Ik had verwacht dat ze met de nacht verdwenen zou zijn, de ergernis. Doch 's ochtends was ze er nog. Ze ging tekeer, ik schaamde me zelfs niet. Ik zei dingen over haar die haar het recht geven mij een maand niet meer te willen zien. Ik ben de lafaard die weet dat ze van dat recht geen gebruik zal maken en zich stevig in zijn handjes knijpt.
Ze is een vrouw die al-tijd bezig moet zijn. Ik ben een jongen die het best tot zijn recht komt als hij niets moet doen. Niets doen, het leven vermijden, niet kunnen mislukken, dat is comfort.
Ik ben dan maar gegaan, dat was wel het beleefdst. Een volwassen beslissing waar ik niet trots op hoef te zijn omdat ik mezelf ook niet té vaak moet complimenteren. Ik deed het voor mezelf in de eerste plaats. Dat zij er baat bij had was heel mooi meegenomen. Tot volgende week, riep ik uitdagend, en ik bedoelde: niet tot morgen, niet tot overmorgen, nee, tot over, op z'n minst vijf dagen, liever langer.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten