dinsdag 25 december 2018

Opvoeder

 Ik heb mij vorige week serieus opgewonden tijdens een gesprek met iemand die ik heel goed ken. Deze twintiger met veel meer intellectuele bagage dan zijn gemiddelde leeftijdsgenoot volgt momenteel een opleiding tot opvoeder en in dat kader moet hij stage lopen bij een kinder- en jongerenwerking. Toen hij begin oktober aan die stage begon, was hij enthousiast. Hij vond het fijn om de leefwereld van de kinderen te leren kennen en beschouwde zijn engagement zelfs als een constructieve bijdrage aan de opbouw van de samenleving. Hij was er sterk van overtuigd, zei hij, dat een maatschappij alle nodige middelen moet inzetten om kinderen de kansen te geven die ze nodig hebben om zich te kunnen ontplooien, zodat ze later op hun beurt een constructieve bijdrage aan de maatschappij kunnen leveren.

Helaas, twee maanden later heeft het idealisme van deze twintiger plaatsgemaakt voor een soort doffe ontgoocheling en hij denkt er nu over na om met zijn stage te kappen. Anders dan hij had verwacht, worden de kinderen in deze jongerenwerking door hun begeleiders nauwelijks gestimuleerd om iets productiefs te ondernemen. Men knijpt een oogje toe voor baldadig gedrag en slaat een twaalfjarige zomaar een badmintonracket stuk, welja, ach, dan koopt men toch wel een nieuwe.
De anarchie heerst, zegt de twintiger. Jongeren komen overal mee weg en dat hebben ze zelf maar al te goed in de gaten. Ngenjarigen kopiëren dan ook zorgeloos het gedrag van wat oudere jongeren en zien er op hun beurt geen graten in om het kot op stelten te zetten wanneer zij dat willen. Intussen laten begeleiders betijen, of toch zo goed als.
Wat is hier aan de hand? Er stellen zich verschillende problemen.
- De jongerenwerking is onderbemand, er zijn chronisch onvoldoende begeleiders aanwezig om alles te kunnen overzien. De begeleiders zijn de eersten om dit te beamen, maar ja, “zo is het nu eenmaal, de middelen zijn er niet om meer opvoeders aan te werven”. Dat is natuurlijk niet de schuld van de kinderbegeleiders zelf, nee, dat is een probleem dat door bevoegde instanties moet worden aangepakt.
- De overheid maakt veel te weinig geld vrij om in degelijke kinderwerkingen te voorzien. Dit verzuim kan nare gevolgen hebben omdat slecht begeleide kinderen zich niet naar behoren kunnen ontwikkelen. Vaak zijn het kinderen uit een kansarm milieu die naar een kinderwerking komen. Deze kinderen, een hoog percentage van hen heeft een migratieachtergrond, krijgen meestal al niet erg veel ‘mee’ van thuis en de meesten onder hen hebben een taalachterstand, wat hun kansen voor de toekomst nog verkleint.
- De opleiding tot opvoeder is niet bijzonder ambitieus. De twintiger spreekt van klasgenoten die er de kantjes van aflopen en tijdens de les computerspelletjes spelen. Als intellectueel, als iemand met een uitgebreide feitenkennis, word je binnen deze omgeving beschouwd als een buitenbeentje, een curiosum. Dit is bij uitstek problematisch omdat het precies hoogopgeleiden zijn die het verschil kunnen maken in een kinderwerking. Het zijn universitairen die jongeren kunnen stimuleren en hen ideeën kunnen aanreiken die ze anders misschien nooit te horen zouden krijgen. Ik heb de twintiger uitdrukkelijk gezegd dat het enorm belangrijk is dat hij als opvoeder aan de slag gaat of het toch op z’n minst probeert. Elke kansarme jongere die hij kan prikkelen met nieuwe ideeën kan winst opleveren voor de maatschappij. Het is hij die van een kansarme jongere een kansrijke jongere kan maken. Maar dan moet onze twintiger natuurlijk wel het gevoel krijgen dat hij voor zijn inbreng wordt geapprecieerd.
- Jongerenwerkingen kennen een gigantisch verloop van stagiairs wat ervoor zorgt dat kinderen geen band kunnen opbouwen met begeleiders. Dit is een heel groot probleem, een probleem dat zich ook stelt in het onderwijs en in de pleegzorg. Dat lijkt me verder wel duidelijk.
En over dat alles heb ik me vorige week dus boos gemaakt.
Over de geëngageerde twintiger die ontmoedigd raakt als hij vaststelt dat de overheid onvoldoende investeert in het welzijn van kinderen (zij het in kinderopvang, school of pleegzorg - allemaal hyperbelangrijk voor de ontwikkeling van een kind).
Als we dit als maatschappij niet snel serieus gaan nemen - en ik maak mij daarover geen illusies - zullen we zeer binnenkort waarschijnlijk op de blaren moeten zitten. En we zullen er niet mee wegkomen om de jongeren met de vinger te wijzen.
Wie was trouwens weer die minister die de kinderarmoede ging halveren?
Die lijkt wel van de aardbol verdwenen.
Roen Hetzwoen en Hilde Van Wijnsberghe

Geen opmerkingen: