Iemand bij wie ik vroeger eens per week op bezoek ging, peperde mij in dat ik talen moest leren. Talen, talen, talen. Hij had het altijd over talen. “Leer talen!” drong hij aan, zonder voldoende te kunnen staven waaróm ik zo nodig die talen moest leren. Want zeg nu zelf: behalve Engels en Frans hoeft een Nederlandstalige Belg toch geen talen te kennen? Ik spreek nooit Duits en mocht ik een Duitser ontmoeten, wat nog nooit is gebeurd, dan zou ik Engels met hem praten. Hetzelfde geldt voor Spaans, Italiaans en andere talen. Akkoord, je kan er je voordeel mee doen wanneer je een taal kent die weinig anderen kennen, maar.. Ach, het is niet eens een uitweiding waard.
Diezelfde man van de talen - ik zal hem Luckas noemen - stopte mij toen ik een jaar of 14 was een Franstalig boek toe, ‘L’amant’. Hij spoorde mij aan om daarin te lezen. Hij gaf mij een woordenboek en liet mij alleen. Ik herinner me dat er héél veel woorden in dat boek stonden die ik niet begreep. Ik had er echter een tegendraads plezier in gevonden om ál die woorden die ik niet kende op te zoeken waardoor het lezen helemaal niet vorderde. Toen Luckas kwam kijken hoe het met mijn lectuur was gesteld, zag hij dat ik een hele woordenlijst had aangelegd, maar dat ik in het boek zelf nog geen drie pagina’s ver was gekomen. Daarop besloot Luckas dat ik niet verder hoefde te lezen in ‘L’amant’. Mijn Frans was nog niet goed genoeg om het boek te kunnen begrijpen.
Nu ik ‘Infinite Jest’ van David Foster Wallace lees (in het Engels, bij gebrek aan een vertaling in het Nederlands) moet ik ook op de tippen van mijn taaltenen lopen. Er passeren paragrafen die ik maar half begrijp. Maar ook al doet die David Foster Wallace graag moeilijk - hij staat bekend om zijn ellenlange voet- en eindnoten - de grote lijnen van het verhaal kan ik tot nu toe goed volgen. Luckas, die ik nog slechts enkele per jaar zie, zou tevreden zijn als hij wist dat ik in het Engels lees, al moet ik zeggen dat hij in de loop der jaren veel minder op die taalnagel is gaan kloppen. Alsof hij zélf heeft ingezien dat talen ook maar talen zijn. Luckas kijkt tegenwoordig liever naar herhalingen van ‘Witse’ dan dat hij met zijn neus in de woordenboeken zit, heb ik me laten vertellen. Het weze hem op zijn oude dag van harte gegund.
Diezelfde man van de talen - ik zal hem Luckas noemen - stopte mij toen ik een jaar of 14 was een Franstalig boek toe, ‘L’amant’. Hij spoorde mij aan om daarin te lezen. Hij gaf mij een woordenboek en liet mij alleen. Ik herinner me dat er héél veel woorden in dat boek stonden die ik niet begreep. Ik had er echter een tegendraads plezier in gevonden om ál die woorden die ik niet kende op te zoeken waardoor het lezen helemaal niet vorderde. Toen Luckas kwam kijken hoe het met mijn lectuur was gesteld, zag hij dat ik een hele woordenlijst had aangelegd, maar dat ik in het boek zelf nog geen drie pagina’s ver was gekomen. Daarop besloot Luckas dat ik niet verder hoefde te lezen in ‘L’amant’. Mijn Frans was nog niet goed genoeg om het boek te kunnen begrijpen.
Nu ik ‘Infinite Jest’ van David Foster Wallace lees (in het Engels, bij gebrek aan een vertaling in het Nederlands) moet ik ook op de tippen van mijn taaltenen lopen. Er passeren paragrafen die ik maar half begrijp. Maar ook al doet die David Foster Wallace graag moeilijk - hij staat bekend om zijn ellenlange voet- en eindnoten - de grote lijnen van het verhaal kan ik tot nu toe goed volgen. Luckas, die ik nog slechts enkele per jaar zie, zou tevreden zijn als hij wist dat ik in het Engels lees, al moet ik zeggen dat hij in de loop der jaren veel minder op die taalnagel is gaan kloppen. Alsof hij zélf heeft ingezien dat talen ook maar talen zijn. Luckas kijkt tegenwoordig liever naar herhalingen van ‘Witse’ dan dat hij met zijn neus in de woordenboeken zit, heb ik me laten vertellen. Het weze hem op zijn oude dag van harte gegund.
Ik heb dromen gehad.
Roger Federer wint in de finale van een niet ander genoemd tornooi met 7-5 6-3 van Rafael Nadal. Een zoveelste overwinning van Federer op Nadal dit jaar. Kan Nadal op hardcourts nog wel van Federer winnen?
Ik zit op een bus met klasgenoten(?) en voer het hoge woord. Ik zit vooraan op de beste plaats en roep naar achter dat ik toch een beetje de Roger Federer van dit gezelschap ben. Ik kan zitten waar ik wil, ik kan mij alles permitteren.
Ik vraag aan mijn vriend P. of zijn vriend V. nog steeds getrouwd is met - ik kan niet op haar naam komen. P. antwoordt dat V. inderdaad nog steeds getrouwd is met K.. “V. is dol op dikke borsten en K. heeft die. Voor de rest stelt hun relatie niet zoveel meer voor.”
Roger Federer wint in de finale van een niet ander genoemd tornooi met 7-5 6-3 van Rafael Nadal. Een zoveelste overwinning van Federer op Nadal dit jaar. Kan Nadal op hardcourts nog wel van Federer winnen?
Ik zit op een bus met klasgenoten(?) en voer het hoge woord. Ik zit vooraan op de beste plaats en roep naar achter dat ik toch een beetje de Roger Federer van dit gezelschap ben. Ik kan zitten waar ik wil, ik kan mij alles permitteren.
Ik vraag aan mijn vriend P. of zijn vriend V. nog steeds getrouwd is met - ik kan niet op haar naam komen. P. antwoordt dat V. inderdaad nog steeds getrouwd is met K.. “V. is dol op dikke borsten en K. heeft die. Voor de rest stelt hun relatie niet zoveel meer voor.”
Ze kijken natuurlijk raar op wanneer een volwassen man het springkasteel betreedt. De kinderen, maar zeker ook de ouders. Dat de kinderen raar opkijken (en plots héél stil worden) is niet zo gek, dat de ouders raar opkijken vind ik veel gekker. Waarom zou ik als volwassene niet op een springkasteel mogen kruipen? Ik zou toch óók eens goesting kunnen hebben om een salto te maken? Het is erg dat mensen het kind in zichzelf begraven van zodra ze zelf kinderen hebben. Nog erger is de vaststelling dat jonge ouders voor vanalles en nog wat bang zijn. Elke situatie is potentieel gevaarlijk en elke vreemde man heeft het slecht voor met kleine kinderen. Ouders die hun kinderen tien seconden uit het oog verliezen, zouden voor het gerecht moeten komen wegens nalatigheid, onoplettendheid, verzuim. Volgens mij is een significant percentage jonge ouders het min of meer met deze boude stelling eens.
“Als ge maar niet op mijn kinderen springt”, zei de mama toen ik vroeg - ja, ik vroeg zelfs toestemming, op zich al belachelijk - of ik even op het springkasteel mocht kruipen. Ze zei het niet belerend of met verontwaardiging in haar stem, maar toch. Alsof ik niet het verantwoordelijkheidsgevoel zou hebben om met die kinderen rekening te houden. Ik had gewoon zin in een salto, ik wilde door de lucht zweven, iets waartoe ik niet elke dag de gelegenheid heb. Ik was curieus zoals kleine kinderen (én volwassenen) voortdurend curieus zijn naar alles wat een beetje van het normale afwijkt.
Een verrekijker, om wat je met het blote oog nauwelijks kan zien plots heel scherp te zien. Wauw, cool, opwindend, ongewoon! Een hangmat. Geen bed, maar een mat, niet met poten op de grond, maar tussen twee bomen in, liggen maar ook hangen, weinig comfortabel, maar niettemin kei leuk! Een trampoline. De illusie van vliegen, de wind die door je haren waait. Wauw! Ik voel me vrij. Dit wijkt af van het normale. Ik maak plezier. Maar dan word ik papa en loop ik niet meer balancerend op de stoeprand. De fun is voorbij, wat eens fun was is nu een potentieel gevaar. Nu toon ik hoe het wél moet en loop ik keurig op het voetpad. En wanneer mijn kind mijn keurige voorbeeld niet volgt, berisp ik het. “Kom daar af!” “En nu is het genoeg, hé!” “Wat zeg je dan tegen de mevrouw? Dánku, mevrouw.” Nu ik papa ben en het goede voorbeeld moet stellen, begin ik plots ook met je en jij te praten. Ik maak mezelf geweldig belachelijk.
Ik, kinderloze Alexander, ben van mening dat een volwassen man zich ‘onvolwassen’ mag gedragen in het bijzijn van vreemde kinderen. Een kind mag weten dat een volwassene soms dezelfde goestingen heeft als een kind. Door de lucht springen, op een reling balanceren en noem maar op. Als een kind gewend raakt aan slechts één type gedrag van volwassenen (verantwoordelijk, nadrukkelijk niet-kinderachtig) krijgt het een verkeerd beeld van wat een volwassen persoon kan en mag zijn. “Je moet de meneer niet nadoen hé”, dringt de jonge moeder er bij haar kinderen op aan. Nee, natuurlijk moeten ze mij niet nadoen, maar ze kunnen de meneer maar gezien hebben. Ze kunnen maar weten dat de gekke meneer bestáát.
“Als ge maar niet op mijn kinderen springt”, zei de mama toen ik vroeg - ja, ik vroeg zelfs toestemming, op zich al belachelijk - of ik even op het springkasteel mocht kruipen. Ze zei het niet belerend of met verontwaardiging in haar stem, maar toch. Alsof ik niet het verantwoordelijkheidsgevoel zou hebben om met die kinderen rekening te houden. Ik had gewoon zin in een salto, ik wilde door de lucht zweven, iets waartoe ik niet elke dag de gelegenheid heb. Ik was curieus zoals kleine kinderen (én volwassenen) voortdurend curieus zijn naar alles wat een beetje van het normale afwijkt.
Een verrekijker, om wat je met het blote oog nauwelijks kan zien plots heel scherp te zien. Wauw, cool, opwindend, ongewoon! Een hangmat. Geen bed, maar een mat, niet met poten op de grond, maar tussen twee bomen in, liggen maar ook hangen, weinig comfortabel, maar niettemin kei leuk! Een trampoline. De illusie van vliegen, de wind die door je haren waait. Wauw! Ik voel me vrij. Dit wijkt af van het normale. Ik maak plezier. Maar dan word ik papa en loop ik niet meer balancerend op de stoeprand. De fun is voorbij, wat eens fun was is nu een potentieel gevaar. Nu toon ik hoe het wél moet en loop ik keurig op het voetpad. En wanneer mijn kind mijn keurige voorbeeld niet volgt, berisp ik het. “Kom daar af!” “En nu is het genoeg, hé!” “Wat zeg je dan tegen de mevrouw? Dánku, mevrouw.” Nu ik papa ben en het goede voorbeeld moet stellen, begin ik plots ook met je en jij te praten. Ik maak mezelf geweldig belachelijk.
Ik, kinderloze Alexander, ben van mening dat een volwassen man zich ‘onvolwassen’ mag gedragen in het bijzijn van vreemde kinderen. Een kind mag weten dat een volwassene soms dezelfde goestingen heeft als een kind. Door de lucht springen, op een reling balanceren en noem maar op. Als een kind gewend raakt aan slechts één type gedrag van volwassenen (verantwoordelijk, nadrukkelijk niet-kinderachtig) krijgt het een verkeerd beeld van wat een volwassen persoon kan en mag zijn. “Je moet de meneer niet nadoen hé”, dringt de jonge moeder er bij haar kinderen op aan. Nee, natuurlijk moeten ze mij niet nadoen, maar ze kunnen de meneer maar gezien hebben. Ze kunnen maar weten dat de gekke meneer bestáát.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten