Ik kan goed schrijven. Beter dan alle anderen. Veel beter dan alle anderen.
De eerste drie zinnen van deze tekst illustreren dat al. Ik trek meteen de aandacht (ontkennen heeft geen zin). Mindere goden beseffen niet dat een tekst een goede openingszin nodig heeft. Ze beginnen hun tekst met een slappe dooddoener, het equivalent van gemompel aan het begin van een belangrijk betoog voor een volle zaal.
Ik niet. Ik mompel niet. Ik sleep u meteen mee, begeester u. Omdat ik goed kan schrijven. Ik weet hoe het moet. Ik, Kanyé Alexander.
Het is een talent, een gave, deels bepaald door mijn genen, vooral ontwikkeld door oefening. Want ook een zeer getalenteerde schrijver moet natuurlijk af en toe een tekstje schrijven om scherp te blijven (en achteloos te kunnen rijmen). Ook de Roger Federer van het schrijversgild moet nu en dan het terrein op om nog eens een ace te slaan. Een makkelijke ace zoals deze tekst. 40-0 voor Kanyé Alexander.
Ik kan goed schrijven. Als het zo is dan is het zo. Alle mensen zijn het daar met mij over eens. Niemand is het daar met mij over oneens. Als er toch iemand vindt dat ik niet goed kan schrijven, staat die persoon voor een barre en eenzame tocht door de spreekwoordelijke woestijn. Dat is niet mijn probleem. Kanyé Alexander hoeft geen allemansvriend te zijn. Ik ben in de eerste plaats met mezelf bezig.
Overal vragen mensen me wanneer ik aan mijn debuutroman begin. Uitgevers bellen met dezelfde vraag. Prometheus wil met mij in zee. Tom Lanoye noemt mij de Stem van een Generatie (iedereen na Wereldoorlog II). Maarten Inghels is pisnijdig. Joost Vandecasteele zet het op een brullen. Maar ze schieten tekort.
Ik heb geen tijd te verliezen, ik ga nog grote dingen doen. Er is nog heel veel dat ik het mensdom onbaatzuchtig wil schenken. Grensverleggend proza, meeslepende essays, vlammende opiniestukken, theatermonologen en poëzie. Want dat is nog zoiets: ik kan het allemaal, beheers elke discipline. Ik schrijf even gemakkelijk een sonnet als een ander zijn boodschappenlijstje. Mijn haiku wint de Pulitzerprijs, de avond waarop Joost en Maarten weer eens strop zitten met een slappe verhaallijn voor een zoveelste kutboek. De triestigaards.
Nee, het is zeer duidelijk: Kanyé Alexander heeft geen concurrentie. Ik ben bezig op mijn eigen planeet. Ik ben de babysit van God. God vraagt eerst aan mij of hij op Aarde een gebed mag verhoren. En ik zeg altijd nee.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten