maandag 21 april 2008

D.ekseltje

Lach me maar uit, ik zeg het toch: ik hou van het idee van de puzzel, de puzzel van twee stukken, als in "op elk potje past een dekseltje," als zou de ene mens de andere mooi kunnen aanvullen.
Natuurlijk is dat aanvullen slechts op bepaalde facetten van de persoonlijkheid van toepassing. Ik praat graag en P. luistert graag, maar als hij te traag is ergert hij me, en als ik te snel oordeel ergert hij zich.

Maar toch: de puzzel is er om hem te gebruiken. D., bijvoorbeeld, leert me niet iedereen in hokjes te willen stoppen, al heeft hij dat zelf allicht niet door. D. zit - uit de losse pols - in mijn hokjes "sympathiek", "sport", "behulpzaam", "open minded" en nog zo'n paar. Die hokjes bestaan niet echt, het klasseren gebeurt, denk ik, in mijn onderbewustzijn waar ze me helpen de dingen te structureren en de angsten te bezweren.

D. is een deksel op een van mijn belangrijkste potjes. Ter illustratie: hij zou met plezier naar dit gepalaver luisteren, mocht ik het hem uit de doeken willen doen. Maar vooral omwille van het feit dat hij mij aanhaalt, dat hij mij in het licht trekt, dat hij mij leuk vindt, zo onbevooroordeeld. Dat is ontroerend.

En nochtans dacht ik aanvankelijk dat hij "ne margi", "e sjotterke", "ne gelkop", en "ene uit de marginalen driehoek" was. Ik was bang van hem en dacht dat hij mij "ne rare", "ne freak" en "ne ket waarmee ik niks te maken wil hebben" vond. En dat was ook een beetje zo, gaf hij me al eens toe.

Hoe het dan precies gebeurde dat hij als deksel op mijn potje belandde, kan ik me niet precies herinneren. Dat we geregeld met elkaar op de trein zaten en zitten zal daar wel iets mee te maken hebben gehad. Dat ik hem lichtjes bleek te fascineren omdat ik voor hem het "het onbekende" scheen te zijn, en dat ik hem wilde koesteren omdat hij voor mij "het zuivere, het onbevlekte" is en was, dát maakte dat D. en ik het steeds meer voor elkaar gingen hebben. Dat maakte dat hij bij mij thuis kwam, dat ik bij hem thuis kwam, dat ik hem een appel gaf, dat hij chocolademelk voor mij maakte, dat hij zijn litteken toonde en dat ik praatte over mijn eigenaardigheden.

Dat maakte dat ik bevriend raakte met iemand waarvan ik nooit of te nooit had gedacht dat ik nog ooit met zo iemand bevriend zou raken.
En damn dit begint pathetisch te worden, maar D. zou dit in alle eerlijkheid 'mooi' noemen. Misschien moet ik het hem laten lezen.

Geen opmerkingen: