In alle bescheidenheid - dat maakt er deel van uit: ik ben een gentleman. Deuren openhouden, rechtstaan in de tram, mijn plaats aanbieden en "je vous en prie" zeggen, u moet het mij niet leren. Ik doe dat ook gráág, dat beleefd zijn, dat helpen, het andere mensen wat makkelijker maken, maar ik ben óók maar een mens - had ik u dat al verteld? - en soms verlies ik mijn geduld.
Om de stomste redenen dan wel. Maar waarom doet net die ene druppel soms een emmer overlopen? Ik heb de hele dag - en in dit soort context moet je dus echt zo'n diep snijdend accent aiguutje op de e zetten - op het gezicht en later de smoel van dat ene meisje moeten staren dat me al dagen de keel uithangt door die zonder enige gène gespeelde hulpeloosheid van haar. De héle dag op die van niks bewustzijnde, zelfs bijna zelfgenoegzame smoel dus, tot ik helemaal niét meer keek, omdat ik het letterlijk en figuurlijk niet langer kon aanzien.
Ik leg uit: ze is zo'n meisje dat doet alsof ze aandachtig naar een uitleg luistert, maar zich op het moment zelf al bedenkt dat ze het toch niet per sé hoeft te begrijpen omdat ze achteraf wel gewoon aan iemand anders zal vragen wat er precies werd uitgelegd. Het is het type dat de voldoening van zelfverworven kennis niet kent. Het type dat er niet eens bij stilstaat dat ze een ander wel eens zou kunnen storen met haar afhankelijkheid. En om met dát soort mensen een groepswerk te moeten maken, ik hoef het u kennelijk niet uit te leggen.
Compleet pissed off was ik op het eind van de namiddag. De remmen moesten dringend geolied worden of ik zou in een gracht gefietst zijn van colère. En wat misschien nog het frustrerendst was: zelf had ze het amper door. Iedereen kon aan mij zien wat er scheelde en waarom ik wanhopig mijn voorhoofd op B.'s schouder legde of waarom ik C. ironisch lachend een hand gaf als in "hey, wie ben jij? Leuk je te ontmoeten." Ik moest stoom aflaten, ik moést. En dat de anderen die noodzaak klaarblijkelijk minder of helemaal niet voelden was leuk voor hen, maar het maakte me er alleen maar nijdiger op. Mijn druppel, weet u wel.
En ben ik nijdig dan zindert dat even na. Wel blíj dat ik was toen ik wegkon, u wil het niet weten. Met C. op de trein, 'ouwehoeren', lachen om stomme en schattige dingetjes, stoom aflaten, afstappen, dag zeggen en naar de winkel gaan.
In de winkel de gewenste spulletjes uit de rekken vissen, naar de kassa lopen, achter een oudere vrouw in de rij terechtkomen, het soort vrouw dat kennelijk denkt - het kan ook nog die stoom zijn - dat ze zo'n beetje tussen de twee kassa's in kan gaan staan om dan "in het gat te duiken", wanneer ze de kans krijgt - (kies gewoon een rij, mens!) - en dat dan ook zonder scrupules doet wanneer het zover is, met dat gat.
Ik heb haar teruggefloten. Ik heb iets gezegd als "Ho excuseer, hier is het aan mij nu." Ze geloofde wellicht haar hoorapparaat niet, maar dat heb ik eigenlijk niet eens meer gezien. Boodschappen door de handjes van de caissière (die ik trouwens ook niet heb gezien), bankkaart in de - hoe heet zo'n ding? - en wegwezen. Ze moeten misschien gedacht hebben dat ik zo'n typische jonge generatie Y-crimineel ben die nul respect heeft voor wat dan ook en het feit dat ik een zwartleren jas en een muts droeg, zal er ook wel geen goed aan gedaan hebben, maar ik zweer u - en dat is nu, ruim een uur later nog steeds zo: - I couldn't care less really. Really.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
En weet je, ze komen er heel hun leven lang mee weg, met die gespeelde hulpeloosheid...
Ik ergerde me mee terwijl ik het las, zo herkenbaar zijn 'ze' beschreven...
Een reactie posten