bewijzen dat je op Tomorrowland bent, dan om er te dansen op de muziek
Ik lijd ook aan dit fenomeen. Ik probeer op Facebook de aandacht te trekken en wil me laven aan blijken van appreciatie, al is het dan maar voor mijn zeer kleine publiek. Eigenlijk voel ik me eenzamer dan ik wil toegeven, is daaruit mijn eerste conclusie.
Ik typ momenteel een dagboek van mijn moeder uit 1988 over, waarin ze beschrijft hoe ze de weken beleefde die ze met mij in het ziekenhuis doorbracht toen ik als anderhalfjarige verschillende operaties onderging omdat ik een hersentumor had.
Ik typ dus dat dagboek over dat mij een inzicht geeft in hoe mijn moeder die periode beleefde. Bij momenten is dat ontroerend: de opluchting als blijkt dat ik niet verlamd ben, de vreugde wanneer ik van het infuus word verlost en weer vast voedsel kan eten. Mijn moeder hield van mij, gaf om mij, en dat 'pakt' mij nu ik dat zo zwart op wit lees.
Maar terwijl ik dat dagboek overtyp, vraag ik me al af hoe ik bepaalde fragmenten eruit zou kunnen 'delen'. Want om een of andere reden vind ik dat mijn Facebookvrienden deelgenoot mogen worden van dingen die mijn moeder schreef in een tijd waarin er van al dat pathetische gedeel nog helemaal geen sprake was. Mijn moeder schreef dat niet voor een publiek, maar enkel voor zichzelf. In 1988 deden mensen zo'n dingen nog, toen was dat nog normaal. Nu zou men misschien zeggen dat je informatie 'achterhoudt'. Zo ver zijn we. Een moeder wier baby nu twee maanden in het ziekenhuis ligt, begint waarschijnlijk een blog.
Maar ik voel dus zelf ook die drang om persoonlijke informatie te delen. Waarom toch? Denk ik daarmee de aandacht te kunnen trekken en waarom heb ik die aandacht nodig? Volstaat het dan niet dat ik zelf dat dagboek lees? Vind ik dat mijn 37 Facebookvrienden per se moeten weten dat ik een hersentumor heb gehad? Wil ik door die informatie te delen de boodschap uitsturen dat er 'redenen' zijn waarom ik ben wie ik ben? Is het delen van dergelijke persoonlijke informatie - via mijn moeder dan nog - een manier om me als een 'slachtoffer van het leven' te presenteren? Wil ik applaus omdat ik ondanks de hersenschade toch een vrij normaal leven leid? Of is het dat alles bij elkaar? Of is het nog iets anders? Bekritiseer ik aandachtshoeren terwijl ik er zelf een ben?
Veel vragen met onduidelijke antwoorden. Ik ben bijna 'blij' - zo erg is het - dat ik toch nog over de kritische reflex beschik om die vragen te stellen. Ik zet dus geen enkele zin uit dat dagboek op Facebook (andere sociale media gebruik ik niet, en dat heeft ook een reden).
En ik ga de vraag beantwoorden waarom ik overwoog om passages uit dat dagboek online te zetten. Naar aandacht en appreciatie verlangen is oké, maar het moet geen verslaving worden. Toch niet voor mij.